zaterdag 9 april 2016

Collectegebed – Derde zondag van Pasen "De dag van de opstanding hoopvol en blij tegemoet zien"

“Onze bijenkorf”  

Verluchting met honingbijen en imkers op een Exsultet-rol.
Niet alleen in woorden maar ook in beelden werd de lof op de bijen in het Exsultet - de Paasjubelzang - tijdens de Paaswake verkondigd. De verluchting werd dikwijls ondersteboven aangebracht, opdat de gelovigen onder het gezang van de diaken deze konden bewonderen tijdens het geleidelijk ontrollen van de tekst over de lezenaar heen.
T e r  i n l e i d i n g
De vroegste tijd van de Kerk is een echte paastijd. Alles is jubel, blijdschap en dankbaarheid in het leven van deze eerste christenen. De verlossing had immers juist plaats gehad. De mensen waren juist herboren uit het water van het Doopsel en gered door het Bloed van Christus (Zie Collectegebed 2e zondag van Pasen). Daarom is het jonge christendom geheel doortrild van vreugde en dank: en dat geeft het zijn onvergelijkelijke bekoorlijkheid. Niet zonder reden betekent hetzelfde Griekse woord “charis” in de taal van de christenen genade, vreugde, dank en hemelse gratie; en niet voor niets wordt Christus zelf “Charis” genoemd, Hij, de Bewerker van al datgene wat charis betekent. Hij – de genade, vreugde en dankzegging zelf (1).
De Paasliturgie van de Kerk is het getrouwe spiegelbeeld van deze blijde eerste tijd van het christendom. Ook deze liturgie draagt het stempel van genade, vreugde en dank.  In haar komt de verlossing binnen het bereik van alle tijden en mensen. Wij hebben deze juist beleefd. Het Bloed van het Lam heeft als een machtig zegel ons van de dood bevrijd en als melk ons nieuwe leven gevoed. Wij zijn opengebloeid in een nieuwe frisse jeugdigheid. Elk alleluia is één dank- en juichkreet van het verloste leven, dat vrij is van zonde.

T e k s t
Missale Romanum 1970
Semper exsultet populus tuus, Deus,
renovata animæ iuventute,
ut, qui nunc lætatur in adoptionis se gloriam restitutum,
resurrectionis diem spe certae gratulationis exspectet.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie
God, laat uw volk dat Gij geestelijk hebt vernieuwd en verjongd,
altijd reden hebben tot vreugde.
Wij zijn gelukkig, nu Gij ons weer hebt aangenomen als uw kinderen;
geef dat wij de dag van de opstanding hoopvol en blij tegemoet zien.
Werkvertaling
O God, moge uw volk zich altijd verheugen
nu de jeugd van zijn ziel is vernieuwd,
zodat het [volk] dat nu zijn vreugde vindt in het herstel van de glorie van de geestelijke aanneming, met hoop op het zekere geluk naar de dag van de verrijzenis uitziet.
L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
De oratie heeft haar liturgische antecedenten in het Sacramentarium Leonianum (Verona), 2e helft 6e eeuw en in het Gelasianum, 1e helft 8e eeuw. In andere codices staat deze oratie vermeld op de Annotina van Pasen, de eerste verjaardag van het Doopsel van degenen die het voorafgaande jaar waren gedoopt. De tekst roept de geestelijke status op van de oude tijd van zonde en van zondaar vóór het Doopsel, de hernieuwde jeugd van de ziel en het herstel tot de oorspronkelijke glorie door de wedergeboorte in het bad van het Doopsel. Het is de vreugde en de blijdschap van degenen die van de eerste naar de tweede gesteldheid zijn overgegaan. (2)
Het collectegebed komt niet voor in de preconciliaire edities van het Missale Romanum.

T e k s t a n a l y s e
1. Semper exsultet populus tuus, Deus,
2.renovata animæ iuventute,
3.ut, qui nunc lætatur in adoptionis se gloriam restitutum,
4.resurrectionis diem spe certae gratulationis exspectet.

Ad 1
De oratie opent met de bijwoordelijke bepaling semper, altijd. Deze prominente plaats aan de kop van de oratie onderstreept de kracht van de wens (zie werkvertaling) uitgedrukt in het prædicaat exsultet, moge hij, zij, het zich verheugen, juichen met de coniunctivusvorm in de 3e pers. enkelvoud van het præsens. Populus tuus is het subject bij het gezegde, terwijl Deus de anaklese is, de aangesproken Persoon in de vocativusvorm.
Ad 2
Bijzin met bijwoordelijke betekenis met ablativus absolutusconstructie renovata…iuventute die een omstandigheid uitdrukt: terwijl, nu of nadat de jeugd van zijn ziel is vernieuwd. De genitivusvorm animæ licht het substantivum iuventute nader toe: genitivus explicativus. 
Ad 3-4
Finale/doelaangevende of consecutieve/gevolghebbende bijzin, klassiek ingeleid door het voegwoord ut gevolgd door het prædicaat exspectet in de coniunctivusvorm. Deze bijzin wordt onderbroken door een volgende bijzin, beginnend met het reflexivum qui, dat populus tuus van r.1 tot antecedent heeft; het prædicaat lætatur, dat zich verblijdt, staat in de indicativusvorm vanwege de feitelijke werkelijkheid; de passieve vorm van dit deponens kan reflexief vertaald worden; zich verheugen. Het zinsdeel in adoptionis se gloriam restitutum, een bijwoordelijke bepaling die als object van het verbum kan worden gelezen en die een a.c.i (accusativus cum infinitivo) – constructie bevat (men kan esse aanvullen als infinitivus binnen deze aci-constructie achter het voltooide deelwoord restitutum dat congrueert met de accusativus se. Se verwijst naar het subject van de zin uitgedrukt in het betrekkelijke voornaamwoord qui dat populus uit regel 1 als antecedent heeft, letterlijk vertaald: (het volk) dat zich verblijdt dat het hersteld is tot/in de glorie van de adoptie  (geestelijke aanneming). Adoptionis: genitivus explicativus bij gloriam. Nunc: bijwoordelijke bepaling van tijd.
De finale/consecutieve bijzin drukt een wens uit waarvan de hoop op vervulling haar reden vindt in het geformuleerde in de relatieve bijzin qui. Van het prædicaat expectet is populus tuus (r.1) subject en diem resurrectionis object, dat uit te splitsen is in de accusativusvorm diem met de genitivus explicativus als toelichting. Spe certæ gratulationis: een bijwoordelijke bepaling bij het verbum exspectet, een woordengroep die ook weer te verdelen is in de ablativusvorm spe (met hoop op, in de hoop op) en twee congruerende genitivusvormen: certæ gratulationis, welke genitivus opgevat kan vormen als een genitivus objectivus (het voorwerp van de hoop).
I n h o u d
In het collectegebed van deze zondag roept de Kerk reeds in de openingszin met het begrip exsultet als het ware bewust de herinnering op aan de Paaswake.
Een vergelijkbaar woordgebruik als in dit collectegebed vindt men in de werken van de H. Ambrosius (+ 397), zoals bijvoorbeeld in zijn Expositio Psalmi 118, en zijn De mysteriis,  een uitleg van de sacrale, liturgische mysteries aan de pas gedoopten zoals die werd gegeven na Pasen. Bijvoorbeeld, “adulescens vel certe renovatus aquilae iuventute per baptismatis sacramenta…” (ex. Ps CXVIII, 18, 26).
Zeker kan ook van invloed zijn geweest de zinsnede uit Psalm 102(103),5 (versie Liturgia Horarum, 1983): “renovabitur ut aquilæ iuventus tua”, zoals bij een adelaar wordt u uw jeugd vernieuwd”.
Het psalmvers zelf verwijst naar de volgens het volkgeloof legendarische leeftijd van de adelaar: in bepaalde perioden zou de adelaar een nieuwe jeugd worden geschonken. Het lag voor de hand het vers toe te passen op Christus en zijn Verrijzenis en van daaruit op de wedergeboorte in het Doopsel. De oratie bidt dat de gelovigen met de symboliek van de adelaar voor ogen steeds mogen jubelen. De opnieuw geschonken jeugd is de heerlijkheid van het Kindschap van God, dat door het Doopsel is hersteld.
Vervolgens richt de oratie haar blik op de definitieve verzekering van het christelijke verrijzenisvertrouwen, op de verrijzenis met de onvervreemdbare vreugde. De nu geschonken vreugde is slechts een voorafbeelding van de eeuwige jubel maar voedt voortdurend de verwachting van de eeuwige zaligheid.
Adoptio is natuurlijk “adoptie” in de betekenis van “als zijn kind aannemen”. We vinden de  zinsnede “adoptionem filiorum Dei … aanneming tot zonen van God” in de Latijnse Vulgaat (cf Gal 4,5;  Ef 1,5 en Rom 8,23). De woorden exsultet en adoptio roepen bij ons opnieuw de Vigilie van Pasen in de herinnering op, het plechtige moment wanneer de diaken het Praeconium Paschale, de aankondiging van Pasen, of het Exsultet, de Paasjubelzang, zingt vóór de kandelaar met de Paaskaars terwijl de gelovigen hun brandende kaarsen in de hand houden. Tijdens de Paaswake worden veel nieuwe Christenen door het Doopsel tot zonen en dochters van de Vader gemaakt (2) middels geestelijke adoptie.
Het Exsultet is mogelijk een compositie van de 5e eeuw. Enkele fragmenten zouden teruggaan tot de H. Ambrosius. Deze grootse proclamatie bevat veel symbolische motieven van licht en duisternis. Een van de beelden betreft het brandende waslicht: “het blijft gevoed door de smeltende was, die moederbij (3) heeft bereid voor deze kostbare fakkel”. Paus Benedictus XVI merkte in zijn homilie tijdens de Paaswake van 2010 op “dat de samenwerking van de levende gemeenschap van gelovigen in de Kerk in een bepaald opzicht lijkt op de activiteit van bijen. Zij bouwt [door het verzamelen van was] de gemeenschap van het licht op. Zo dient de kaars als een oproep om zich in te voegen in de gemeenschap van de Kerk, wier raison d’être is het licht van Christus te laten schijnen over heel de wereld”.