dinsdag 29 november 2016

Liturgia Horarum - H. Bernardus Het drievoudig nut van Christus' komst

Uit een preek van de heilige Bernardus, abt van Clairvaux († 1153)
Het drievoudig nut van Christus’ komst.
Wanneer wij de komst van de Heer met alle godsvrucht vieren, doen wij eigenlijk niet meer dan onze plicht. Want niet slechts tot ons, maar ook om ons komt Hij die van ons niets nodig heeft. Ja waarlijk, hoe groot onze eigen hulpbehoevendheid is, blijkt wel uit de grootte van zijn goedertierenheid. Niet alleen blijkt uit de prijs van de geneeskundige behandeling hoe gevaarlijk de ziekte is, maar uit de veelheid van geneesmiddelen blijkt ook hoe veelomvattend de gezondheid is. Waarom is er die verscheidenheid van genadegaven waarvan de Apostel spreekt, als daar niet een verscheidenheid van behoeften aan beantwoordt? Onder alle behoeften welke wij gevoelen, zijn er enkele die wij allen gemeen hebben, en die in zekere zin ook de voornaamste zijn.
Is er namelijk wel iemand die niet van tijd tot tijd behoefte voelt aan raad, aan bijstand, aan bescherming? Inderdaad, aan deze drievoudige nood lijdt heel de mensheid. Wij allen die hier wonen in het land van de schaduw van de dood, in de zwakheid van het lichaam, in deze plaats van beproeving - wij allen zullen bij enig nadenken bevinden dat we op jammerlijke wijze lijden aan deze drievoudige nood. Want o zo gemakkelijk laten wij ons misleiden, zijn wij futloos als er moet worden aangepakt, en kunnen wij niet de nodige kracht opbrengen om weerstand te bieden. Willen wij onderscheid maken tussen goed en kwaad, dan vergissen we ons; pogen wij het goede te doen, dan schieten we te kort; trachten wij weerstand te bieden aan het kwaad, dan worden we ten val gebracht en overwonnen.
Noodzakelijk is dus de komst van de Verlosser, ja noodzakelijk is voor ons - hulpbehoevende mensen - de aanwezigheid van Christus. Moge Hij dus komen, maar zo dat Hij - in zijn grenzeloze goedheid - in ons woont door het geloof om onze blindheid te verlichten; dat Hij met ons blijft om ons onvermogen krachtdadig te hulp te komen; dat Hij voor ons op de bres gaat staan om onze zwakheid te verdedigen en te beschermen. Als Hij immers in ons is, wie zal ons dan nog kunnen misleiden? En als Hij met ons is, wat zouden wij dan niet kunnen in Hem die ons versterkt? En als Hij voor ons is, wie vermag dan nog iets tegen ons? Want Hij is een betrouwbaar raadsman bij wie vergissing of bedrog volstrekt is uitgesloten. Hij is een krachtige helper die geen vermoeienis kent. Hij is een machtige beschermer die met bekwame spoed ons helpt zelfs de duivel te vertrappen en die al zijn listen tenietdoet. Want Hij is Gods wijsheid, steeds bereid de onwetenden te onderrichten. Hij is Gods kracht die gemakkelijk de zwakken kan sterken en hen die in gevaar verkeren, kan redden.
Laten wij dus, geliefden, bij iedere beslissing tot deze grote leraar onze toevlucht nemen; laten wij bij al onze ondernemingen de hulp inroepen van deze krachtige helper; laten wij bij elke strijd ons leven toevertrouwen aan deze trouwe verdediger. Juist daartoe is Hij in de wereld gekomen om te wonen in de mensen, hen bij te staan, het voor hen op te nemen, om zo onze duisternis te verlichten, onze lasten te helpen dragen en alle gevaren van ons af te weren.

maandag 28 november 2016

Liturgia Horarum - De Tweevoudige komst van de Heer



De tweevoudige komst

Uit een preek van de zalige Aelred, abt van Rievaulx († 1167)

 Deze tijd houdt ons de tweevoudige komst van de Heer voor.
U moet weten, geliefde broeders en zusters, dat deze heilige tijd die wij de advent - de komst van de Heer - noemen, ons twee feiten voor ogen houdt. Daarom moeten wij ons ook over twee dingen verheugen, want deze tijd moet op twee manieren nuttig voor ons zijn.
Hij houdt ons immers de tweevoudige komst van de Heer voor. In de eerste plaats de lieflijke komst van Hem aan wie ‘geen mens gelijk is in edele gestalte’ (Ps. 45 (44), 3), en naar wie alle volken verlangen (vgl. Hag. 2, 7).

Want de Zoon van God is zichtbaar in het vlees verschenen, zoals lang verwacht was en door alle voorvaderen vurig gewenst. Zo toonde Hij zich toen aan deze wereld en kwam Hij om de zondaars te redden.

Vervolgens is er de tweede komst, die wij ondanks alles met gegronde hoop moeten verwachten en zelfs vaker in tranen moeten overdenken. Dan zal dezelfde Heer die eerst verborgen in het vlees is gekomen, zich in zijn heerlijkheid openbaren, zoals in de psalm over Hem gezongen wordt: ‘De Heer zal komen, onze God, en zich openbaren’ (Ps. 50 (49), 3 - Vulg.). Dit gebeurt op de oordeelsdag, wanneer Hij openlijk zal komen om te oordelen.

Zijn eerste komst werd slechts aan enkele rechtvaardigen bekendgemaakt. Bij zijn tweede komst zal Hij openlijk zowel aan de rechtvaardigen als aan de verworpenen verschijnen, zoals de profeet duidelijk te kennen geeft met de woorden: ‘Heel de mensheid zal Gods redding zien’ (Jes. 40, 5). De dag die wij binnenkort ter herinnering aan zijn geboorte gaan vieren, stelt Hem als de pasgeborene voor, dat wil zeggen: het is een nadere aanduiding van de dag en het uur waarop Hij in deze wereld is gekomen.
Het is dan ook terecht dat in de kerk tijdens de advent de woorden gelezen worden en de verlangens herdacht van hen die vóór de eerste komst van de Heer hebben geleefd. En dit verlangend uitzien vieren wij niet slechts één dag, maar een langere periode; want iets waarnaar wij hevig verlangen, lijkt ons aantrekkelijker als het enige tijd op zich laat wachten dan wanneer het verlangen eenmaal is vervuld.

Het is dus onze taak, geliefde broeders en zusters, het voorbeeld van de heilige vaders te volgen en hun verlangen te gedenken en zo onze geest in liefde voor Christus en in verlangen naar Hem te laten ontbranden. Daarom moet u weten dat de viering van deze tijd is ingesteld om onze aandacht te richten op het verlangen van onze vaders naar de eerste komst van de Heer en om ons door hun voorbeeld te leren vurig naar zijn tweede komst te verlangen.

Wij moeten overwegen hoeveel goeds de Heer ons door zijn eerste komst heeft bewezen en wij moeten bedenken dat Hij ons door zijn tweede komst nog veel meer goed zal doen. Door deze overweging moeten wij een grote liefde leren koesteren voor zijn eerste komst en hevig gaan verlangen naar die tweede komst. En als wij niet zo’n zuiver geweten hebben dat wij naar zijn komst durven verlangen, moeten wij deze tenminste vrezen en op grond van die vrees onze fouten verbeteren. Dan behoeven wij, zelfs als het ons hier misschien onmogelijk is zonder vrees te leven, tenminste geen vrees te hebben als Hij komt, maar kunnen wij
onbezorgd zijn.


zaterdag 26 november 2016

Adventswens - De God van de vrede, Hij moge u heiligen, geheel en al.


Advent:
tijd van hoopvolle verwachting van de glorierijke wederkomst van onze Heer;
tijd van voorbereiding op onze ontmoeting met onze Zaligmaker;
tijd van hoop en geestelijke vernieuwing.
Deze tijd gaan we komende zondag in.

Beschouwen we een van de meest bekende Byzantijnse mozaïeken van de eens zo schitterende Aya Sofia-basiliek van Constantinopel, de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk, het tweede Rome.
Christus, door de schilder zeer sereen uitgebeelde, zegent de gelovigen en toont hen het Evangelie waarin het woord des levens is vervat.
Bij het begin van de Advent wensen wij onze lezers en volgers een gezegende en heilige Adventstijd met de woorden van de H. Paulus in 1 Th 5,23:
Ipse Deus pacis sanctificet vos per omnia. Et integer spiritus vester et anima et corpus sine querela in adventu Domini nostri Iesu Christi servetur.
De God van de vrede, Hij moge u heiligen, geheel en al. Heel uw wezen, geest, ziel en lichaam moge ongerept bewaard zijn bij de Komst van onze Heer Jezus Christus.
Wij willen ook van harte iedereen die ons heeft ge-retweet, die ons volgt of die heeft aangegeven dat hij onze tweets waardeert op deze plaats van harte danken! 
Heel speciaal danken wij tenslotte al degenen die met ons mee-bidden voor roepingen voor ons klooster. Wij bidden op onze beurt voor al degenen -bekend en onbekend- die meeleven met ons klooster!
Zusters Priorij Thabor.

vrijdag 25 november 2016

Sint Augustinus De bouw en de inwijding van het huis van God in ons.

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)
 
De bouw en de inwijding van het huis van God in ons.
 
Wij zijn hier bijeen om de wijding te vieren van een huis van gebed. Hier is dus het huis waar wij bidden, en zelf zijn wij het huis van God. Als wijzelf het huis van God zijn, worden we in deze tijd gebouwd, om aan het einde der tijden gewijd te worden. Het gebouw, of nog beter de bouw, vergt moeite; de wijding brengt vreugde.
Wat hier gebeurde toen dit gebouw werd opgetrokken, gebeurt ook nu wanneer zij die in Christus geloven, samenkomen. Er werd hout uit de bossen gekapt en steen uit het gebergte; iets dergelijks gebeurt er ook met de gelovigen. Wanneer zij het eerste geloofsonderricht ontvangen, gedoopt worden en verdere vorming krijgen, is het alsof zij door timmerlieden en metselaars worden bewerkt, recht gemaakt en gepolijst.
Maar zij worden geen huis van de Heer als zij niet onderling worden verbonden door de liefde. Wanneer dit hout en deze stenen niet volgens een bepaald plan waren samengevoegd, wanneer zij geen harmonisch geheel vormden, wanneer ze niet door het feit van hun samenvoeging, elkaar in zekere zin liefhadden, zou niemand hier binnentreden. Maar als men ziet dat in een gebouw hout en stenen een stevig geheel vormen, treedt men er veilig binnen en is men niet bang dat het zal instorten.
Omdat nu Christus de Heer bij ons wilde binnengaan om in ons te wonen, zei Hij met het oog op het bouwen: ‘Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben’ (Joh. 13, 34). ‘Een nieuw gebod,’ zei Hij, ‘geef Ik u.’ Want gij waart verouderd en gij lag daar als een bouwval: gij waart nog geen huis voor Mij. Hebt elkaar dus lief en gij zult bevrijd worden uit uw oude, bouwvallige toestand.
Denk ook hieraan, mijn geliefden: dit huis is in aanbouw over de hele wereld, zoals voorspeld is en beloofd. Want toen na de ballingschap de tempel herbouwd werd, luidde het, zoals in een psalm staat: ‘Zingt voor de Heer een nieuw gezang, zingt voor de Heer, alle landen’ (Ps. 96 (95), 1). Wat daar ‘nieuw gezang’ heet, noemt de Heer een ‘nieuw gebod’. Maar wat houdt het nieuwe gezang anders in dan nieuwe liefde? Wie liefheeft, zingt. De stem van deze zanger is de gloed van een heilige liefde.
Wat we stoffelijk gerealiseerd zien met deze muren, moet zich geestelijk in u voltrekken. Wat we hier voltooid zien in steen en hout moet door het opbouwend werk van Gods genade in uw eigen lichaam tot stand worden gebracht. Brengen we daarom vooral dank aan de Heer onze God, van wie elke goede gave, elk volmaakt geschenk neerdaalt (vgl. Jak. 1, 17).
Laten wij zijn goedheid loven met heel de inzet van ons hart. Want om dit huis van gebed te bouwen, heeft Hij de geest van zijn gelovigen bezocht; Hij heeft hun verlangen gewekt en is hun te hulp gekomen. Zij die nog niet wilden, heeft Hij doen willen. Hij heeft de pogingen van hun goede wil ondersteund zodat zij tot daden overgingen. Zo heeft God, die in de zijnen ‘naar zijn welbehagen zowel het willen als het doen tot stand brengt’ (Fil. 2, 13), zelf met dit alles een aanvang gemaakt en ook zelf de voltooiing geschonken (vgl. Fil. 1, 6).

H. Cyprianus In de vervolgingen sluit zich de aarde, maar opent zich de hemel.

Uit een verhandeling van de heilige martelaar Cyprianus, bisschop van Carthago († 258), gericht tot Fortunatus
 
In de vervolgingen sluit zich de aarde, maar opent zich de hemel.
 
‘Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat’ (Rom. 8, 18). Wie zou dan niet op alle mogelijke manieren ernaar streven tot zo’n grote heerlijkheid door te dringen om zo een vriend van God te worden, om zich voortdurend met Christus te verheugen en om na de aardse martelingen en kwellingen de goddelijke beloning te ontvangen? Voor de soldaten van deze wereld is het roemvol om na de overwinning op de vijand in triomftocht naar het vaderland terug te keren. Nog veel verkieslijker en groter is de eer om na de overwinning op de duivel triomfantelijk naar het paradijs terug te keren, om na de nederlaag van de grote bedrieger de zegetekenen naar de plaats terug te brengen vanwaar Adam als zondaar verdreven was en om de Heer het meest aangename geschenk aan te bieden: een ongeschonden geloof, een ongebroken geestkracht, een schitterende en loffelijke daad van toewijding. Welk een vooruitzicht is het de Heer te mogen begeleiden, wanneer Hij zich opmaakt om zich op zijn vijanden te komen wreken! Welk een vooruitzicht is het aan zijn zijde te mogen staan, als Hij plaatsneemt op zijn zetel om te oordelen! Dan zal men medeërfgenaam van Christus zijn, gelijkgesteld worden met de engelen en zich met de aartsvaders, de apostelen en de profeten verheugen in het bezit van het hemelse koninkrijk. Welke vervolging kan sterker zijn dan deze overwegingen? Welke martelingen kunnen ze overtreffen?
Een moedige en onwankelbare geest die steunt op deze heilige overwegingen, blijft standvastig. Tegen alle terreurdaden van de duivel en de dreigementen van de wereld in, houdt het hart dat door een vast en onwrikbaar geloof in het komende leven gesterkt wordt, moedig stand. In de vervolgingen sluit zich de aarde, maar opent zich de hemel; de antichrist dreigt, maar Christus biedt bescherming; de dood komt aanstormen, maar de onsterfelijkheid is het gevolg. Wat is het een hoge waardigheid en veilige zekerheid, vol blijdschap hier weg te gaan, roemvol heen te gaan te midden van verdrukkingen en moeilijkheden, één ogenblik de ogen te sluiten waarmee men de mensen en de wereld zag, en ze terstond weer te openen om God en Christus te zien! Wat gaat het snel zo’n gelukkige overgang te beleven! Je wordt plotseling aan de aarde ontrukt om je plaats in te nemen in het hemelse rijk.
Dit alles moeten wij ons voor de geest halen en in gedachten houden; dag en nacht moeten wij het overwegen. Als een soldaat van God zo door vervolging getroffen wordt, zal zijn strijdvaardige moed daardoor niet overwonnen kunnen worden. Zelfs als de dood hem vóór de vervolging overvalt, zal het geloof dat zich op het martelaarschap heeft voorbereid, niet onbeloond blijven: de goddelijke Rechter zal hem onmiddellijk zijn loon geven. In tijden van vervolging wordt zijn dienst als soldaat, in tijden van vrede zijn reine geweten gekroond.

donderdag 24 november 2016

Een levenshouding om het goede te doen

Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdient" (Fil. 4, 8)

De deugd is een levenshouding, een vaste gesteltenis, om het goede te doen. Ze maakt het de mens mogelijk, niet alleen goede daden te stellen maar ook het beste van zichzelf te geven. De deugdzame mens streeft naar het goede met al zijn zintuiglijke en geestelijke krachten. Hij streeft het na en kiest ervoor in concrete daden.
Het doel van een deugdzaam leven bestaat erin gelijkvormig te worden aan God.

De menselijke deugden zijn standvastige houdingen, stabiele gesteltenissen, vervolmakingen van het verstand en wil, die tot levenshoudingen worden, onze daden regelen, onze hartstochten ordenen en ons gedrag leiden volgens de rede en het geloof. Ze verschaffen gemak, beheersing en vreugde om een moreel goed leven te leiden. De deugdzame mens is hij die in vrijheid het goede doet.
De zedelijke deugden zijn menselijke verworvenheden. Ze zijn vrucht en zaad van zedelijk goede daden; ze maken alle menselijke krachten bereid om deel te hebben aan de goddelijke liefde.

Vier deugden vervullen een scharnierfunctie. Daarom worden ze "kardinaal" genoemd; alle andere deugden vinden hun plaats rond deze vier. Het zijn de voorzichtigheid, de rechtvaardigheid, de sterkte en de matigheid. "En als iemand de gerechtigheid liefheeft, de vruchten van de wijsheid zijn de deugden; matigheid leert zij en voorzichtigheid, rechtvaardigheid en sterkte" (Wijsh. 8, 7). 

De voorzichtigheid is de deugd die de praktische rede in staat stelt in alle omstandigheden het werkelijk goede te ontwaren en de juiste middelen te kiezen om het tot stand te brengen. "De schrandere kijkt uit waar hij gaat" (Spr. 14, 15). "Weest dus bezonnen en nuchter opdat gij kunt bidden" (1 Pt. 4, 7). De voorzichtigheid is de "juiste regel tot handelen" schrijft de heilige Thomas
in navolging van Aristoteles. Ze mag niet verward worden met schuchterheid of vrees, en ook niet met dubbelhartigheid of veinzerij. Ze wordt auriga virtutum (leidsvrouw van de deugden) genoemd: ze leidt de andere deugden door hun te wijzen op regel en maat. Het is de voorzichtigheid die onmiddellijk bet gewetensoordeel leidt. De voorzichtige mens bepaalt en ordent zijn gedrag volgens dit oordeel. Dankzij deze deugd kunnen wij zonder dwalen de morele principes toepassen op de concrete gevallen en overwinnen wij de twijfels omtrent het goede dat gedaan en het kwade dat vermeden moet worden. 
De rechtvaardigheid is de morele deugd die bestaat in de voortdurende en vaste wil om aan God en de naaste te geven waar ze recht op hebben. Rechtvaardigheid tegenover God wordt "deugd van godsvrucht" genoemd. Rechtvaardigheid ten opzichte van de mensen leidt ertoe de rechten van ieder te eerbiedigen en in de menselijke verhoudingen de harmonie tot stand te brengen die de rechtschapenheid bevordert ten opzichte van de personen en het algemeen welzijn. De rechtvaardige mens, die zo dikwijls vermeld wordt in de heilige boeken, onderscheidt zich door de tot houding geworden rechtschapenheid van gedachten en gedrag jegens zijn naaste. "Wees niet partijdig bij het rechtspreken: begunstig de arme niet en zie de rijke niet naar de ogen; spreek rechtvaardig recht over uw volksgenoten" (Lev. 19, 15). "Meesters, betracht jegens uw slaven recht en billijkheid in het besef dat ook gij een meester hebt in de hemel" (Kol. 4, 1).

De sterkte is de morele deugd die in moeilijkheden standvastigheid en volharding verzekert in het streven naar het goede. Ze bevestigt het besluit aan de bekoringen te weerstaan en de struikelblokken in het morele leven te overwinnen. De deugd van sterkte maakt het mogelijk de angst te overwinnen, zelfs voor de dood en de beproeving en de vervolgingen te trotseren. Ze stelt in staat om zó ver te gaan dat men zichzelf verloochent en het offer van zijn leven brengt om een rechtvaardige zaak te verdedigen. "Mijn kracht is de Heer en mijn lofzang: Hij heeft mij redding gebracht" (Ps. 118, 1). "Weliswaar leeft gij in de wereld in verdrukking, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen" (Joh. 16, 33).
De matigheid is de morele deugd die de aantrekkingskracht van de genoegens tempert en evenwicht brengt in het gebruik van de geschapen goederen. Ze verzekert de beheersing van de wil over de instincten en houdt de verlangens binnen de grenzen van de betamelijkheid. De matige persoon richt de strevingen van zijn zinnen op het goede, behoudt een gezonde bescheidenheid en "laat zich niet meeslepen door eigen zin en kracht om te wandelen naar de begeerten van zijn hart" (Sir. 5, 2).
De matigheid wordt dikwijls geprezen in het Oude Testament: "Loop niet achter uw begeerten aan en houd u ver van uw lusten" (Sir. 18, 30). In het Nieuwe Testament wordt ze "bezonnenheid" of "soberheid" genoemd. Wij moeten "bezonnen, rechtvaardig en vroom leven in deze tijd" (Tit. 2, 12). Goed leven is niets anders dan God beminnen met heel zijn hart, met heel zijn ziel en met al zijn krachten. Men behoudt voor Hem heel zijn liefde (door de matigheid) die door geen ongeluk aan het wankelen wordt gebracht (wat bij de sterkte hoort), die slechts Hem alleen gehoorzaamt (en dat is de rechtvaardigheid), die waakt om alle dingen te onderscheiden uit vrees verrast te worden door list of leugen (dit is de voorzichtigheid).

De menselijke deugden worden verworven door opvoeding, door weloverwogen daden en door een telkens vernieuwde volharding. Ze worden gezuiverd en verheven door de goddelijke genade. Met de hulp van God smeden zij het karakter en schenken gemak bij het doen van het goede. De deugdzame mens is blij ze in praktijk te brengen.

Voor de mens die gewond is door de zonde is het niet gemakkelijk het moreel evenwicht te bewaren. De gave van het heil door Christus schenkt ons de nodige genade om te volharden in het zoeken naar de deugden. Iedereen moet steeds deze genade van licht en kracht vragen, tot de sacramenten naderen, meewerken met de Heilige Geest, zijn oproepen volgen om het goede te beminnen en zich te hoeden voor het kwaad.

Catechismus Katholieke Kerk 1807-1811 zie rkdocumenten

dinsdag 22 november 2016

22 november H.Cæcilia, maagd en martelares

Afbeelding: Gevellijst Santa Cæcilia in Trastevere

De gedachtenis van de heilige Cæcilia, maagd en martelares, die volgens de overlevering op de begraafplaats van Callistus te Rome aan de Via Appia deze dubbele zegepalm verwierf omwille van haar liefde voor Christus. Haar titelkerk in Trastevere te Rome draagt van oudsher haar naam.

zondag 20 november 2016

21 november Martyrologium Romanum MARIA OPDRACHT IN DE TEMPEL


De gedachtenis van de Opdracht van de Heilige Maagd Maria. Op de dag na de kerkwijding van de basiliek “Sancta Maria Nova”, die men bij de muur van de tempel van Jeruzalem had gebouwd, wordt die toewijding gevierd waarmee de toekomstige Moeder van God zichzelf al vanaf haar kinderjaren aan God heeft toegewijd, daartoe bewogen door de Heilige Geest, die haar vanaf het moment van haar onbevlekte ontvangenis met zijn genade heeft vervuld.

21 november Opdracht van Maria in de tempel

Berruguete – Opdracht van de Maagd Maria

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

Zij die met vertrouwen geloofde, heeft door het geloof in haar schoot ontvangen.

Mag ik u verzoeken te letten op wat Christus de Heer heeft gezegd, toen Hij zijn hand over zijn leerlingen uitstrekte: ‘Ziedaar mijn moeder en mijn broeders; want mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel’ (Mt. 12, 49-50).

Handelde de maagd Maria soms niet naar de wil van de Vader, zij die vol geloof heeft aanvaard en vol geloof in haar schoot ontving, zij die ertoe uitverkoren werd dat uit haar voor ons onder de mensen het heil zou worden geboren, zij die door Christus geschapen werd, nog vóór Christus in haar geschapen werd? Ja, de heilige Maria handelde geheel en al naar de wil van de Vader. En daarom is het veel belangrijker dat zij leerlinge van Christus was dan dat zij zijn moeder was. Het is veel belangrijker en heiliger om leerlinge van Christus te zijn dan zijn moeder te zijn. Maria was zalig, omdat zij Christus, haar meester, in haar schoot droeg, ook voordat zij Hem ter wereld bracht.

Zie nu, of het waar is wat ik zei: terwijl de Heer voorbijging met de menigte die Hem volgde, en Hij zijn goddelijke wonderen verrichtte, zei een vrouw: ‘Gelukkig de schoot die U gedragen heeft’ (Lc. 11, 28). Inderdaad, zalig de schoot die U gedragen heeft! En wat antwoordde de Heer, opdat wij het geluk niet in het lichamelijke zouden zoeken? ‘Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden’ (Lc. 11, 28). Dus daarom is ook Maria zalig, omdat zij naar het woord van God heeft geluisterd en het onderhouden heeft. Zij heeft eerder de waarheid in haar geest bewaard dan het vlees in haar schoot. De waarheid is Christus en het vlees is Christus. Als waarheid is Christus in de geest van Maria, als vlees is Christus in de schoot van Maria. Maar wat in de geest is, is meer dan wat in de schoot wordt gedragen.

Heilig is Maria, zalig is Maria, maar de kerk is beter dan de maagd Maria. En waarom? Omdat Maria een deel van de kerk is, een heilig lidmaat, een voortreffelijk lidmaat, ja een boven allen verheven lidmaat, maar toch een lidmaat van heel dat lichaam. Als zij een lidmaat van heel dat lichaam is, dan is het hele lichaam toch zeker meer dan een lidmaat. De Heer is het hoofd, en de hele Christus is hoofd en lichaam. Wat zal ik nog zeggen? We hebben een goddelijk hoofd, we hebben God als hoofd.

Dus, geliefden, slaat acht op uzelf: gij zijt zowel ledematen van Christus, alsook het lichaam van Christus. Bedenkt hoe gij zijt wat Christus zegt: ‘Ziedaar mijn moeder en mijn broeders.’ Hoe zult ge moeder van Christus zijn? ‘Al wie luistert en al wie de wil van mijn Vader in de hemel volbrengt, hij is mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder.’
Dat wij bijvoorbeeld broeders en zusters zijn, begrijp ik: want er is één erfenis, en het is de barmhartigheid van Christus die, hoewel Hij de enige Zoon was, toch niet alleen wilde zijn. Daarom wilde Hij dat wij erfgenamen zouden zijn van de Vader, medeërfgenamen van Hem.

Sermo 25 (7-8: PL, 46, 937-938)


vrijdag 18 november 2016

Regenboog bij de Priorij Thabor


Attentie! Spoedig verschijnt het boek van de geschiedenis basiliek Sint Odiliënberg!

Diesse heylighe berch inde schoen kercke

Uniek boek geschiedenis basiliek Sint Odiliënberg

Ter gelegenheid van het gereedkomen van de restauratie en de komst van twee apostelbeelden laat het kerkbestuur een boek over de basiliek maken waarin enkele verrassend nieuwe ontdekkingen aan bod komen sinds de verheffing tot basiliek in 1957 en de jongste inzichten worden gepresenteerd.

In 2015 werd de oude, uit de achtste eeuw daterende kerk van St. Odiliënberg, dankzij subsidies van de provincie Limburg, de gemeente Roerdalen, het bisdom Roermond en het Prins Bernard Cultuurfonds gerestaureerd. De leien van het dak van dit rijksmonument zijn vernieuwd, de buitenmuren opnieuw gevoegd en waar nodig, zijn slechte natuurstenen vervangen. Tevens zijn er plannen gemaakt voor een andere inrichting van de kerk die in de loop van de tijd zullen worden gerealiseerd. De installatie van een nieuw verwarmingssysteem heeft hierbij prioriteit. Ook is de beplanting van de kerkberg opgeschoond.

Bijzonder is dat twee beelden van de apostelen Jacobus en Johannes uit de twaalfde eeuw die bij een vorige restauratie waren gevonden en in 1887 tot delging van de kosten waren verkocht aan het – toen nieuwe – Rijksmuseum te Amsterdam, weer zullen terugkeren in onze kerk. Deze twee zandstenen apostelreliëfs hebben daar 130 jaar lang op een zaal gestaan als de op een na oudste Nederlandse beelden in de collectie.

Diesse heylighe berch inde schoen kercke. Een geschiedenis van de basiliek van Sint Odiliënberg is een bijzonder boek geworden, dat in belangrijke opzichten afwijkt van eerdere uitgaven. Dit boek – in eerste instantie bestemd voor de parochianen van Berg en bewoners uit de Roerstreek – is zoveel mogelijk geplaatst in samenhang met de dorps- en streekgeschiedenis. Oud-Bergenaren zullen hierin veel punten van herkenning vinden die herinneringen oproepen aan hun eigen roomse jeugd. Voor de levendigheid zijn fragmenten van authentieke bronnen opgenomen. Niet alleen wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan eerdere bouwcampagnes en de verschillende restauraties, maar ook de rol van de parochie, haar weldoeners en subsidieverstrekkers uit vroeger tijden beschreven. Uiteraard zijn de heiligenlevens van Wiro, Plechelmus en Orgerus, de patroonheiligen van deze kerk, nog eens kritisch tegen het licht gehouden aan de hand van recente studies.

Al met al wordt Een geschiedenis van de basiliek van Sint Odiliënberg een rijk boek waarin veel materiaal is bijeengebracht en toegankelijk gemaakt, zowel aan oude bronnen en recente literatuur, als een nieuw beeldmateriaal. Dit boek is een must voor iedereen die zijn hart aan Diesse heylighe berch inde schoen kerkcke heeft verpand. Het boek is interessant voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de prachtige kerk van Berg door de eeuwen heen. Voor wie alleen maar graag de mooie foto’s en illustraties bekijkt en de betekenis en achtergrond ervan wil weten, wordt het plezier om door het boek te bladeren. Het boek – uiteraard in full colour – en de grootte (30 cm x 22,50 cm) doen de foto’s en illustraties goed tot hun recht komen.

Het boek is een uitgave van het kerkbestuur van de parochie H.H. Wiro, Plechelmus en Orgerus te St. Odiliënberg. Auteur, is Drs. Jaak Slangen, die eerder lid was van de Basiliekwacht en één van de organisatoren van de studiedag en tentoonstelling in 2007 ‘Van Frankisch klooster tot basiliek’ in het kader van de jubileumviering. De vormgeving wordt verzorgd door hoenenvandooren, Sint Odiliënberg.

Voorintekening
Het boek kan via de website www.basiliekodilienberg.nl besteld worden of per briefje met naam, adres en telefoonnummer in brievenbus van parochiebureau Kerkplein 11, 6077 AA te St. Odiliënberg. De is prijs van € 29,95 gelden. Het boek is verder te koop in het Heemkundemuseum en Priorij Thabor in Stin-Odiliënberg, bij Cube in Posterholt en de boekhandels Antiquariaat Boom en De Plantage in Roermond. Verwachte datum van uitgave: eind 2016 (vóór de feestdagen)

dinsdag 15 november 2016

Guido Gezelle - Nog eens


Nog eens, o christene studenten,
bij 't graf gestaan! In tranen? Neen!
Laat vreugde op ons den zegel prenten,
want wij zijn christenen! 't Geween
betaamt die hoop noch troost en kennen
in Christi kruis en dierbaar bloed,
betaamt die kerke en kerkhof schennen,
betaamt een' andren jonglingsstoet!

Voor ons is doodgaan levend worden,
door Hem die lijf en leven gaf;
't en zijn geen beendren die verdorden
of zullen opstaan uit het graf.
Zoo zult gij ook, beminden; 't sterven
 heeft Jesus zelve ons voorgedaan:
 de doodbrief staaft uw recht om t' erven
 het rijk waar Hij is ingegaan!

Gelukkige Arnoud, rust in vrede,
God hebbe uw' ziel in Zijn gena;
gij droegt, 't is waar, uw' deugden mede,
maar uwe exempels liet ge ons na:
die volgen wij, tot op den rande
van 't graf, onwankelbaar vereend;
brengt deez' belofte ooit een in schande
van die hier staan? Zoo God helpt, neen

Voor de novembermaand 4 Thomas a Kempis: Overwegingen over de dood


Uit de Navolging Boek I, hoofdstuk 23

Bij al uw daden en gedachten moest gij u zo gedragen alsof u vandaag zou sterven.
Als u vandaag niet klaar bent, hoe zult u het dan morgen zijn?
Zalig hij die het uur van zijn dood altijd voor ogen heeft en zich dagelijks op zijn laatste uur voorbereidt.
Daarom wees altijd gereed en leef zó dat de dood u nooit onvoorbereid kan vinden.
Velen sterven onverwacht en onvoorzien. Want de Mensenzoon zal komen op een uur dat gij het niet verwacht.
Hoe gelukkig en wijs is hij die zijn best doet, nu in zijn leven te zijn zoals hij hoopt bevonden te worden bij zijn dood.
Als wij het louter vergankelijke volkomen hebben versmaad, vurig hebben verlangd in deugden toe te nemen, als wij de liefde voor tucht, de ijver in de boete, de stiptheid in het gehoorzamen, de zelfverloochening en het dragen van welke tegenslag ook, ter liefde van Christus hebben beoefend, dan mogen wij vertrouwen dat wij gelukkig zullen sterven.
Zie in, geliefde broeder, uit welk een gevaar u u kunt bevrijden, aan welk een angst ontkomen, als u nu behoedzaam leeft en bedacht bent op het sterven.
Leer nu te sterven aan de wereld om dan het leven te beginnen met Christus.
Doe nu toch, lieve vriend, al wat maar in uw vermogen is; want gij weet niet wanneer uj zult sterven, maar u weet ook niet wat u na de door te wachten staat.
Denk aan niets behalve aan uw heil, draag slechts zorg voor de dingen van God.
Houd uw hart vrij en opgeheven naar God, want u hebt hier geen blijvende woonplaats.

Zend uw gebeden en zuchten dagelijks daarheen, zodat uw geest na de dood waardig geacht wordt, over te gaan naar het geluk bij de Heer.

zondag 13 november 2016

Guido Gezelle - De profundis! klonk de bede

De profundis! klonk de bede,
De profundis! zuchtte 't huis,
't huis, en al die knielden mede,
in godvruchtig stemgedruisch.

Uit de diepten roepe ik, Heere,
hoort, ik bidde U, naar mijn' stem!
wilt Uwe oor te mijwaard keeren,
die om bijstand biddend bem!

Sloegt Gij al mijn' zonden gade, 
Heer, wie 'n zou niet ondergaan?
Neen, bij U daar is genade, 
Heere, Uw spreken houdt mij staan!

Staande blijve ik op Uw spreken
en ik hope in U, o Heer!
van het vroegste morgenbreken,
tot des avonds wederkeer.

Want bij U is medelijden,
is verzachten des gekwels,
grooter als het wederstrijden,
als de boosheid Israëls.

Heere, dat hij ruste in vrede,
zei de Priester, ende wij:
dat hem, in alle eeuwigheden,
't hemelsch licht geschonken zij!

De profundis! zong de bede,
De profundis! zuchtte 't huis,
zuchtten al die knielden mede,
met verstervend stem...geruisch.

Voor de Novembermaand 3 Correa de Vivar : Kruisafname


Juan Correa de Vivar, Kruisafname. XVIe eeeuw. 
Olieverf op hout, 123 cm x 92 cm.
Museo del Prado. Madrid

In de maand november schenkt de christelijke vroomheid bijzondere aandacht aan onze dierbare overledenen. Zíj hebben reeds gedeeld in de dood van de Heer en hopen door Zijn barmhartigheid vergeving te ontvangen van hun fouten tijdens hun aardse pelgrimstocht én de genade ook te mogen delen in Zijn verrijzenis ten eeuwen leven.

Op het kruis heeft Jezus de uiterste vernedering in zijn goddelijke natuur ervaren. Daarom willen we nu een prachtige voorstelling beschouwen van de Kruisafname van Juan Correa de Vivar, waarin hij ons het doodsbleke lichaam van de gestorven Jezus laat zien, ondersteund door Sint Jan, beweend door Zijn Moeder en beschouwd door Maria Magdalena die een vaas met reukwerken in de hand houdt voor de balseming van Jezus. Achter deze groep zien we Nikodemus en Jozef van Arimatea, en rechts een andere vrouw van de groep vrouwen die op dit zo tragische moment bij Maria waren.

De schilder Juan Correa de Vivar moet worden gedateerd rond 1510. De namen van zijn ouders zijn niet bekend, maar wel weet men dat zij in goeden doen waren zoals de vele bezittingen van de kunstenaar aantonen. Juan had een zus en een broer, Eufrasia en Rodrigo, wiens zoon Rodrigo ook leerling was bij zijn oom en bij diens dood enkele nagelaten werken voltooide. In Mascaraque bezat hij een groot huis en landerijen waar de schilder van tijd tot tijd vertoefde om ontspanning te zoeken na zijn reizen en werk, ofschoon hij meestal in de omgeving van Toledo was.

De schilder was zeer religieus, zoals men kan lezen in zijn testament, waarvan een afschrift berust in het parochiearchief van Mascaraque. Aan zijn ziel liet hij als enige erfgename zijn goederen na, dat wil zeggen, dat zij moesten dienen voor werken van liefdadigheid of moesten worden gebruikt voor het stichten van een kapelaansbeneficie dat in de kerk van Mascaraque nog altijd van kracht is.

Binnen de artistieke kringen van zijn tijdperk was Correa in de visie van pater José de Sigüenza, kroniekschrijver van het Escorial, het goede van die tijd. In latere eeuwen bleven zijn kunstwerken de achting behouden van kritische commentatoren ofschoon zijn biografie in vergetelheid was geraakt.

zaterdag 5 november 2016

Rond ons klooster





Voor de novembermaand 2 - Het zwaard van Damocles



Denken aan de dood is heilzaam: we schrikken eerder terug voor zonde en kwaad, want we weten dat niemand na de dood nog kan werken, maar alleen nog kan lijden. En na de dood volgt het verschijnen voor Gods Rechterstoel: “Quid sum miser tunc dicturus?  Quem patronum rogaturus, cum vix justus sit securus?“ - Wat zal ik te zeggen wagen, wie als pleitbezorger vragen, waar de goeden zelfs versagen? Zo staat het in de sequentie: “Dies irae, dies illa“. 

Wie aan de dood denkt, wordt door het kwaad afgeschrikt, hij zal gemakkelijker de bekoring overwinnen. Hij zal zich niet met aardse lusten inlaten  en zal zijn geluk niet in vergankelijk plezier zoeken (Thomas a Kempis).
Een Griekse sage verhaalt dat in 400 voor Christus in Syracuse op Sicilië een tiran leefde, Dionysius geheten. Deze tyran richtte luisterrijke maaltijden aan en vierde het ene feest na het andere.
Een vriend, Damocles, vroeg om eens aan een van deze feesten te mogen deelnemen. Dionysius nodigde hem uit en zette hem de beste spijzen en de meest krachtige dranken voor. Toen Damocles echter opkeek zag hij dat boven hem een zwaard hing, slechts bevestigd met één enkele paardehaar, en onmiddellijk verging hem de lust tot eten.
Ook boven ons hoofd  hangt een Damocleszwaard, dat is de dood, de dood die ons ieder ogenblik kan overvallen.  Ik weet dat ik sterven moet, maar ik weet niet hoe, ik weet niet wanneer, ik weet niet waar. Maar dit ene weet ik wel: wanneer ik in doodzonde sterf ben ik voor altijd verloren. Wanneer ik echter in staat van genade sterf, ben ik voor altijd gered.