Uit een preek van de heilige Bernardus, abt van Clairvaux († 1153)
Het drievoudig nut van Christus’ komst.
Wanneer
wij de komst van de Heer met alle godsvrucht vieren, doen wij eigenlijk
niet meer dan onze plicht. Want niet slechts tot ons, maar ook om ons
komt Hij die van ons niets nodig heeft. Ja waarlijk, hoe groot onze
eigen hulpbehoevendheid is, blijkt wel uit de grootte van zijn
goedertierenheid. Niet alleen blijkt uit de prijs van de geneeskundige
behandeling hoe gevaarlijk de ziekte is, maar uit de veelheid van
geneesmiddelen blijkt ook hoe veelomvattend de gezondheid is. Waarom is
er die verscheidenheid van genadegaven waarvan de Apostel spreekt, als
daar niet een verscheidenheid van behoeften aan beantwoordt? Onder alle
behoeften welke wij gevoelen, zijn er enkele die wij allen gemeen
hebben, en die in zekere zin ook de voornaamste zijn.
Is
er namelijk wel iemand die niet van tijd tot tijd behoefte voelt aan
raad, aan bijstand, aan bescherming? Inderdaad, aan deze drievoudige
nood lijdt heel de mensheid. Wij allen die hier wonen in het land van de
schaduw van de dood, in de zwakheid van het lichaam, in deze plaats van
beproeving - wij allen zullen bij enig nadenken bevinden dat we op
jammerlijke wijze lijden aan deze drievoudige nood. Want o zo
gemakkelijk laten wij ons misleiden, zijn wij futloos als er moet worden
aangepakt, en kunnen wij niet de nodige kracht opbrengen om weerstand
te bieden. Willen wij onderscheid maken tussen goed en kwaad, dan
vergissen we ons; pogen wij het goede te doen, dan schieten we te kort;
trachten wij weerstand te bieden aan het kwaad, dan worden we ten val
gebracht en overwonnen.
Noodzakelijk is dus de
komst van de Verlosser, ja noodzakelijk is voor ons - hulpbehoevende
mensen - de aanwezigheid van Christus. Moge Hij dus komen, maar zo dat
Hij - in zijn grenzeloze goedheid - in ons woont door het geloof om onze
blindheid te verlichten; dat Hij met ons blijft om ons onvermogen
krachtdadig te hulp te komen; dat Hij voor ons op de bres gaat staan om
onze zwakheid te verdedigen en te beschermen. Als Hij immers in ons is,
wie zal ons dan nog kunnen misleiden? En als Hij met ons is, wat zouden
wij dan niet kunnen in Hem die ons versterkt? En als Hij voor ons is,
wie vermag dan nog iets tegen ons? Want Hij is een betrouwbaar raadsman
bij wie vergissing of bedrog volstrekt is uitgesloten. Hij is een
krachtige helper die geen vermoeienis kent. Hij is een machtige
beschermer die met bekwame spoed ons helpt zelfs de duivel te vertrappen
en die al zijn listen tenietdoet. Want Hij is Gods wijsheid, steeds
bereid de onwetenden te onderrichten. Hij is Gods kracht die gemakkelijk
de zwakken kan sterken en hen die in gevaar verkeren, kan redden.
Laten
wij dus, geliefden, bij iedere beslissing tot deze grote leraar onze
toevlucht nemen; laten wij bij al onze ondernemingen de hulp inroepen
van deze krachtige helper; laten wij bij elke strijd ons leven
toevertrouwen aan deze trouwe verdediger. Juist daartoe is Hij in de
wereld gekomen om te wonen in de mensen, hen bij te staan, het voor hen
op te nemen, om zo onze duisternis te verlichten, onze lasten te helpen
dragen en alle gevaren van ons af te weren.