Berruguete – Opdracht van de Maagd Maria
Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van
Hippo († 430)
Zij die met vertrouwen geloofde, heeft
door het geloof in haar schoot ontvangen.
Mag ik u
verzoeken te letten op wat Christus de Heer heeft gezegd, toen Hij zijn hand
over zijn leerlingen uitstrekte: ‘Ziedaar mijn moeder en mijn broeders; want
mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil volbrengen van
mijn Vader in de hemel’ (Mt. 12, 49-50).
Handelde de
maagd Maria soms niet naar de wil van de Vader, zij die vol geloof heeft
aanvaard en vol geloof in haar schoot ontving, zij die ertoe uitverkoren werd
dat uit haar voor ons onder de mensen het heil zou worden geboren, zij die door
Christus geschapen werd, nog vóór Christus in haar geschapen werd? Ja, de
heilige Maria handelde geheel en al naar de wil van de Vader. En daarom is het
veel belangrijker dat zij leerlinge van Christus was dan dat zij zijn moeder
was. Het is veel belangrijker en heiliger om leerlinge van Christus te zijn dan
zijn moeder te zijn. Maria was zalig, omdat zij Christus, haar meester, in haar
schoot droeg, ook voordat zij Hem ter wereld bracht.
Zie nu, of het
waar is wat ik zei: terwijl de Heer voorbijging met de menigte die Hem volgde,
en Hij zijn goddelijke wonderen verrichtte, zei een vrouw: ‘Gelukkig de schoot
die U gedragen heeft’ (Lc. 11, 28). Inderdaad, zalig de schoot die U
gedragen heeft! En wat antwoordde de Heer, opdat wij het geluk niet in het
lichamelijke zouden zoeken? ‘Veeleer gelukkig die naar het woord van God
luisteren en het onderhouden’ (Lc. 11, 28). Dus daarom is ook Maria
zalig, omdat zij naar het woord van God heeft geluisterd en het onderhouden
heeft. Zij heeft eerder de waarheid in haar geest bewaard dan het vlees in haar
schoot. De waarheid is Christus en het vlees is Christus. Als waarheid is
Christus in de geest van Maria, als vlees is Christus in de schoot van Maria.
Maar wat in de geest is, is meer dan wat in de schoot wordt gedragen.
Heilig is
Maria, zalig is Maria, maar de kerk is beter dan de maagd Maria. En waarom?
Omdat Maria een deel van de kerk is, een heilig lidmaat, een voortreffelijk
lidmaat, ja een boven allen verheven lidmaat, maar toch een lidmaat van heel
dat lichaam. Als zij een lidmaat van heel dat lichaam is, dan is het hele
lichaam toch zeker meer dan een lidmaat. De Heer is het hoofd, en de hele
Christus is hoofd en lichaam. Wat zal ik nog zeggen? We hebben een goddelijk
hoofd, we hebben God als hoofd.
Dus, geliefden,
slaat acht op uzelf: gij zijt zowel ledematen van Christus, alsook het lichaam
van Christus. Bedenkt hoe gij zijt wat Christus zegt: ‘Ziedaar mijn moeder en mijn
broeders.’ Hoe zult ge moeder van Christus zijn? ‘Al wie luistert en al wie de
wil van mijn Vader in de hemel volbrengt, hij is mijn broeder, mijn zuster en
mijn moeder.’
Dat wij
bijvoorbeeld broeders en zusters zijn, begrijp ik: want er is één erfenis, en
het is de barmhartigheid van Christus die, hoewel Hij de enige Zoon was, toch
niet alleen wilde zijn. Daarom wilde Hij dat wij erfgenamen zouden zijn van de
Vader, medeërfgenamen van Hem.
Sermo 25 (7-8: PL, 46,
937-938)