vrijdag 29 april 2016

Liturgia Horarum 29 april "Ik heb gesmaakt en gezien".

Uit de ‘Dialoog over de goddelijke Voorzienigheid’ van de heilige Catharina van Siena (+ 1380) (Dialogus de divina Providentia: edit. lat., Ingolstadt, 1583, 290-291)
 
Ik heb gesmaakt en gezien.
 
O eeuwige godheid, eeuwige Drie-eenheid, die door de eenheid met de goddelijke natuur het bloed van uw eniggeboren Zoon zo’n grote waarde hebt geschonken! Gij, eeuwige Drie-eenheid, zijt als een diepe zee: hoe meer ik hierin zoek, des te meer vind ik. En hoe meer ik vind, des te meer dorst ik ernaar U te zoeken. Gij zijt niet te verzadigen en mijn ziel wordt niet verzadigd, wanneer zij zich in uw peilloze diepte tracht te verzadigen. Zij blijft immers naar U smachten, zij verlangt steeds sterker naar U, eeuwige Drie-eenheid, omdat zij U met het licht van uw licht begeert te zien.
Zelf heb ik met het licht van mijn verstand in uw licht uw peilloze diepte en de schoonheid van uw schepselen gesmaakt en gezien, eeuwige Drie-eenheid. Toen ik mij in U zag, heb ik daarom gezien dat ik uw beeld ben op grond van dat inzicht dat mij, eeuwige Vader, gegeven wordt in uw macht en uw wijsheid die uw eniggeboren Zoon geschonken wordt. Vervolgens heeft de heilige Geest die uit U en uw Zoon voortkomt, mij de wil gegeven waarmee ik kan beminnen.
Gij, eeuwige Drie-eenheid, zijt waarlijk Schepper en ik uw schepsel. Omdat Gij mij het inzicht geschonken hebt, toen Gij mij met het bloed van uw Zoon hebt laten herboren worden, heb ik begrepen dat Gij de schoonheid van al uw schepselen liefhebt.
O peilloze diepte, eeuwige Drie-eenheid, God, diepe zee! Wat anders hadt Gij mij kunnen geven dan Uzelf? Gij zijt een vuur dat altijd brandt en niet opraakt. Gij verteert met uw warmte iedere eigenliefde van de ziel. Gij zijt het vuur dat iedere koude wegneemt, en Gij verlicht de geesten met uw licht, met dat licht waarmee Gij mij uw waarheid hebt doen kennen.
Wanneer ik mij in dit licht spiegel, ken ik U als het hoogste goed, een goed boven alle goed, een gelukzalig goed, een onbegrijpelijk goed, een onschatbaar goed. Een schoonheid boven alle schoonheid. Een wijsheid boven alle wijsheid. Wat méér is, Gij zijt de wijsheid zelf. Gij zijt de spijs van de engelen, Gij die U met vurige liefde aan de mensen gegeven hebt.
Gij zijt het kleed dat al mijn naaktheid bedekt. Gij zijt de spijs die de hongerigen voedt met uw lieflijkheid. Gij zijt zoet zonder enige bitterheid, Gij eeuwige Drie-eenheid!