De tweevoudige komst
Uit een preek van de zalige Aelred, abt van Rievaulx († 1167)
U moet weten,
geliefde broeders en zusters, dat deze heilige tijd die wij de advent - de
komst van de Heer - noemen, ons twee feiten voor ogen houdt. Daarom moeten wij
ons ook over twee dingen verheugen, want deze tijd moet op twee manieren nuttig
voor ons zijn.
Hij houdt ons
immers de tweevoudige komst van de Heer voor. In de eerste plaats de lieflijke
komst van Hem aan wie ‘geen mens gelijk is in edele gestalte’ (Ps. 45 (44),
3), en naar wie alle volken verlangen (vgl. Hag. 2, 7).
Want de Zoon
van God is zichtbaar in het vlees verschenen, zoals lang verwacht was en door
alle voorvaderen vurig gewenst. Zo toonde Hij zich toen aan deze wereld en kwam
Hij om de zondaars te redden.
Vervolgens is
er de tweede komst, die wij ondanks alles met gegronde hoop moeten verwachten
en zelfs vaker in tranen moeten overdenken. Dan zal dezelfde Heer die eerst
verborgen in het vlees is gekomen, zich in zijn heerlijkheid openbaren, zoals
in de psalm over Hem gezongen wordt: ‘De Heer zal komen, onze God, en zich
openbaren’ (Ps. 50 (49), 3 - Vulg.). Dit gebeurt op de oordeelsdag,
wanneer Hij openlijk zal komen om te oordelen.
Zijn eerste
komst werd slechts aan enkele rechtvaardigen bekendgemaakt. Bij zijn tweede
komst zal Hij openlijk zowel aan de rechtvaardigen als aan de verworpenen
verschijnen, zoals de profeet duidelijk te kennen geeft met de woorden: ‘Heel
de mensheid zal Gods redding zien’ (Jes. 40, 5). De dag die wij
binnenkort ter herinnering aan zijn geboorte gaan vieren, stelt Hem als de
pasgeborene voor, dat wil zeggen: het is een nadere aanduiding van de dag en
het uur waarop Hij in deze wereld is gekomen.
Het is dan ook
terecht dat in de kerk tijdens de advent de woorden gelezen worden en de
verlangens herdacht van hen die vóór de eerste komst van de Heer hebben
geleefd. En dit verlangend uitzien vieren wij niet slechts één dag, maar een
langere periode; want iets waarnaar wij hevig verlangen, lijkt ons
aantrekkelijker als het enige tijd op zich laat wachten dan wanneer het
verlangen eenmaal is vervuld.
Het is dus onze
taak, geliefde broeders en zusters, het voorbeeld van de heilige vaders te
volgen en hun verlangen te gedenken en zo onze geest in liefde voor Christus en
in verlangen naar Hem te laten ontbranden. Daarom moet u weten dat de viering
van deze tijd is ingesteld om onze aandacht te richten op het verlangen van
onze vaders naar de eerste komst van de Heer en om ons door hun voorbeeld te
leren vurig naar zijn tweede komst te verlangen.
Wij moeten
overwegen hoeveel goeds de Heer ons door zijn eerste komst heeft bewezen en wij
moeten bedenken dat Hij ons door zijn tweede komst nog veel meer goed zal doen.
Door deze overweging moeten wij een grote liefde leren koesteren voor zijn
eerste komst en hevig gaan verlangen naar die tweede komst. En als wij niet
zo’n zuiver geweten hebben dat wij naar zijn komst durven verlangen, moeten wij
deze tenminste vrezen en op grond van die vrees onze fouten verbeteren. Dan
behoeven wij, zelfs als het ons hier misschien onmogelijk is zonder vrees te
leven, tenminste geen vrees te hebben als Hij komt, maar kunnen wij
onbezorgd zijn.