woensdag 22 mei 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada V Temporis Paschalis feria V Eucharistia, Pascha Domini De Eucharistie, het Pascha van de Heer


Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Tractátibus sancti Gaudéntii Brixiénsis epíscopi
(Tract. 2: CSEL 68, 26. 29-30)

Tweede lezing

Uit de Tractaten van de H. Gaudentius van Brescia, bisschop
(Tract. 2: CSEL 68, 26. 29-30)
  
De Eucharistie, het Pascha van de Heer

Eén is er voor allen gestorven. Diezelfde geofferde schenkt verkwikking in alle kerken in het mysterie van brood en wijn. Als Hij in geloof wordt aanvaard, schenkt Hij leven, als Hij wordt geconsacreerd, heiligt Hij degenen die consacreren.
Dit is het Vlees van het Lam, dit zijn Bloed. Want het Brood dat uit de hemel is neergedaald, zegt: Het Brood, dat ik zal geven, is mijn Vlees voor het leven van de wereld. Terecht ook geeft Hij zijn Bloed onder de gedaante van wijn, want omdat Hij in het Evangelie zegt: Ik ben de ware wijnstok, verklaart Hij voldoende duidelijk, dat al de wijn, die in het beeld van zijn lijden werd geofferd, zijn Bloed is. Vandaar dat de allerzaligste patriarch Jacob over Christus profeteerde, toen hij zei: Dan wast hij zijn kleren in wijn, en in het bloed van druiven zijn gewaad. Immers, Hij zou het kleed van ons lichaam, zijn gewaad, in zijn eigen Bloed afwassen.

Hij is dan de Schepper en de Heer van de natuur. Hij doet uit de aarde het brood voortkomen, en uit dit brood weer (omdat Hij het zowel kan als beloofd heeft) vormt Hij zijn eigen Lichaam. En Die van water wijn maakte, maakt ook van wijn zijn Bloed.
Het is het Pascha van de Heer, zegt de Schrift: dat is de Voorbijgang van de Heer. Men mag niet voor aards houden, wat tot iets hemels werd bewerkt door Hem, die daarin overging, en het maakte tot zijn eigen Lichaam en Bloed.

Wat gij ontvangt, is het Lichaam van dat hemels brood, en het bloed van die heilige wijnstok. Want toen Hij het geconsacreerde brood-en-wijn aan zijn leerlingen reikte, sprak Hij aldus: Dit is mijn Lichaam; dit is mijn Bloed. Laten we Hem geloven, bid ik u, in Wie wij hebben geloofd; de waarheid kent geen leugen.

Toen Hij dan zo tot het verbaasde en morrende volk sprak over het eten van zijn Lichaam en het drinken van zijn Bloed, zei men: Hard is dit woord en wie kan dit aanhoren? En om met een hemels vuur verkeerde meningen uit te bannen, die, zoals ik zei, vermeden moeten worden, voegde Hij er aan toe: Het is de geest, die levens maakt; het vlees is van geen nut. De woorden, die Ik tot u hebt gesproken, zijn geest en leven.