Ook in ons zal de dood sterven.
Onze
Heer Jezus Christus is geboren: sterfelijk met de stervelingen. Waarom
sterfelijk? Omdat Hij is gekomen ‘in de gestalte van het vlees der
zonde’ (Rom. 8, 3). Als Zaligmaker is Hij gekomen: Hij is
gestorven, maar Hij heeft de dood gedood: Hij heeft in zichzelf aan de
dood die wij duchten, een einde gemaakt. Waar is nu de dood? Zoek hem in
Christus, hij is er niet meer: zeker, hij is er geweest, maar daar is
hij gestorven. O leven, dood van de dood! Wees welgemoed; ook in ons zal
de dood sterven. Wat in het hoofd is voorafgegaan, zal ook in de
ledematen plaatshebben: ook in ons zal de dood sterven. Wanneer dan? Op
het einde van de wereld, bij de opstanding der doden, waarin wij geloven
en waaraan wij niet twijfelen. ‘Wie immers gelooft en gedoopt is, zal
gered worden’ (Mc. 16, 16).
In ons zal de dood sterven en
hij zal er niet meer zijn. Wilt gij het bewijs? Ik laat u enkele
stemmen horen van hen die triomferen: dan hebt gij iets om over na te
denken, om van harte te bezingen, om er met heel uw wezen op te hopen,
om het, gelovig en ijverig in het goede, te zoeken. Luistert naar de
stemmen van hen die triomferen, wanneer er geen dood meer zal zijn;
wanneer ook in ons, zoals ook in het hoofd, de dood zal sterven. De
apostel Paulus zegt: ‘Dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid
worden bekleed, en dit sterfelijke met onsterfelijkheid; dan zal het
woord van de Schrift in vervulling gaan: de dood is verslonden, de zege
is behaald’ (1 Kor. 15, 53.54).
Die zege is de dood van de
dood. Hij zal verslonden worden, om er verder niet meer te zijn. Wat
betekent dat hij er niet meer is, noch voor de ziel, noch voor het
lichaam. ‘De dood is verslonden, de zege behaald.’ Daarom moeten allen
juichen en triomferen; juichen en zeggen wat volgt: ‘Dood. waar is uw
overwinning, dood, waar is uw prikkel?’ (1 Kor. 15, 55). Gij hebt
u meester gemaakt, gij hebt in uw macht gekregen, gij hebt overwonnen
en gij hebt u toegeëigend; en gij hebt geslagen en gij hebt gedood. Wat
is er van dit alles geworden? ‘Dood, waar is uw overwinning, dood, waar
is uw prikkel?’ Heeft mijn Heer die niet verbroken? O dood, toen gij u
aan mijn leer hebt vastgeklampt, toen zijt gij ook voor mij te gronde
gegaan.