Lectio altera
Ex Sermóne sancti Leónis Magni papæ De beatitudínibus
(Sermo 95, 4-6: PL 54, 462-464)
Uit de Preek over de Zaligsprekingen, van de H. Leo de
Grote, paus
(Sermo 95, 4-6: PL 54, 462-464)
De gelukzaligheid van Christus’ rijk
Na de
lofprijzing op de gelukzalige armoede ging Christus voort: Zalig, die treuren,
want zij zullen getroost worden Deze droefheid, zeer geliefden, waaraan de
eeuwige troost wordt verbonden, heeft niets te maken met de gewone wereldse
droefheid. De tranen, welke de mensen alom vergieten om over hun eigen
ellendige toestand te jammeren, maken niemand zalig. Het zuchten der heiligen
heeft een heel andere reden en de oorzaak van hun tranen ligt ergens anders. De
geestelijke droefheid weent over de eigen zonden of over die van anderen. Zij
is niet bedroefd over wat de goddelijke gerechtigheid doet, maar over hetgeen
door de menselijke boosheid wordt misdreven. Daarom is hij meer te beklagen,
die het kwaad bedrijft dan die het ondergaat, want de boosdoener wordt wegens
zijn slechtheid tot straf veroordeeld, maar de rechtvaardige wordt door zijn
geduld tot de glorie geleid.
Vervolgens zegt
de Heer: Zalig de zachtmoedige, want zij zullen het land bezitten Aan de
vreedzamen en zachtmoedigen, aan de nederigen en bescheidenen, aan degenen die
bereid zijn allerlei soort van onrecht te verdragen, wordt het bezit van de
aarde beloofd. Die erfenis moet men niet als gering en nietswaardig beschouwen
alsof ze verschilde van onze hemelse woning; want zij, die het rijk der hemelen
binnengaan, zijn geen anderen. Het land dus, dat aan de vreedzamen is beloofd
en aan de zachtmoedigen in bezit wordt gegeven, is het lichaam van de heiligen,
dat om de verdienste van de nederigheid in een heerlijke verrijzenis zal worden
omgevormd en met glorie van de onsterfelijkheid zal worden bekleed. In niets
meer zal het met de geest in strijd zijn, maar het zal leven in volmaakte
eenheid met de verlangens van de ziel. Dan toch zal de uitwendige mens het
rustige en on gestoorde bezit zijn van de inwendige mens.
Want de
zachtmoedigen zullen het land in een eeuwige vrede bezitten en nooit zal hun
recht hierop verminderen, wanneer dit vergankelijke met onvergankelijkheid
wordt bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid Wat eens een bron van
gevaren was, dat is dan een deel van het loon, en wat een last betekende, dat
is dan iets eervols.