Ad Officium
lectionis
Lectio altera
(Cap. 15, 7: PG 74, 854-855)
Tweede lezing
Uit de Commentaren op de
Brief aan de Romeinen van de H. Cyrillkus van Alexandrië, bisschop
(Cap. 15, 7: PG 74, 854-855)
De hemelse barmhartigheid is ons allen geschonken; heel de
wereld is gered.
Velen tezamen vormen wij één
lichaam en zijn wij leden van elkaar, zoals er geschreven staat, terwijl
Christus ons in eenheid samenbindt door de banden van de liefde. Want Hij heeft van twee werelden één gemaakt
en de scheidsmuur neergehaald, terwijl Hij de Wet met zijn stipte voorschriften
afschaft.
Daarom moeten wij allen
dezelfde gevoelens hebben ten opzichte van elkaar. En als één lid iets lijdt,
moeten alle ledematen mee lijden; als één lid verheerlijkt wordt, moeten alle
leden zich verheugen.
Aanvaardt daarom elkaar,
zegt de Apostel, zoals ook Christus u heeft
opgenomen in de glorie van God. Wij zullen elkaar aannemen, als wij een
willen zijn van gedachten, elkaars lasten dragend en de eenheid des geestes bewarend in
de band des vredes. Zo ook heeft God ons aangenomen in Christus. Want
waarachtig is Hij die zegt: Zo heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn Zoon
voor ons heeft overgeleverd. Want Hij werd gegeven als losprijs voor het leven van ons allen, en wij
waren van de dood overgebracht en verlost van dood en zonde. En het doel van
dit plan maakt Sint Paulus duidelijk als hij zegt, dat Christus dienaar is
geweest van de besnijdenis, ter wille van Gods trouw. Want omdat God aan de
voorvaderen van de Joden beloofd had hen te zullen zegenen omwille van het zaad
dat uit hen zou voortkomen, en hen zou vermeerderen als de sterren aan de hemel
– daarom verscheen Hij in het vlees en werd Mens, die zelf God en het Woord
was, al het geschapene in stand houdt en als God alles vrijhoudt van bederf.
Hij kwam in dezer wereld in het vlees,
niet opdat Hij bediend zou worden, maar veeleer zoals Hij zegt, om Zelf
te bedienen en zijn leven te geven tot verlossing voor velen.
Inderdaad verkondigde Hij,
dat Hij op duidelijke wijze gekomen was om e beloften, aan Israël gedaan tot
vervulling te brengen. Hij zei immers: Ik ben alleen maar tot de verloren schapen
van het huis van Israël gezonden. Daarom zegt Paulus niet ten onrechte, dat
hij de bedienaar van de besnijdenis is geweest, om de beloften, aan de vaderen
gedaan, te bekrachtigen en om die reden was zij door God de Vader overgeleverd.
De heidenen zouden barmhartigheid verwerven, waardoor ook dezen Hem zouden
verheerlijken als de Schepper en bouwmeester, als Behouder en Verlosser van
alles. Aldus heeft de hemelse barmhartigheid zich over allen uitgestrekt,
werden de heidenen aangenomen en is het mysterie van zijn wijsheid in Christus
niet afgeweken van zijn bedoelde erbarming. Want door Gods barmhartigheid is,
in plaats van hen, die waren afgevallen, de gehele wereld gered.