vrijdag 29 april 2016

Liturgia Horarum 29 april "Ik heb gesmaakt en gezien".

Uit de ‘Dialoog over de goddelijke Voorzienigheid’ van de heilige Catharina van Siena (+ 1380) (Dialogus de divina Providentia: edit. lat., Ingolstadt, 1583, 290-291)
 
Ik heb gesmaakt en gezien.
 
O eeuwige godheid, eeuwige Drie-eenheid, die door de eenheid met de goddelijke natuur het bloed van uw eniggeboren Zoon zo’n grote waarde hebt geschonken! Gij, eeuwige Drie-eenheid, zijt als een diepe zee: hoe meer ik hierin zoek, des te meer vind ik. En hoe meer ik vind, des te meer dorst ik ernaar U te zoeken. Gij zijt niet te verzadigen en mijn ziel wordt niet verzadigd, wanneer zij zich in uw peilloze diepte tracht te verzadigen. Zij blijft immers naar U smachten, zij verlangt steeds sterker naar U, eeuwige Drie-eenheid, omdat zij U met het licht van uw licht begeert te zien.
Zelf heb ik met het licht van mijn verstand in uw licht uw peilloze diepte en de schoonheid van uw schepselen gesmaakt en gezien, eeuwige Drie-eenheid. Toen ik mij in U zag, heb ik daarom gezien dat ik uw beeld ben op grond van dat inzicht dat mij, eeuwige Vader, gegeven wordt in uw macht en uw wijsheid die uw eniggeboren Zoon geschonken wordt. Vervolgens heeft de heilige Geest die uit U en uw Zoon voortkomt, mij de wil gegeven waarmee ik kan beminnen.
Gij, eeuwige Drie-eenheid, zijt waarlijk Schepper en ik uw schepsel. Omdat Gij mij het inzicht geschonken hebt, toen Gij mij met het bloed van uw Zoon hebt laten herboren worden, heb ik begrepen dat Gij de schoonheid van al uw schepselen liefhebt.
O peilloze diepte, eeuwige Drie-eenheid, God, diepe zee! Wat anders hadt Gij mij kunnen geven dan Uzelf? Gij zijt een vuur dat altijd brandt en niet opraakt. Gij verteert met uw warmte iedere eigenliefde van de ziel. Gij zijt het vuur dat iedere koude wegneemt, en Gij verlicht de geesten met uw licht, met dat licht waarmee Gij mij uw waarheid hebt doen kennen.
Wanneer ik mij in dit licht spiegel, ken ik U als het hoogste goed, een goed boven alle goed, een gelukzalig goed, een onbegrijpelijk goed, een onschatbaar goed. Een schoonheid boven alle schoonheid. Een wijsheid boven alle wijsheid. Wat méér is, Gij zijt de wijsheid zelf. Gij zijt de spijs van de engelen, Gij die U met vurige liefde aan de mensen gegeven hebt.
Gij zijt het kleed dat al mijn naaktheid bedekt. Gij zijt de spijs die de hongerigen voedt met uw lieflijkheid. Gij zijt zoet zonder enige bitterheid, Gij eeuwige Drie-eenheid!

maandag 25 april 2016

8 mei Patroonsfeest op de Kerkberg

8 mei Patroonsfeest op de Kerkberg

 “De wijsheid van de heiligen wordt met ere vermeld onder de volken en de Kerk verkondigt hun lof; hun namen blijven voortleven door alle tijden” (cf Sir 44,15.14) zo horen wij in de intredezang en in de eerste lezing!

Daarmee eren wij vandaag bijzonder de heiligen Wiro, Plechelmus en Otgerus.
Zulke heilige mannen die zich eeuwige roem hebben verworven, heeft God ons gegeven in de Angelsaksische geloofsverkondigers Wiro, Plechelmus, bisschoppen, en de diaken Otgerus. In het bisdom Roermond zijn hun namen bijzonder verbonden met Sint Odiliënberg, maar ook met de stad Roermond zelf.

Volgens hun Vitae, dat zijn de vrome levensbeschrijvingen van heiligen, hebben zij reeds vroeg  het geloof verkondigd vanuit deze berg aan de Roer die hen als verblijfplaats werd geschonken door een van de Pippiniden, het voorgeslacht van Karel de Grote. De bouw van een klooster, toegewijd aan de H.Petrus,  waarvan sprake is in een oorkonde uit de negende eeuw en een aan de H.Maagd toegewijde kapel op deze  berg wordt aan deze missionarissen toegeschreven. Uit het patronaatschap van Sint Petrus alsook de bisschopswijding van Wiro en Plechelmus door de paus zelf blijkt een sterke band met Rome.

De Vita van Wiro verhaalt dat hij zich ijverig toelegde op de studie der letteren, vroomheid en deugdbeoefening. In liefde tot Christus ontstoken  werd hij niet gebroken door tegenslag en verhief hij zich ook niet bij voorspoed. Hij reisde naar Rome, samen met de priester Plechelmus en de diaken Otgerus en daar werd hij door de bisschop van Rome gewijd; teruggekeerd bij de zijnen oefende hij daar een tijdlang zijn herderlijke taak in een heilige levenswandel. Hij reisde naar Gallië om daar de vreugde van het Evangelie te verkondigen waartoe een van de Pepijnen hem een plaats in de bossen aanwees, ver verwijderd van het rumoer der wereld aan de rivier de Roer, de later genoemde Odiliënberg. Dáár en op zijn missiereizen  toonde hij zich voor allen een spiegel van ware godsvrucht.  Christus alléén in zijn hart, Christus alléén op zijn lippen: en niets anders dan Christus beminnend offerde hij zich dagelijks voor Hem op het altaar van zijn hart in het H. Misoffer. Levend van het gebed, was hij barmhartig en vergevensgezind, voor zichzelf sober, voor anderen gul en welwillend. Overal  voorbeelden van nederigheid en liefde gevend, was hij een licht voor het volk en bracht hij de Naam Jezus onder de mensen door woord en voorbeeld. Tenslotte werd de uitgediende soldaat, gebroken door vele inspanningen, door de Heer naar het hemelrijk geroepen op de 8e mei. Zijn eerbiedwaardig lichaam, eervol  in de genoemde Mariakapel begraven, werd door vele wonderen beroemd.

In 954 werden Wiro, Plechelmus en Otgerus door Balderik van Kleef, bisschop van Utrecht tot de eer der altaren verheven. Dat is een goede 100 jaar nadat bisschop Hungerus van Utrecht met zijn kanunniken op de Petrusberg een veilig onderkomen vond waardoor de Petrusberg ruim vijf eeuwen lang een klein kapittel herbergde: een Utrechtse enclave in het bisdom Luik. Bisschop Balderik van Utrecht werkte tot in de verste uithoeken van zijn bisdom aan een grotere bekendheid van Wiro, Plechelmus en Otgerus: Plechelmus in Oldenzaal en Otgerus in Groningen.  Op de liturgische kalenders en in oude litanieën van het bisdom Utrecht vinden we dan ook hun namen terug.
Over de verering van Sint Wiro en de zijnen in de middeleeuwen zijn nauwelijks gegevens voorhanden tot in 1299, toen een patriarch, twee aartsbisschoppen en bisschoppen en negen bisschoppen in Rome een aflaat verleenden aan degenen die de kerk van Sint Odiliënberg bezochten op o.a. de feestdag van de drie Bergse heiligen. Een zelfde aflaat verleenden nog eeens 13 kardinalen in 1485. In dezelfde jaren zongen de kanunniken van het H.Graf op 15 juli, feestdag van Sint Plechelmus in de Vespers de antifoon ‘Tres viri Deo dediti ‘ : over drie godgewijde mannen die na een pelgrimsreis naar Rome op de Odilienberg zich toelegden op hemelse contemplatie,  wier relieken hier te ruste werden gelegd die hier eerbiedig worden vereerd en wier voorspraak in de hemel wij afsmeken.

In 1361 namen de kanunniken van Odilienberg die zich vanwege hun veiligheid binnen de stadsmuren van Roermond moesten vestigen een groot deel van de relieken mee en bleven deze vereren als toebehorend aan de eerste Apostelen van deze streken. In de voorlopige kapittelkerk van de H.Geest en later in de kathedraal.  De feestdag van Sint Wiro werd toen reeds gevierd op 8 mei.

De oude Bergse Heiligen kregen in de liturgische kalender van het Bisdom Roermond ieder hun eigen feestdag, zelfs met octaaf in Sint Odilienberg  en dat is zo gebleven tot het Tweede Vatikaanse Concilie toen hun feestdagen werden samengevoegd op 8 mei.
Een beschrijving van de stadsprocessie van Roermond uit 1666, waarbij de volgorde van de groepen blijkbaar zeer nauw luisterde, verhaalt dat de praalkist van de heiligen Wiro, Plechelmus en Otgerus door de geestelijkheid van de bisschopskerk werd meegedragen achter de abdis en de zusters van de Munsterkerk en vóór de leden van het kathedrale kapittel, de parochiegeestelijkheid en de bisschop met het H.Sacrament. Kan men zich een prominentere  plaats indenken? Dit kan men lezen in het recent verschenen boek over de Roermondse stadsgeschiedenis.

Twintig jaar later bij de inwijding van de gerestaureerde kerk op 12 mei 1686 wordt onder massale deelname van gelovigen een groot gedeelte van het vijf eeuwen eerder naar Roermond meegenomen gebeente in processie naar Sint Odilienberg teruggebracht. De kerk van Sint Odilienberg wordt bij deze gelegenheid onder het drievoudig patronaat van Wiro, Plechelmus en Otgerus geplaatst. Enkele weken tevoren had bisschop Reginaldus Cools een aflaat van 40 dagen verleend “tot verheffing van de Reliquiën van de heyligen Wiro, Plechelmus ende Otgerus”.

Het duizendjarig bestaan van de kerkstichting door Wiro en de zijnen werd in 1706 groots gevierd in juli rond de feestdag van Plechelmus.  Pelgrims en bedevaarten blijven komen, ook en toenemend eind 19e eeuw naar de grondig gerestaureerde kerk. Op 16 juni 1887 bevestigde paus Leo XIII dat de verering van de drie parochiepatronen legitiem was (mocht daar nog aan getwijfeld worden!)
De vroege evangelisatie van de drie Angelsaksische geloofsverkondigers en hun betekenis voor de regio was ook voor Rome bepalend bij de Verheffing van de kerk tot basilica minor in 1957.

In onze herinnering leven zij voort als trouwe geloofsverkondigers die met onuitputtelijke ijver vele mensen uit de duisternis van het ongeloof tot het licht van de waarheid hebben geroepen. Zo hebben zij als Gods vrienden eeuwige roem verworven.
Een gedeelte van het eerbiedwaardig gebeente van de drie Heiligen rust in het reliekschijn onder het altaar van de parochiekerk op de Kerkberg, waar dagelijks de verrezen en levende Christus aanwezig komt in de H. Eucharistie bij het consacreren van brood en wijn.  De heiligheid van de drie Heiligen verwijst tenslotte altijd naar de absoluut Heilige: God Zelf. In 2014 keurde Congregatie voor de Geloofsleer voor de Kerkberg het proprium van de heilige Wiro, Plechelmus en Otgerus voor onze parochie goed. 

Vragen wij om voorspraak van onze drie patroonsheiligen dat vanaf onze Kerkberg het geloof mag worden gevierd en verkondigd, zoals dat in ieder geval vanaf de achtste eeuw is gebeurd.

zondag 24 april 2016

Uitnodiging Patroonsfeest Wiro, Plechelmus en Otgerus op 8 en 9 mei 2016


Zondag 8 mei 2016:
18.00 Vespers in de basiliek met verering relieken
aansluitend koffie met vlaai in de priorij
19.30 Voordracht Zeereerwaarde Heer Pastoor L'Ortye
"Het verhaal achter enkele bijzondere grafstenen op het kerkhof van de basiliek"
Maandag 9 mei 2016:
09.30 uur Hoogmis in de basiliek met verering relieken

zaterdag 23 april 2016

5e zondag van Pasen Lezing uit het getijdengebed CHRISTUS EST - DIES CHRISTUS IS DE DAG

De verrijzenis van Christus is voor de overledenen het leven
voor de zondaars de vergiffenis
voor de heiligen de glorie.

Door de verrijzenis van Christus wordt de onderwereld geopend, door de nieuw gedoopten in de Kerk wordt de aarde vernieuwd en door de H. Geest wordt de hemel ontsloten. Want de geopende onderwereld geeft haar doden terug, de hernieuwde aarde brengt verrijzenden voort en de ontsloten hemel neemt die opstijgenden op.

Tenslotte stijgt de goede moordenaar op naar het paradijs, de lichamen der heiligen komen in de heilige Stad, doden worden weer levend en door een zekere werking bij de verrijzenis van Christus verheffen alle elementen zich tot een hogere orde.

De onderwereld geeft wat ze heeft aan de bovenwereld terug; de aarde zendt degenen, die ze begraven heeft, naar de hemel; de hemel geleidt hen, die hij ontvangt, tot voor de Heer. Door een en dezelfde werking verheft het lijden van de Verlosser hen vanuit de diepten, doet hen opstaan van het aardse en plaatst hen in de hoogten.

Want de verrijzenis van Christus is voor de overledenen het leven, voor de zondaars de vergiffenis, voor de heiligen de glorie. Elk schepsel wordt tot het feest van de Verrijzenis van Christus door de heilige profeet uitgenodigd. Want hij zegt, dat men op deze dag, die de Heer gemaakt heeft, moet jubelen en zich verheugen.

Het licht van Christus is een dag zonder nacht, een dag zonder einde. Maar dat die dag Christus zelf is, zegt de Apostel: De nacht is voorbij, de dag breekt aan. Hij zegt: De nacht is voorbij ze volgt niet, opdat ge zoudt begrijpen, dat bij het verschijnen van Christus’ licht en duisternissen van de duivel worden verdreven en de donkerte van de zonde niet meer volgt: dat de vroegere duisternissen door een blijvende glans zijn verdreven en de misdaad niet meer kan binnensluipen.

De Zoon zelf toch is de dag, aan Wie de Vader als de dag de verborgenheden van zijn Godheid schenkt. Ik zeg, de dag is Hijzelf, die door Salomon zegt: Ik deed het blijvende licht aan de hemel opgaan.

Zoals er dus geen sprake van is, dat in de hemel op de dag een nacht zal volgen, zo zullen op Christus’ gerechtigheid geen duisternissen volgen van zonden. Want altijd schittert de dag in de hemel, geeft daar licht en glans, en kan niet door enige duisternis omsloten worden. Zo ook schittert altijd het licht van Christus, straalt en glanst, en kan niet omhuld worden door een duisternis van boosheid. Vandaar dat de Evangelist Johannes zegt: En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis nam het niet aan.

Daarom, broeder, moeten wij allen juichen op deze heilige dag. Niemand mag zich aan de algemene vreugde onttrekken door het bewustzijn van zijn zonden. Niemand worde door de last van zijn misdaden teruggehouden van het openbaar gebed! Want hoewel iemand zondaar is, moet hij op deze dag niet wanhopen aan de vergiffenis, haar aanduiding is immers niet gering. Want als de goede moordenaar het paradijs verdiende, waarom zou dan de christen dan geen vergiffenis verdienen?

Uit de preken van de H. Maximus van Turijn, bisschop.
(Sermo 53, 1-2. 4: CCL 23, 214-216)

vrijdag 22 april 2016

Liturgia Horarum - Smeekgebeden uit de Vespers van vandaag

Brengen wij hulde aan Christus, de bron van leven en heiligheid en vragen wij Hem:
Heer, laat komen uw rijk.
Jezus, onze Verlosser, Gij zijt gedood naar het vlees en ten leven gewekt naar de geest; ° laat ons dood zijn voor de zonde en leven door de Geest.
Gij hebt uw leerlingen in de wereld gezonden om aan alle mensen de blijde boodschap te brengen; ° vervul met uw Geest allen die het evangelie verkondigen.
Aan U is alle macht gegeven in de hemel en op aarde om van de waarheid te getuigen; ° schenk aan allen die leiding geven, uw Geest van waarheid.
Gij maakt alles nieuw en leert ons waakzaam uit te zien naar de komst van uw rijk; ° laat onze verwachting van een nieuwe schepping samengaan met oprechte zorg voor deze wereld.
Gij zijt nedergedaald bij de doden om hun de vreugde van het evangelie te verkondigen; ° geef aan de overledenen blijdschap en vaste hoop.

dinsdag 19 april 2016

Liturgia Horarum Sint Augustinus "Ook in ons zal de dood sterven"

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)
 
Ook in ons zal de dood sterven.
 
Onze Heer Jezus Christus is geboren: sterfelijk met de stervelingen. Waarom sterfelijk? Omdat Hij is gekomen ‘in de gestalte van het vlees der zonde’ (Rom. 8, 3). Als Zaligmaker is Hij gekomen: Hij is gestorven, maar Hij heeft de dood gedood: Hij heeft in zichzelf aan de dood die wij duchten, een einde gemaakt. Waar is nu de dood? Zoek hem in Christus, hij is er niet meer: zeker, hij is er geweest, maar daar is hij gestorven. O leven, dood van de dood! Wees welgemoed; ook in ons zal de dood sterven. Wat in het hoofd is voorafgegaan, zal ook in de ledematen plaatshebben: ook in ons zal de dood sterven. Wanneer dan? Op het einde van de wereld, bij de opstanding der doden, waarin wij geloven en waaraan wij niet twijfelen. ‘Wie immers gelooft en gedoopt is, zal gered worden’ (Mc. 16, 16).
In ons zal de dood sterven en hij zal er niet meer zijn. Wilt gij het bewijs? Ik laat u enkele stemmen horen van hen die triomferen: dan hebt gij iets om over na te denken, om van harte te bezingen, om er met heel uw wezen op te hopen, om het, gelovig en ijverig in het goede, te zoeken. Luistert naar de stemmen van hen die triomferen, wanneer er geen dood meer zal zijn; wanneer ook in ons, zoals ook in het hoofd, de dood zal sterven. De apostel Paulus zegt: ‘Dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid worden bekleed, en dit sterfelijke met onsterfelijkheid; dan zal het woord van de Schrift in vervulling gaan: de dood is verslonden, de zege is behaald’ (1 Kor. 15, 53.54).
Die zege is de dood van de dood. Hij zal verslonden worden, om er verder niet meer te zijn. Wat betekent dat hij er niet meer is, noch voor de ziel, noch voor het lichaam. ‘De dood is verslonden, de zege behaald.’ Daarom moeten allen juichen en triomferen; juichen en zeggen wat volgt: ‘Dood. waar is uw overwinning, dood, waar is uw prikkel?’ (1 Kor. 15, 55). Gij hebt u meester gemaakt, gij hebt in uw macht gekregen, gij hebt overwonnen en gij hebt u toegeëigend; en gij hebt geslagen en gij hebt gedood. Wat is er van dit alles geworden? ‘Dood, waar is uw overwinning, dood, waar is uw prikkel?’ Heeft mijn Heer die niet verbroken? O dood, toen gij u aan mijn leer hebt vastgeklampt, toen zijt gij ook voor mij te gronde gegaan.

donderdag 14 april 2016

Litaniae Sanctorum - zingen wij morgen bij de Plechtige Professie van Zuster Veronica

ŚLUBY WIECZYSTE W KLASZTORZE TABOR W NAJBLIŻSZĄ SOBOTĘ

W najbliższą sobotę 16 kwietnia Siostra Maria Veronika (Maria Jolanta Charmuszko) złoży uroczyste Śluby Wieczyste podczas Mszy Świętej Pontyfikalnej, której przewodniczyć będzie Jego Ekscelencja F. Wiertz, Biskup Roermond, w bazylice świętych Wiro, Plechelmusa i Otgerusa w Sint Odiliënberg. Na tę uroczystość wszystkich zapraszamy.

Następnie od godz. 16.00 do godz. 17.00 nastąpi spotkanie w klasztorze.
Siostra Maria Veronica urodziła się w Warszawie i jest pierwszą Polką w naszej wspólnocie. Kanonicy Gobu Świętego  byli obecni od 1156 r. do 1874 r. [wraz ze śmiercią ostatniego kanonika regularnego Piotr Pękalskiego] w Polsce, posiadali tam wiele klasztorów, sprawowali liturgię według rytu jerozolimskiego w swoich kościołach, uczyli w szkołach, sprawowali opiekę duchową i ćwiczyli się w klasztornej gościnności.  Według naszej wiedzy Siostra Maria Veronica jest pierwszą polską kanoniczką Grobu Świętego po kasacji zakonu Grobu Świętgo w Polsce.   

Na pytanie, kto wezwał ją do Sint Odiliënberg odpowiada wiążąco: “Bóg".

Mamy także dwie nowe kandydatki, z których jedna wkrótce wstąpi, a następna trochę później, jeśli okoliczności pozwolą. 

EEUWIGE GELOFTEN IN PRIORIJ THABOR AANSTAANDE ZATERDAG


A.s. zaterdag 16 april zal Zuster Maria Veronika (Maria Jolante Charmuszko) haar Plechtige Geloften voor het leven afleggen tijdens een Pontificale H. Mis opgedragen door mgr. F. Wiertz, Bisschop van Roermond in concelebratie in de basiliek van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus te Sint Odiliënberg. Deze plechtigheid is vrij toegankelijk .
Aansluitend vindt er van 16.00u-17.00u een ontvangst in de priorij plaats.

Zuster Maria Veronica is geboortig uit Warschau en de eerste Poolse in onze communiteit. De kanunniken van het H. Graf waren vanaf 1156 tot 1874 [met de dood van de laatste reguliere kanunnik Piotr Pekalski] aanwezig in Polen, hadden daar vele kloosters, vierden de liturgie volgens de ritus van Jeruzalem in hun kerken, gaven onderricht in scholen, oefenden zielzorg uit in ziekenhuizen en beoefenden de kloosterlijke gastvrijheid. Voor zover wij weten is zij de eerste Poolse kanunnikes van het H.Graf na het verdwijnen van de H.Graforde in Polen. 

Op de vraag wie haar naar Sint Odiliënberg heeft geroepen is haar bondige antwoord: “God".

Inmiddels zijn er twee nieuwe candidaten, van een wordt de intrede binnenkort verwacht en de ander zal dat doen op een later moment, als de omstandigheden dat toelaten

DEO GRATIAS   - WIJ DANKEN GOD

woensdag 13 april 2016

Ramen priesterkoor basiliek Sint Odiliënberg



Christusmysteries door Joep Nicolas [1897-1972] in gebrandschilderde ramen vastgelegd 

Als eerste van een reeks gebrandschilderde ramen bestemd voor de parochiekerk van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus in Sint Odiliënberg vervaardigde de Roermondse glazenier Joep Nicolas in 1954 de drie dubbelramen van het priesterkoor. De kerk was toen nog geen basiliek, wel was het verzoek daartoe in voorbereiding. 
In de bovenstaande compilatie zijn de drie afzonderlijke ramen van de absis samen gebracht, in werkelijkheid sieren zij drie afzonderlijke muurvlakken.
Materiaal en afmetingen: Antiekglas/lood/grisaille, 250x100cm, alle drie gesigneerd Joep Nicolas 1954.

De drie ramen stellen de drie grote Christusmysteries voor met hun voorafbeeldingen in het Oude Testament, een oude traditie die reeds in de middeleeuwse kathedralen werd gebruikt om antitype en type (vervulling en voorafbeelding, werkelijkheid en symbool) in één raam te presenteren.

Raam links
Beneden: de pas geschapen mensen geplaatst in het aards paradijs. Een moment voor de zondeval (Proto-evangelie Genesis 3.15).
Boven: de herschepping van de mens in de Geboorte van de Jezus Christus, God-Mens (Luc 2,10-16), die noodzakelijk was na de zondeval en de verdrijving van de mens uit het aards paradijs)
Raam midden
Beneden: Abraham offert zijn zoon Isaac (Gen 22,10-13) met de engel die Abraham tegenhoudt en de ram als vervangend offerdier.
Boven: het Laatste Avondmaal, centraal op het priesterkoor. Bij de instelling van de H. Eucharistie loopt Jezus vooruit op zijn dood aan het kruis, waar Hij zijn leven als een volmaakt offer uit liefde aan de Vader gaf en voor de verlossing van de mensen.

Raam rechts
Beneden: Jonas, levend aan land stappend na een verblijf van drie dagen in de buik van de walvis (Jon 2,11). Dit is de voorafbeelding van de erboven afgebeelde Verrijzenis van Christus, na drie dagen grafrust (Mt 28,2-3 en parallelplaatsen).

Communio van vandaag [Romeins Missaal]

De Heer is verrezen:
Zijn licht straalt over ons die Hij door zijn Bloed heeft verlost,
Alleluia.

maandag 11 april 2016

Het kostbare en levengevende Kruis van Christus


Iedere apostel juichte in het kruis, elke martelaar werd erdoor gekroond en elke heilige erdoor geheiligd.
O allerkostbaarste gave van het kruis! wat een schittering om te zien! Het heeft niet het vóórkomen te bestaan uit een mengeling van iets goeds en iets kwaads, zoals dat hout in Eden, maar het kruishout is geheel schoon en bevallig zowel om te zien als om te genieten.
Het is immers het hout, dat leven voortbrengt, geen dood. Het maakt licht en verduistert niet, leidt binnen naar Eden en voert niet naar daarbuiten. Het is dat hout, waarop Christus stijgt als een koning op zijn vierspan, de duivel met diens dodelijke macht overwon en het menselijk geslacht verloste uit zijn tyrannieke slavernij.
Het is dat hout, waarop de Heer – als een alleruitmuntendste strijder in de strijd aan handen en voeten gewond en ook aan zijn goddelijke zijde – de wonden, van misdadigers ontvangen, genas, onze natuur namelijk, die door de verderfelijke slang was gewond.
Eerst gedood door het hout vinden wij nu het leven weer terug door het hout. Eerst door het hout bedrogen, hebben wij nu de misdadige slang op het hout overwonnen. Voorzeker, nieuwe en vreemde ruilingen. In plaats van de dood wordt het leven gegeven, voor het bederf het onbederfelijke, voor de schande de glorie.
Niet zonder reden dan ook riep de H. Paulus uit: Ik kan niet anders roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij gekruisigd is en ik voor de wereld!
Want die hoogste wijsheid, die als het ware van het kruis opbloeide, heeft de verwaandheid van de wereldse wijsheid en de hoogmoed van de dwaasheid gelogenstraft. Allerlei goede zaken, die uit het kruis ontstaan zijn, hebben de kiemen van slechtheid en boosheid weggesneden.
Reeds vanaf het begin van de wereld waren er tenminste al kenmerken en aanwijzingen van zeer merkwaardige dingen, als symbolen en voorafbeeldingen van dit hout. Immers iedereen kan het zien, die gedreven wordt door verlangen om het te weten. Is Noë met zijn kinderen en vrouwen en dieren van elk soort niet door een goddelijk besluit met een weinig hout ontkomen aan de vernietiging door de zondvloed?
En wat betekende verder de staf van Mozes? Was dat geen beeld van het kruis? Want nu eens veranderde die staf water in bloed, dan weer verslond zij de bedriegelijke slangen van de magiërs; weer bij een andere gelegenheid verdeelde hij met een slag de zee in tweeën, en daarna liet hij de golven van de zee weer terugstromen en deed hij de vijanden omkomen; maar hen, die tot het wettige volk behoorden, beschermde hij.

Zo was ook de staf van Aäron, die nog dezelfde dag bloeide en daarmee de wettige priester aanwees, een symbool van het kruis.

zaterdag 9 april 2016

Collectegebed – Derde zondag van Pasen "De dag van de opstanding hoopvol en blij tegemoet zien"

“Onze bijenkorf”  

Verluchting met honingbijen en imkers op een Exsultet-rol.
Niet alleen in woorden maar ook in beelden werd de lof op de bijen in het Exsultet - de Paasjubelzang - tijdens de Paaswake verkondigd. De verluchting werd dikwijls ondersteboven aangebracht, opdat de gelovigen onder het gezang van de diaken deze konden bewonderen tijdens het geleidelijk ontrollen van de tekst over de lezenaar heen.
T e r  i n l e i d i n g
De vroegste tijd van de Kerk is een echte paastijd. Alles is jubel, blijdschap en dankbaarheid in het leven van deze eerste christenen. De verlossing had immers juist plaats gehad. De mensen waren juist herboren uit het water van het Doopsel en gered door het Bloed van Christus (Zie Collectegebed 2e zondag van Pasen). Daarom is het jonge christendom geheel doortrild van vreugde en dank: en dat geeft het zijn onvergelijkelijke bekoorlijkheid. Niet zonder reden betekent hetzelfde Griekse woord “charis” in de taal van de christenen genade, vreugde, dank en hemelse gratie; en niet voor niets wordt Christus zelf “Charis” genoemd, Hij, de Bewerker van al datgene wat charis betekent. Hij – de genade, vreugde en dankzegging zelf (1).
De Paasliturgie van de Kerk is het getrouwe spiegelbeeld van deze blijde eerste tijd van het christendom. Ook deze liturgie draagt het stempel van genade, vreugde en dank.  In haar komt de verlossing binnen het bereik van alle tijden en mensen. Wij hebben deze juist beleefd. Het Bloed van het Lam heeft als een machtig zegel ons van de dood bevrijd en als melk ons nieuwe leven gevoed. Wij zijn opengebloeid in een nieuwe frisse jeugdigheid. Elk alleluia is één dank- en juichkreet van het verloste leven, dat vrij is van zonde.

T e k s t
Missale Romanum 1970
Semper exsultet populus tuus, Deus,
renovata animæ iuventute,
ut, qui nunc lætatur in adoptionis se gloriam restitutum,
resurrectionis diem spe certae gratulationis exspectet.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie
God, laat uw volk dat Gij geestelijk hebt vernieuwd en verjongd,
altijd reden hebben tot vreugde.
Wij zijn gelukkig, nu Gij ons weer hebt aangenomen als uw kinderen;
geef dat wij de dag van de opstanding hoopvol en blij tegemoet zien.
Werkvertaling
O God, moge uw volk zich altijd verheugen
nu de jeugd van zijn ziel is vernieuwd,
zodat het [volk] dat nu zijn vreugde vindt in het herstel van de glorie van de geestelijke aanneming, met hoop op het zekere geluk naar de dag van de verrijzenis uitziet.
L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
De oratie heeft haar liturgische antecedenten in het Sacramentarium Leonianum (Verona), 2e helft 6e eeuw en in het Gelasianum, 1e helft 8e eeuw. In andere codices staat deze oratie vermeld op de Annotina van Pasen, de eerste verjaardag van het Doopsel van degenen die het voorafgaande jaar waren gedoopt. De tekst roept de geestelijke status op van de oude tijd van zonde en van zondaar vóór het Doopsel, de hernieuwde jeugd van de ziel en het herstel tot de oorspronkelijke glorie door de wedergeboorte in het bad van het Doopsel. Het is de vreugde en de blijdschap van degenen die van de eerste naar de tweede gesteldheid zijn overgegaan. (2)
Het collectegebed komt niet voor in de preconciliaire edities van het Missale Romanum.

T e k s t a n a l y s e
1. Semper exsultet populus tuus, Deus,
2.renovata animæ iuventute,
3.ut, qui nunc lætatur in adoptionis se gloriam restitutum,
4.resurrectionis diem spe certae gratulationis exspectet.

Ad 1
De oratie opent met de bijwoordelijke bepaling semper, altijd. Deze prominente plaats aan de kop van de oratie onderstreept de kracht van de wens (zie werkvertaling) uitgedrukt in het prædicaat exsultet, moge hij, zij, het zich verheugen, juichen met de coniunctivusvorm in de 3e pers. enkelvoud van het præsens. Populus tuus is het subject bij het gezegde, terwijl Deus de anaklese is, de aangesproken Persoon in de vocativusvorm.
Ad 2
Bijzin met bijwoordelijke betekenis met ablativus absolutusconstructie renovata…iuventute die een omstandigheid uitdrukt: terwijl, nu of nadat de jeugd van zijn ziel is vernieuwd. De genitivusvorm animæ licht het substantivum iuventute nader toe: genitivus explicativus. 
Ad 3-4
Finale/doelaangevende of consecutieve/gevolghebbende bijzin, klassiek ingeleid door het voegwoord ut gevolgd door het prædicaat exspectet in de coniunctivusvorm. Deze bijzin wordt onderbroken door een volgende bijzin, beginnend met het reflexivum qui, dat populus tuus van r.1 tot antecedent heeft; het prædicaat lætatur, dat zich verblijdt, staat in de indicativusvorm vanwege de feitelijke werkelijkheid; de passieve vorm van dit deponens kan reflexief vertaald worden; zich verheugen. Het zinsdeel in adoptionis se gloriam restitutum, een bijwoordelijke bepaling die als object van het verbum kan worden gelezen en die een a.c.i (accusativus cum infinitivo) – constructie bevat (men kan esse aanvullen als infinitivus binnen deze aci-constructie achter het voltooide deelwoord restitutum dat congrueert met de accusativus se. Se verwijst naar het subject van de zin uitgedrukt in het betrekkelijke voornaamwoord qui dat populus uit regel 1 als antecedent heeft, letterlijk vertaald: (het volk) dat zich verblijdt dat het hersteld is tot/in de glorie van de adoptie  (geestelijke aanneming). Adoptionis: genitivus explicativus bij gloriam. Nunc: bijwoordelijke bepaling van tijd.
De finale/consecutieve bijzin drukt een wens uit waarvan de hoop op vervulling haar reden vindt in het geformuleerde in de relatieve bijzin qui. Van het prædicaat expectet is populus tuus (r.1) subject en diem resurrectionis object, dat uit te splitsen is in de accusativusvorm diem met de genitivus explicativus als toelichting. Spe certæ gratulationis: een bijwoordelijke bepaling bij het verbum exspectet, een woordengroep die ook weer te verdelen is in de ablativusvorm spe (met hoop op, in de hoop op) en twee congruerende genitivusvormen: certæ gratulationis, welke genitivus opgevat kan vormen als een genitivus objectivus (het voorwerp van de hoop).
I n h o u d
In het collectegebed van deze zondag roept de Kerk reeds in de openingszin met het begrip exsultet als het ware bewust de herinnering op aan de Paaswake.
Een vergelijkbaar woordgebruik als in dit collectegebed vindt men in de werken van de H. Ambrosius (+ 397), zoals bijvoorbeeld in zijn Expositio Psalmi 118, en zijn De mysteriis,  een uitleg van de sacrale, liturgische mysteries aan de pas gedoopten zoals die werd gegeven na Pasen. Bijvoorbeeld, “adulescens vel certe renovatus aquilae iuventute per baptismatis sacramenta…” (ex. Ps CXVIII, 18, 26).
Zeker kan ook van invloed zijn geweest de zinsnede uit Psalm 102(103),5 (versie Liturgia Horarum, 1983): “renovabitur ut aquilæ iuventus tua”, zoals bij een adelaar wordt u uw jeugd vernieuwd”.
Het psalmvers zelf verwijst naar de volgens het volkgeloof legendarische leeftijd van de adelaar: in bepaalde perioden zou de adelaar een nieuwe jeugd worden geschonken. Het lag voor de hand het vers toe te passen op Christus en zijn Verrijzenis en van daaruit op de wedergeboorte in het Doopsel. De oratie bidt dat de gelovigen met de symboliek van de adelaar voor ogen steeds mogen jubelen. De opnieuw geschonken jeugd is de heerlijkheid van het Kindschap van God, dat door het Doopsel is hersteld.
Vervolgens richt de oratie haar blik op de definitieve verzekering van het christelijke verrijzenisvertrouwen, op de verrijzenis met de onvervreemdbare vreugde. De nu geschonken vreugde is slechts een voorafbeelding van de eeuwige jubel maar voedt voortdurend de verwachting van de eeuwige zaligheid.
Adoptio is natuurlijk “adoptie” in de betekenis van “als zijn kind aannemen”. We vinden de  zinsnede “adoptionem filiorum Dei … aanneming tot zonen van God” in de Latijnse Vulgaat (cf Gal 4,5;  Ef 1,5 en Rom 8,23). De woorden exsultet en adoptio roepen bij ons opnieuw de Vigilie van Pasen in de herinnering op, het plechtige moment wanneer de diaken het Praeconium Paschale, de aankondiging van Pasen, of het Exsultet, de Paasjubelzang, zingt vóór de kandelaar met de Paaskaars terwijl de gelovigen hun brandende kaarsen in de hand houden. Tijdens de Paaswake worden veel nieuwe Christenen door het Doopsel tot zonen en dochters van de Vader gemaakt (2) middels geestelijke adoptie.
Het Exsultet is mogelijk een compositie van de 5e eeuw. Enkele fragmenten zouden teruggaan tot de H. Ambrosius. Deze grootse proclamatie bevat veel symbolische motieven van licht en duisternis. Een van de beelden betreft het brandende waslicht: “het blijft gevoed door de smeltende was, die moederbij (3) heeft bereid voor deze kostbare fakkel”. Paus Benedictus XVI merkte in zijn homilie tijdens de Paaswake van 2010 op “dat de samenwerking van de levende gemeenschap van gelovigen in de Kerk in een bepaald opzicht lijkt op de activiteit van bijen. Zij bouwt [door het verzamelen van was] de gemeenschap van het licht op. Zo dient de kaars als een oproep om zich in te voegen in de gemeenschap van de Kerk, wier raison d’être is het licht van Christus te laten schijnen over heel de wereld”.

Hymne Vespers Paastijd "Ad coenam Agni providi" - Gregoriaans


Ter maaltijd van het Lam gereed,
in witte klederen gekleed,
de Rode Zee reeds doorgegaan,
roepen wij koning Christus aan.
Wiens lichaam is als offerspijs,
verbrand op ’t altaar van het kruis,
wiens rode bloed wij drinken tot
ons eeuwig heil, tot vrede in God.
De nacht van Pasen maakt ons vrij,
de doodsengel gaat ons voorbij,
de tirannie heeft afgedaan,
waarmee ons Farao wou slaan.
Ons paaslam Christus is geslacht,
Hij die ten offer werd gebracht,
en die aan ons zijn lichaam bood
in rein en ongedesemd brood.
O offerlam dat eeuwig leeft,
de poort der hel verbroken heeft,
gevangenen uit diepe nacht
in ’t eeuwig licht heeft thuisgebracht.
Christus die stralend triomfeert,
als overwinnaar wederkeert,
en Satan bindt, hoe hij ook woedt,
en ’t paradijs wijd opendoet.
Laat dan ons Pasen zalig zijn,
voor ieder een volmaakt festijn.
Maak ons, ontheven aan de dood,
aan uw nieuw leven deelgenoot.
U Jezus zij de lof gebracht.
De dood is dood. Gij straalt in pracht.
U met de Vader zij de eer,
U met de Geest voor immermeer.

vrijdag 8 april 2016

Iedere dag zingen wij bij de lauden het "Benedictus" (Lofzang uit het Evangelie 1)

 
Geprezen zij de Heer, de God van Israël,
omdat Hij omziet naar zijn volk en het bevrijdt.
Een redder heeft Hij ons verwekt
in het geslacht van David, zijn getrouwe;
 Zoals Hij reeds van oudsher had verklaard
bij monde van zijn heilige profeten:
Verlossing uit de macht van onze vijanden
en uit de hand van allen die ons haten.
Zo zal Hij onze vaderen barmhartig zijn,
zijn heilige verbond gestand doen;
 De eed aan onze vader Abraham gezworen
ons eenmaal te verlenen;
 Om aan de greep van vijanden ontrukt
Hem zonder vrees te dienen;
In vroomheid en gerechtigheid
al onze dagen voor zijn aanschijn. _
 En gij, kind, zult profeet zijn van de Allerhoogste,
want gij gaat voor de Heer uit om zijn weg te banen.
Gij zult zijn volk de boodschap van verlossing brengen
door de vergeving van hun zonden;
Dank zij de innige barmhartigheid van onze God,
die als een nieuwe dag voor ons zal opgaan;
Om licht te brengen in het duister en de schaduw van de dood
en onze voeten te geleiden op een weg van vrede. _
Eer aan de Vader en de Zoon
en de heilige Geest.
Zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

donderdag 7 april 2016

De Goede Herder in de muziek van J.S. Bach BWV 208


Uit de christelijke iconografie [4] De Goede Herder


Bovenstaande afbeelding van de Goede Herder (Pastor Bonus) herinnert aan de parabel van het verloren schaap (Lc 15, 3-7) of aan de woorden van Jezus waarmee Hij zichzelf met de Goede Herder identificeert (Jo 10, 1-16). De symbolische voorstelling toont Jezus als Redder (Salvator) terwijl het schaap staat voor de ziel die door Hem wordt verlost. Een voorstelling die veelvuldig voorkomt in de catacomben, op sarcofagen, als decoratie bij grafinscripties en in de vroegchristelijke literatuur.
Het beeld van de Herder vervult het leven en denken van de eerste christenen. De martelares Perpetua ziet in een visioen het paradijs als een zeer ruime tuin of weide en daarop de Heer in de gestalte van een herder, die de schapen weidt en melkt en haar van het gemolkene te drinken geeft, zodat zij een zoete smaak ervan in haar mond voelt, als zij uit het visioen ontwaakt. En een oud christelijk grafschrift zegt: “Ik ben een leerling van de heilige Herder, die de schapen weidt op de bergen en vlakten” (Grafschrift van Aberkios, eind 2e eeuw).
De voorliefde voor dit beeld is begrijpelijk. De christenen namen het van de Heer zelf over. In de H. Schrift, zowel van het Oude als het Nieuwe Testament openbaart de goddelijke Liefde zich onder het beeld van de herder. Zij past zich in oneindige goedheid en minzaamheid aan bij de voorstellingen van de mensen, zoals deze in hun dagelijkse omgeving voorkomen. Ons, moderne mensen ligt dit beeld minder, zelden zien we nog een herder met zijn kudde. In vroegere tijden en vooral in het oosten – en ook nog in Oost-Europa -  was dit gezicht gewoon en zag men de herders met hun kudden weidend voorttrekken. In Palestina wist men wat ermee bedoeld was, toen Christus van zichzelf verklaarde: “Ik ben de goede Herder” (Jo 10,11).
Dikwijls heeft Gods bijzondere zegen op de herders gerust. De onschuldige en God welgevallige Abel was een herder. Abraham, die door zijn geloof een “vriend van God” werd, was bezitter van grote kudden, en zoals hij ook de andere door God gezegende aartsvaders. De Heer riep David van de kudde weg tot het koningschap.
In de voorstelling van de Israëlieten leefde God als herder te midden van zijn volk. “De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets” (Ps 22, 1), zingt David. En iedere morgen wanneer de kloosterlingen hun dag beginnen met de uitnodigingspsalm tot hun dagelijks lofgebed: “Wij zijn zijn volk, de schaapjes van zijn weide” (Ps 94, 7); en weer op een andere plaats: “Gij, Herder van Israël, zie toe, Gij die Jozef leidt als een schaapje” (Ps 79, 2).
Omringd door kwaadsprekers roept de profeet Jeremias uit: “Zij brachten mij niet in verwarring, want ik volgde U, mijn Herder” (Jer 17, 16) en bij de profeet Ezechiël belooft de Heer: “Ik ga zelf mijn schapen zoeken.. Het vermiste dier zoek ik op…het gewonde zal Ik verbinden, het verzwakte versterken…” (Ez 34,11.16).

Het woord herder roept een sterke mannelijke voorstelling op. De herder op de weiden van het oosten moest moed bezitten. Hoe dikwijls bedreigden niet wilde dieren de kudden. “Toen uw dienaar”, zegt David, wanneer Saul aan zijn kracht twijfelt, “de schapen van zijn vader hoedde, en er kwam een leeuw, di een lam van de kudde weghaalde, ging ik hem achterna, sloeg hem neer en redde het lam uit zijn muil” (1 Sam 17, 34 e.v.).

Hoe goed past dit beeld van de dappere jonge herder op Christus, de Overwinnaar van Pasen die zegt: “Ik geef mijn leven voor mijn schapen” (Jo 10, 15). In Hem zijn alle beelden van de goede Herder uit het Oude Testament vervuld. Het beeld van Christus als goede Herder hoort thuis in de paastijd; het is met de Kerk vol beloften meegegaan tijdens de Vasten en de opgang naar Jeruzalem. Maar in zijn passie heeft de Heer zich in de ware zin van het woord als goede Herder voor zijn schapen geopenbaard. Een gehuurde herder, aan wie de schapen niet toebehoren, zou niet de moed hebben uit liefde de dood te ondergaan, “hij heeft geen hart voor de schapen” (Jo 10, 13) en “vlucht weg als hij de wolf ziet aankomen” (Jo 10, 12).

De goede Herder kunnen we rustig volgen. Hij doet alles voor ons. Al leidt Hij over ruwe wegen, tenslotte loopt het altijd weer uit op de goede weide. Niet goed in aardse zin. Een paradijs op aarde heeft Christus niet gebracht, maar vrede en eeuwig leven van de ziel. In ons liggen de wilde dieren – haat, toorn, afgunst en ieder andere zonde – overwonnen door de krachtige arm van de Herder. In ons groeit het blijde leven, dat op de goede weide van de Kerk wordt gevoed.