donderdag 30 april 2015
St. John of the Cross - The Living Flame Of Love
The Living Flame Of Love
1. O living flame of love
that tenderly wounds my soul
in its deepest center! Since
now you are not oppressive,
now consummate! if it be your will:
tear through the veil of this sweet encounter!
2. O sweet cautery,
O delightful wound!
O gentle hand! O delicate touch
that tastes of eternal life
and pays every debt!
In killing you changed death to life.
3. O lamps of fire!
in whose splendors
the deep caverns of feeling,
once obscure and blind,
now give forth, so rarely, so exquisitely,
both warmth and light to their Beloved.
4. How gently and lovingly
you wake in my heart,
where in secret you dwell alone;
and in your sweet breathing,
filled with good and glory,
how tenderly you swell my heart with love.
The Works of St. John of the Cross
Copyright ICS Publications.
Permission is hereby granted for any non-commercial use, if this copyright notice is included
woensdag 29 april 2015
dinsdag 28 april 2015
"Het kruis van Christus, heil voor het menselijk geslacht"
H. Ephræm,
diaken: Het kruis
van Christus, heil voor het menselijk geslacht
Onze Heer is door de dood in elkaar getrapt, maar wederkerig
heeft Hij de dood als een weg kapot getrapt. Hij onderwierp zich aan de dood en
onderging deze vrijwillig om de dood tegen diens wil te vernietigen. Want onze
Heer is, zijn kruis dragend, weggegaan, terwijl de dood dit wilde. Maar aan het
kruis riep de Heer en leidde de gestorvenen uit de onderwereld, hoewel de dood
dit niet wilde.
Door het lichaam, dat Hij droeg, doodde Hem de dood; maar met
dezelfde wapens behaalde Hij de overwinning over de dood. Zijn Godheid verborg
zich onder zijn Mensheid en naderde zo de dood, die Hem wel doodde, maar die
ook gedood werd. De dood doodde het natuurlijke leven, maar wederkering werd
hij zelf gedood door het bovennatuurlijke leven.
Omdat derhalve de dood Hem niet kon verslinden, als Hij
zonder lichaam was, noch de onderwereld Hem kon verzwelgen, als Hij geen vlees
bezat, kwam Hij tot de Maagd, om daarvandaan zijn triomfwagen te nemen en naar
de onderwereld te rijden. In dat aangenomen lichaam ging Hij de onderwereld
binnen, brak de schatkamers open en verdeelde de schatten.
Dan kwam Hij bij Eva, de moeder van alle levenden. Zij is de
wijngaard, waarvan de dood de omheining opende met de eigen handen van Eva,
opdat zij zijn vrucht zou proeven; zo werd Eva, de moeder van alle levenden, de
bron van de dood voor alle levenden.
Maar Maria, de nieuwe wijnstok, bloeide op, verheven boven de
oude wijnstok Eva, en daarin woonde het nieuwe leven Christus, opdat voor de
dood, die voortgraasde en naar gewoonte in overmoed naderbij kwam, in een
sterfelijke vrucht (Christus) het Leven schuil zou gaan, dat de dood
vernietigt. Toen dan ook de dood, niets vrezend, Hem verslonden had, bevrijdde
Hij het leven en daarmee velen.
Dezelfde uitstekende timmermans-zoon, die zijn kruis verhief
boven de alles-verslindende onderwereld, bracht ook het menselijk geslacht over
naar het huis van het leven. Maar omdat het menselijk geslacht door het hout
[de paradijsboom] was vervallen naar de onderwereld, ging het op het hout het
huis van het leven binnen. Op het hout, waarop een bittere loot was geënt, werd nu een zoete
geënt, opdat wij Hem zouden erkennen, aan Wie geen schepsel kan weerstaan.
U zij de glorie, Gij
die met uw kruis een brug hebt geslagen over de dood heen, opdat daarover de
zielen uit het land van de dood naar dat van het leven zouden kunnen overkomen.
U zij de
glorie! Die Uzelf bekleed hebt met het lichaam van een sterfelijk mens en dat
tot een bron van leven hebt gemaakt voor alle stervelingen.
Gij leeft volkomen;
want die U doodden, hebben ten opzichte van uw leven gehandeld als landbouwers;
zij hebben namelijk uw leven als tarwe in de grond gezaaid, opdat het daaruit
zou verrijzen en velen met zich tot leven zou wekken.
Komt, laten wij onze
liefde offeren als een groot en universeel offer; laten wij onze rijkste
gezangen en gebeden voor Hem uitstorten, die zijn kruis opdroeg als een offer
voor God, om
daardoor ons allen rijk te maken.
(Sermo de Domino nostro, 3-4.9; Opera edit. Lamy, 1,152-158. 166-168)
zaterdag 25 april 2015
Collectegebed – Vierde zondag van Pasen - Zondag van de Goede Herder
Collectegebed – Vierde zondag van Pasen
Ego sum pastor bonus- “Zondag
van de Goede Herder”
Omnipotens
sempiterne Deus,
deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
ut eo perveniat humilitas gregis,
quo processit fortitudo pastoris.
deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
ut eo perveniat humilitas gregis,
quo processit fortitudo pastoris.
Almachtige, eeuwige God,
leid
ons op de weg naar de eeuwige vreugde.
Geef
dat de kleine kudde
de
Herder daarheen mag volgen waar Deze
– machtig en groot – is voorgegaan.
Poging tot een meer letterlijke
vertaling in het Nederlands
Almachtige,
eeuwige God,
voer
ons naar de gemeenschap van de hemelse vreugde
zodat
de nederigheid van de kudde daar aankomt
vanwaar de macht van de Herder is
voortgekomen.
LITERAL TRANSLATION INTO ENGLISH:
Almighty and ever-living God,
lead us unto the communion of heavenly joys,
so that the humility of the flock may reach that place
whence came forth the might of the shepherd.
Almighty and ever-living God,
lead us unto the communion of heavenly joys,
so that the humility of the flock may reach that place
whence came forth the might of the shepherd.
Het
collectegebed van deze zondag is een kleine parel! In één enkele smeekbede
wordt met fraaie retorische motieven God gevraagd om wat iedere mens nodig
heeft.
L i t u r g i s c h e a n t e
c e de n t e n
Het
collectegebed kwam niet voor in de preconciliaire edities van het Missale
Romanum maar gaat terug op het Sacramentarium Gelasianum, 524, (Vat. Reg.
Lat.316), 1e helft 8e eeuw. Voor het nieuwe Romeinse Missaal
van Paulus VI werden zoals bekend een aantal collectegebeden uit de Pius V-
editie van Trente geschrapt en vervangen door oudere bronnen zoals het
Gelasianum vetus en het Leonianum 2e helft 6e eeuw. Ook
werd voor het postconciliaire Romeinse Missaal geput uit de Ambrosiaanse,
Gallicaanse en Visigotische tradities of “componeerde” men nieuwe versies door
het adapteren van bestaande formuleringen en zinswendingen (centonisatie) zoals
dat ook werd toegepast op het terrein van het gregoriaanse repertoire.
De vierde zondag van Pasen wordt de
“Zondag van de Goede Herder” genoemd vanwege de lezing van het 10e
hoofdstuk uit het Evangelie van Johannes. In de preconciliaire kalender was de derde
zondag van Pasen aan de Goede Herder gewijd.
S t i j l
De aardige constructie eo…quo springt onmiddellijk in het oog. Ook de genitieven gregis…pastoris op het einde van de laatste twee zinnen vormen samen een enkel concept en maken de oratie zingbaar.
De stijlfiguur hier is een synchesis, dikwijls gebruikt door Latijnse en Griekse schrijvers om de lezer te concentreren op de betekenis van woorden door een bepaalde plaatsing in de zin: een parallelisme van grammaticale vormen: “ut A-B-C-D, A-B-C-D”. In de woordstructuur van de oratie klinkt het ordelijke voortschrijden als bij een processie.
Het is goed te bedenken hoe deze oraties, gespróken, klinken, en vooral als ze weorden gezongen. Het zijn heel vaak kleine stukjes poëzie vol schoonheid. Die dimensie kan gemakkelijk over het hoofd worden gezien als de oratie alleen maar in stilte vanaf het blad wordt gelezen. Het zou goed zijn wanneer toekomstige vertalers van de Latijnse oraties deze gebeden bij hun vertaalarbeid luid zouden lezen en zelfs zingen!
B i j b e l s e c o n t e x t
Het beeld van de herder en zijn kudde komt veel voor in het O.T. als beeld van het Godsvolk en de leiding en zorg van God of de Messias. Enkele vindplaatsen: Jes 40,11; Jer 23,1-4; Ez 34; Ps 73,1; 76,21; 78,13; 79,2; 94,7.
N.T.: Mt 9,36; 18,12; Joh 10; 21,17; Hebr 13,20, 1 Pe 2,25 (geen volledige opsomming)
C h r i s t e l i j k e l i t e r a t u u r
Talloos zijn de overwegingen en de preken over het beeld van Christus als de Goede Herder. Wij noemen enkele die als tweede lezing in het Lezingenofficie van het Getijdengebed zijn opgenomen:
· Homilie van de H. Asterius van Amasea (13) Over de navolging van het herderschap van de Heer (donderdag na de 1e zondag van de Vasten)
· Homilie van de H. Gregorius de Grote (14,3-6) Christus, de goede Herder (4e zondag van Pasen)
· Preek van de H.Augustinus (Sermo 47, 1.2.36 Over de schapen (maandag 13e week door het jaar)
· Commentaar van de H. Thomas van Aquino op Johannes 10 (maandag 21e week).
· Preek van de H. Augustinus Over de herders (Sermo 46) (24e zondag t/m vrijdag 25e week). Schitterend commentaar op Ezechiël 34.
· Commentaar van de H. Gregorius van Nyssa op het Hooglied: Gebed tot de goede Herder (donderdag 33e week door het jaar).
W o o r d e n l i j s t
Societas betekent “gezelschap, genootschap, vereniging, associatie, verbond, gemeenschap, samenleving”. Het is meer dan een toevallig bijeengebrachte groep en wel een groep die bijeengebracht is voor een gemeenschappelijk doel. Het begrip roept ook het concept “communio” op: een in het Nieuwe Testament gebezigde term voor de gemeenschap van de gelovigen in de richting gaat van de relatie die we in de hemel zullen hebben en daaraan anticipeert. In de Nederlandse vertaling van de oratie bleef dit begrip dat in het christelijk Latijn frequent wordt gebruikt onvertaald. De teksten van de H.Mis verdienen een mooie en zorgvuldige vertaling. Incorrecte versies doen geen recht aan degenen die de vertaalopdracht geven en de gelovigen die een correcte vertaling verwachten.
Er is een mooi contrast tussen humilitas en fortitudo. Het lijken tegenstellingen. Overeenkomstig het oudromeinse taalgevoel heeft humilitas de negatieve connotatie van “laagheid”, in de zin van verachtelijkheid, minderwaardigheid of ellende. Daarentegen betekent fortitudo “kracht” en zelfs “moed, getoond bij het verduren of op zich nemen van ontbering; onverschrokkenheid, dapperheid,”. In het Sacramentarium Gelasianum van de 8e eeuw waaruit de collecte van vandaag afkomstig is, stond in plaats van fortitudo oorspronkelijk celsitudo. De Lewis and Short-dictionary geeft als betekenissen: 1. Verheven lichaamshouding en 2. In later Latijn een titel: Uwe Hoogheid. Fortitudo kan een dichterlijke verwijzing zijn naar Christus’morele kracht en vastberaden volharding in zijn Lijden en Dood. Bovendien kiest onze Heer de zwakken uit en maakt hen sterk met zijn kracht, zijn fortitudo (vgl. 1 Kor 1,26-28). Zwakheid en kracht moeten ook hier niet gewogen worden naar wereldse successen.
Slechts zelden werd in het klassieke Latijn fortitudo gebruikt ter aanduiding van louter fysieke kracht. Dus betekent het “standvastigheid, moed getoond bij het verduren of op zich nemen van ontbering, dapperheid en vastberadenheid”.
Hedendaagse vertalers veranderen soms een abstract idee dat klinkt als een bezit (een troop synecdoche genoemd), zoals “de nederigheid van de kudde” of “de macht van de herder” in een karakteristiek van de bezitter, zoals in “de kleine kudde” of “de machtige herder”. Heel zeker gaat daarbij schoonheid van de Latijnse tekst verloren.
Procedo betekent “tevoorschijn komen, voor de dag komen, voorspruiten” maar ook “voortbewegen, vooruitgaan, voorgaan”. In overdrachtelijke zin krijgt het de betekenis van ”gunstig uitpakken voor, voordelig aflopen” of iets dergelijks.
In het collectegebed hebben we een beeld van Christus als Herder van de schapen die met grote vastberadenheid zijn kleine kudde leidt naar de hemelse vreugden die geen einde kennen.
Hij voert ons terug naar dat waaruit Hij eerst voortkwam, de communio met de Vader en de H. Geest. In de Griekse neoplatoonse filosofie die het vroegchristelijke gedachtegoed voedde, vinden we dikwijls het paradigma van het voortgaan (proodos, of in het Latijn exitus), een rondgaan en een terugkeer (epistrophe, reditus). De oude oratie van deze zondag lijkt een echo te zijn van dit algemeen klassieke patroon.
Het collectegebed van deze zondag roept welhaast vanzelf de mozaïeken in de abses van de oude basilieken in Rome en Ravenna op.
Deze kunstwerken van het vroege christendom, vervaardigd uit uiterst kleine stukje gekleurde steen en glas zijn samengevoegd tot schitterende werken van grote spirituele betekenis. In zekere zin is de Kerk, het Mystieke Lichaam van Christus, met een mozaïek te vergelijken: wij, kleine individuele katholieken met een verschillende roeping, op diverse plaatsen en zelfs met historische afstanden, hebben elk hun eigen aandeel bij het realiseren van een groter werk: iedere steen (of tessera) dient om de schoonheid van de andere te vergroten, iedere steen heeft een functie ten opzichte van de andere alsof zij leden waren van een societas. Op zichzelf beschouwd zijn de individuele steentjes niet de moeite van het bekijken waard, en blijven onopgemerkt. Eenmaal echter door de hand van de kunstenaar bijeengebracht in een bepaalde ordening, hebben ze iets verbluffends.
In deze absismozaïeken is Christus soms glorierijk afgebeeld met keizerlijke attributen. Aan Zijn beide zijden staan dikwijls Apostelen en heiligen als Zijn keizerlijke hof, gekoppeld aan voorstellingen van Bethlehem of van het aardse en hemelse Jeruzalem als begin- en eindpunt. Dikwijls ziet men in deze mozaïeken onder de voeten van de verheerlijkte Christus enkele rijen schapen die naar een veilige groene plaats met stromend water – symbool van de Jordaan en ons eigen Doopsel - worden geleid.
Ons collectegebed herinnert ons aan het grote werk van de Verlosser bij Zijn intrede in deze wereld. Hij heeft ook beloofd terug te zullen komen. De tweede Persoon van de H. Drieëenheid, komt van alle eeuwigheid voort (procedit) uit de Vader. Hij vertoonde zich (procedebat) dus in deze wereld met een machtige gebaar van zelfontlediging om ons te verlossen van onze zonden, om ons te leren wie wij zijn en om ons uit het verderf van de eeuwige dood te voeren uit de naar het glorievolle geluk in vereniging met God in de hemel. Hij kwam bij zijn eerste komst in nederigheid (in humilitate) om onze ellende (humilitas) op Zich te nemen. Bij zijn tweede komst zal Hij, bekleed met zijn eigen fortitudo, ons weiden in de nieuwe societas in de hemel.
Dit commentaar is gedeeltelijk met toestemming en onder dankzegging ontleend aan wdtprs.com (Father John Zuhlsdorf)
Hedendaagse vertalers veranderen soms een abstract idee dat klinkt als een bezit (een troop synecdoche genoemd), zoals “de nederigheid van de kudde” of “de macht van de herder” in een karakteristiek van de bezitter, zoals in “de kleine kudde” of “de machtige herder”. Heel zeker gaat daarbij schoonheid van de Latijnse tekst verloren.
Procedo betekent “tevoorschijn komen, voor de dag komen, voorspruiten” maar ook “voortbewegen, vooruitgaan, voorgaan”. In overdrachtelijke zin krijgt het de betekenis van ”gunstig uitpakken voor, voordelig aflopen” of iets dergelijks.
In het collectegebed hebben we een beeld van Christus als Herder van de schapen die met grote vastberadenheid zijn kleine kudde leidt naar de hemelse vreugden die geen einde kennen.
Hij voert ons terug naar dat waaruit Hij eerst voortkwam, de communio met de Vader en de H. Geest. In de Griekse neoplatoonse filosofie die het vroegchristelijke gedachtegoed voedde, vinden we dikwijls het paradigma van het voortgaan (proodos, of in het Latijn exitus), een rondgaan en een terugkeer (epistrophe, reditus). De oude oratie van deze zondag lijkt een echo te zijn van dit algemeen klassieke patroon.
Het collectegebed van deze zondag roept welhaast vanzelf de mozaïeken in de abses van de oude basilieken in Rome en Ravenna op.
Deze kunstwerken van het vroege christendom, vervaardigd uit uiterst kleine stukje gekleurde steen en glas zijn samengevoegd tot schitterende werken van grote spirituele betekenis. In zekere zin is de Kerk, het Mystieke Lichaam van Christus, met een mozaïek te vergelijken: wij, kleine individuele katholieken met een verschillende roeping, op diverse plaatsen en zelfs met historische afstanden, hebben elk hun eigen aandeel bij het realiseren van een groter werk: iedere steen (of tessera) dient om de schoonheid van de andere te vergroten, iedere steen heeft een functie ten opzichte van de andere alsof zij leden waren van een societas. Op zichzelf beschouwd zijn de individuele steentjes niet de moeite van het bekijken waard, en blijven onopgemerkt. Eenmaal echter door de hand van de kunstenaar bijeengebracht in een bepaalde ordening, hebben ze iets verbluffends.
In deze absismozaïeken is Christus soms glorierijk afgebeeld met keizerlijke attributen. Aan Zijn beide zijden staan dikwijls Apostelen en heiligen als Zijn keizerlijke hof, gekoppeld aan voorstellingen van Bethlehem of van het aardse en hemelse Jeruzalem als begin- en eindpunt. Dikwijls ziet men in deze mozaïeken onder de voeten van de verheerlijkte Christus enkele rijen schapen die naar een veilige groene plaats met stromend water – symbool van de Jordaan en ons eigen Doopsel - worden geleid.
Ons collectegebed herinnert ons aan het grote werk van de Verlosser bij Zijn intrede in deze wereld. Hij heeft ook beloofd terug te zullen komen. De tweede Persoon van de H. Drieëenheid, komt van alle eeuwigheid voort (procedit) uit de Vader. Hij vertoonde zich (procedebat) dus in deze wereld met een machtige gebaar van zelfontlediging om ons te verlossen van onze zonden, om ons te leren wie wij zijn en om ons uit het verderf van de eeuwige dood te voeren uit de naar het glorievolle geluk in vereniging met God in de hemel. Hij kwam bij zijn eerste komst in nederigheid (in humilitate) om onze ellende (humilitas) op Zich te nemen. Bij zijn tweede komst zal Hij, bekleed met zijn eigen fortitudo, ons weiden in de nieuwe societas in de hemel.
Dit commentaar is gedeeltelijk met toestemming en onder dankzegging ontleend aan wdtprs.com (Father John Zuhlsdorf)
Paus Gregorius de Grote "Christus, de goede Herder"
Paus Gregorius de Grote:
Christus, de goede Herder
Ik ben de
goede Herder. En ik ken mijn schapen, dit is: Ik bemin hen, en de mijnen kennen Mij. Alsof Hij openlijk zegt: Zij, die
liefhebben, laten zich door de liefde leiden. Want wie de waarheid niet bemint,
kent nog niets.
Nu gij, mijn zeer geliefde broeders, gehoord hebt
over het gevaar, dat ons herders dreigt, overweegt dan ook in de woorden des
Heren een gevaar voor uzelf. Gaat eens na, of gij bij zijn schapen behoort, of
gij Hem kent, of gij kennis hebt van het licht der waarheid. Gij hebt kennis
niet door het geloof, maar door de liefde. Gij hebt kennis niet door de
gelovigheid maar door het doen. Want die dit zegt, Johannes de Evangelist,
getuigt ook: Wie zegt te kennen, maar
diens geboden niet onderhoudt, is een
leugenaar.
Vandaar dat de Heer hier ook terstond aan toevoegt:
Zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader
ken, en, Ik geef mijn leven voor mijn
schapen. Alsof Hij openlijk zei: Hierin ligt het bewijs, dat Ik de Vader
ken en door de Vader gekend word, dat Ik mijn leven geef voor mijn schapen; dit
is: door de liefde, waarmee Ik voor mijn schapen stierf, toon Ik hoezeer Ik de
Vader bemin.
Over die schapen zegt Hij dan ook verder: Mijn schapen luisteren naar mijn stem, en Ik
ken hen en zij volgen Mij, en Ik geef hun het eeuwig leven. Even ervoor
zegt Hij hen: Als iemand door Mij
binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in- en uitgaan en weiden vinden. Hij zal ingaan tot het geloof, en uitgaan van
het geloof naar het zien, van de gelovigheid naar de beschouwing, en hij zal
weiden vinden in een eeuwige verkwikking.
Zijn schapen zullen dus weiden vinden, omdat ieder,
die Hem met een eenvoudig hart volgt, met voedsel van een eeuwige frisheid
wordt gevoed. En wat zijn de weiden voor die schapen anders dan de inwendige
vreugden van een altijd groen paradijs? Want de weiden van de uitverkorenen
zijn: het aanwezige gelaat van God, dat zonder ophouden aanschouwd wordt en
daardoor de geest zonder einde met levensspijs wordt verzadigd.
Laten wij daarom, zeer geliefde broeders, die
weiden zoeken, waar wij ons in het feestelijk gezelschap van zulke burgers
mogen verheugen. Dat blijde feest zelf nodigt ons uit. Laten wij ons gemoed
opwekken, broeders, laat ons geloof verlevendigd worden in hetgeen wij geloven,
laten onze verlangens naar de verhevene ontbranden, en zo is beminnen reeds op
weg zijn.
Laat geen enkele tegenslag ons afhouden van de
vreugde van dat inwendige feest, want als iemand verlangt naar die voorgenomen
plaats te gaan, zal geen enkele moeilijkheid van de weg ook, zijn verlangen
veranderen. Laat geen verlokkende voorspoed ons verleiden, want dwaas is de
reiziger, die, als hij op zijn weg lieflijke velden ziet, vergeet naar zijn
voorgenomen doel te gaan.
(Hom.
in Evang. 14, 3-6: PL 76, 1129-1130)
Zondag van de Goede Herder (4de zondag van Pasen): Schafe können sicher weiden
BWV 208:
Schafe können sicher weiden, wo ein guter Hirte wacht,
Schafe können sicher weiden, Schafe können sicher weiden,
wo ein guter Hirte wacht, wo ein guter Hirte wacht.
Wo Regenten wohl regieren, kann man Ruh' und Frieden spüren,
und was Lánder glücklich macht.
Wo Regenten wohl regieren, kann man Ruh' und Frieden spüren,
und was Länder glücklich macht.
Wij bidden heel bijzonder voor roepingen voor ons klooster. Doet U mee?
Deze week hebben wij besloten om naast ons gewone gebed voor roepingen extra te gaan bidden voor nieuwe roepingen voor ons klooster. Wij doen dat met het noveengebed tot de Heilige Familie. Vrienden van het klooster hebben toegezegd met ons mee te bidden. Graag nodigen wij ook onze lezers op dit weblog daartoe uit. Als U dat wilt doen met de gebedskaart bijvoorbeeld om in een missaal of ander gebedsboek te steken, sturen wij U die graag toe na bericht via inlichtingen@priorijthabor.nl
Wie in ons leven is geïnteresseerd, verwijzen wij graag naar deze link om te beginnen en naar deze link om in algemene termen de zin van ons Godgewijde leven beter te begrijpen.
Wie in ons leven is geïnteresseerd, verwijzen wij graag naar deze link om te beginnen en naar deze link om in algemene termen de zin van ons Godgewijde leven beter te begrijpen.
Noveengebed tot de
Heilige Familie
Jezus, Maria, Jozef,
wij groeten U met alle engelen en heiligen.
Wil voor ons ten beste spreken,
bij de hemelse Vader,
en ook voor alle mensen,
die vertrouwvol hun
gebed tot U richten.
Bid met ons mee het
krachtvol gebed,
dat Jezus zelf aan de apostelen eens leerde.
Aangemoedigd door
Jezus woorden :
"Alles wat ge de Vader in Mijn naam zult
vragen,
Hij zal het u geven
".
Vragen wij U nu, hemelse Vader,
met Jezus en in Jezus Naam,
met Maria en Jozef de
gunsten
Welke wij zo vurig
verlangen...(uw intenties)…..
Onze Vader, die in de
hemel zijt……..
Eer aan de
Vader.………………………..
Jezus, Maria, Jozef
wij geven u ons hart,
onze geest en ons leven.
Jezus, Maria, Jozef
sta ons bij in onze doodstrijd.
Jezus, Maria, Jozef,
laat ons vreedzaam
in Uw heilig gezelschap
sterven.
Amen
vrijdag 24 april 2015
25 april - H. Marcus - evangelist
Martyrologium Romanum:
Het feest van de heilige Marcus,
evangelist, die eerst in Jeruzalem een volgeling was van de heilige Paulus in
het apostolaat, vervolgens de heilige Petrus vergezelde, die hem zoon noemde.
Volgens de overlevering werd zijn geloofsonderricht aan de Romeinen in een Evangelie
bijeengebracht en stichtte hij tenslotte de Kerk van Alexandrië.
Op verschillende plaatsen wordt
de Litanie gebeden en de processie gehouden zoals op de Kruisdagen vóór het
hoogfeest van ’s Heren Hemelvaart. Deze Litanie van 25 april, die de “grote
Litanie” genoemd wordt, omdat ze ouder is dan die van de Kruisdagen, houdt geen
enkel verband met het feest van Sint Marcus en blijft dan ook op 25 april
gehandhaafd, als het feest zelf niet op die dag gevierd kan worden.
In de Priorij Thabor wordt vandaag onder het zingen van de Litanie de
Processie traditiegetrouw gehouden.
donderdag 23 april 2015
24 april Gedachtenis van de HH. Maria Cleophæ, Salome en van de leerlingen van Christus
Priorij Thabor – Orde van het
H.Graf
Samen met het Latijnse Patriarchaat van Jeruzalem viert
Priorij Thabor vandaag, 24 april, de
Gedachtenis van de HH. Maria
Cleophæ, Salome en van de leerlingen van Christus
Vele vrouwen die uit eigen
middelen voor Jezus zorgden volgden Hem vanaf Galilea tot in Jeruzalem (Lc
8, 2). Zo stonden o.a. Maria, de vrouw van Cleophas en Salome, Jezus en zijn
apostelen ten dienste en waren aanwezig bij zijn kruisdood en graflegging (Lc
23, 49. 55).
Ook kwamen zij samen met Maria
Magdalena op de vroege Paasmorgen naar het Graf van de Heer om zijn lichaam te
zalven en hoorden zij als eersten de boodschap van zijn Verrijzenis (Lc 24, 10).
De H. Maria Cleophas en de H. Maria Salome werden
in de kanonikale orde van het
H.Graf in twee aparte vieringen herdacht
zoals het Proprium van 1674 getuigt. Nu zijn beide vieringen in één gedachtenis
samengebracht.
Het waren bovengenoemde vrouwen die zich niet
alleen met kostbare materiële reukwerken maar ook met geestelijke reukwerken
van een levend geloof, liefdevolle hoop en toegewijde liefde jegens de
gestorven Heer, naar het Graf spoedden om daar als eersten van de Engel de
Verrijzenis van de Heer te vernemen.
Zij waren het die snel omkeerden met vrees maar ook
met grote vreugde om de Apostelen te berichten wat zij hadden gehoord (cf Math
28,8).
In de preces van hun gedachtenis wordt op hun voorspraak tot Christus
gebeden:
-
de maagden en godgewijde vrouwen volharding en
trouw in Christus’dienst te schenken
-
de christelijke families vrede en voorspoed te
schenken
-
de priesters te bezielen met een niet aflatende
ijver
-
zieken te verlichten, zij die onder angst en
onderdrukking lijden te helpen
-
de overledenen voor altijd de vreugde te
schenken van de zalige aanschouwing aanschouwing
woensdag 22 april 2015
"Ubi dulce gaudium perseverat" Gregoriaans Mozarabische rite
De Mozarabische ritus is een Latijnse ritus afkomstig van de uit de islam en het joodse geloof tot het christendom bekeerde gelovigen. Deze ritus kwam in Spanje tot bloei tijdens het Visigotische rijk. Sinds de 10de eeuw werd de mozarabische ritus door de Romeinse liturgie verdrongen, zodat ten slotte alleen de Corpus Christi-kapel in de kathedraal van Toledo voor deze liturgie beschikbaar bleef en waar zij nog steeds in gebruik is.
Vindplaats: wikipedia
"Als uw hart gelooft, dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden"
Beste broeders en zusters, wij moeten onze gehechtheid aan de voor ons gestorven en opgestane Christus telkens vernieuwen. Zijn Pasen is ook ons Pasen, omdat ons in de Opgestane Christus de zekerheid van onze opstanding geschonken wordt. Het bericht van Zijn opstanding van de doden veroudert niet, en Jezus is nog steeds levend; en levend is Zijn Evangelie. "Het geloof van de Christen", zo zegt de H. Augustinus, "is de Opstanding van Christus". De Handelingen van de Apostelen verklaart met alle duidelijkheid: "Aan allen gaf Hij het bewijs daarvan door Jezus uit de doden te doen opstaan." (Hand. 17, 31). Om te bewijzen dat Jezus waarlijk de Zoon van God is, de verwachtte Messias, is de dood alleen niet voldoende. Zo vele mensen hebben in de loop van de geschiedenis voor een of andere voor hen gerechtvaardigde zaak hun leven opgeofferd en zijn gestorven! En dood zijn ze gebleven. De dood van de Heer bewijst de onmetelijke liefde, waarmee Hij ons heeft liefgehad, tot en met het offer voor ons. Maar eerst Zijn Verrijzenis is het "zekere bewijs", is de zekerheid, dat alles wat Hij zegt, de waarheid is, die ook voor ons, voor alle tijden geldt. Omdat de Vader Hem heeft doen opstaan, heeft Hij Hem verheerlijkt. Zo schrijft de H. Paulus in de Brief aan de Romeinen: "Want als uw mond belijdt, dat Jezus de Heer is, en uw hart gelooft, dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden." (Rom. 10, 9).
Vindplaats: rkdocumenten.nl
"But the glory of the resurrection made foolish the wisdom of the world"
Our Lord Jesus Christ “gave up all
that was His own – He gave Himself to His Father. He disclaimed any life which
did not belong to Him in virtue of His union with the eternal God” (F.D.
Maurice, Theological Essays (1853),
p. 166). According to the wisdom of men, it was nothing short of madness, as
His friends did not fail to point out (Mark
3,21). But the glory of the resurrection
made foolish the wisdom of the world.
The injunction of St. John “love not the world neither the things that are in the world. If any man love the world, the love of the Father is not in him” (1 John 2,15), is directed by no means only at those whom we generally think of as worldlings. It is directed also at us who in our very Christianity, our very work for God, make room for the lust of the eyes and the vainglory of live, forgetting that we have nothing which we did not receive, forgetting that we live only as those who have first died with Christ, preferring the opinion of this world to the truth of God revealed when He raised His Son from the dead.
“This is
the victory that hath overcome the world, even our faith” (1 John 5,3). As Christians we have to live and work in the
knowledge of that which is not apparent to our senses and which often contradicts
our human ideas of wisdom and achievement. For “in one sense it will be always
true that we shall toil in the night: true that the gathering of the Church
will be in the night: true that we shall be tempted to say within ourselves, we
have taken nothing.” We have therefore “to strive to learn and to work as
believing that sacrifice alone is fruitful” (Westcott, The
Revelation of the Risen Lord, p.
121 and 87). This will not mean that we shall grow slack or be content to leave
things as they are. The very opposite will follow. We shall work all the better
and all the harder if we are not worried about visible results, if we hand over
what we do to God in the knowledge that He will raise it up with Christ. It is
of the highest significance that St. Paul closes his great chapter on the resurrection
of the dead in 1 Corinthians with these words – “wherefore my beloved brethren,
be ye stedfast, unmoveable, always abounding in the work of the Lord, forasmuch
as ye know that your labour is not vain in the Lord” (1 Cor 15,58). That is the victory which overcomes the world – the
faith which places all its confidence in the truth revealed to us when the
Crucified was raised up in glory.
(H.A. Williams, Jesus
and the Resurrection, p. 109-110)
dinsdag 21 april 2015
St. Teresa of Avila - Beginning
St. Teresa of Avila - Beginning
Of those who are beginners in prayer, we may say that they are those who draw the water up out of the well – a process which, as I have said, is very laborious; for they must be wearied in keeping the senses recollected, and this is a great labour, because the senses have been hitherto accustomed to distractions.
It is necessary for beginners to accustom themselves to disregard what they hear or see, and to put it away from them during the time of prayer; they must be alone, and in retirement think over their past life.
Beginners at first suffer much, because they are not convinced that they are penitent for their sins; and yet they are, because they are so sincerely resolved on serving God.
They must strive to meditate on the life of Christ, and the understanding is wearied thereby.
Thus far we can advance of ourselves – that is, by the grace of God – for without that, as every one knows, we never can have one good thought.
Of those who are beginners in prayer, we may say that they are those who draw the water up out of the well – a process which, as I have said, is very laborious; for they must be wearied in keeping the senses recollected, and this is a great labour, because the senses have been hitherto accustomed to distractions.
It is necessary for beginners to accustom themselves to disregard what they hear or see, and to put it away from them during the time of prayer; they must be alone, and in retirement think over their past life.
Beginners at first suffer much, because they are not convinced that they are penitent for their sins; and yet they are, because they are so sincerely resolved on serving God.
They must strive to meditate on the life of Christ, and the understanding is wearied thereby.
Thus far we can advance of ourselves – that is, by the grace of God – for without that, as every one knows, we never can have one good thought.
zondag 19 april 2015
zaterdag 18 april 2015
Overweging op de 3e zondag van Pasen - We hebben de Heilige en de Gerechte Jezus als onze Leidsman
vier Evangelisten |
Handelingen 3, 13-19
Eerste brief van Johannes 2, 1-5
Lucas 24, 35 -48
Het hoogfeest van Pasen ligt nog maar twee weken achter ons, en vandaag genieten we nog volop na van het mysterie van de Verrijzenis van Jezus, Zoon van God, Zoon van Maria. Op het Paasfeest zelf en op Beloken Pasen, het octaaf van vorige week zondag, hebben we horen voorlezen uit de evangelies van Marcus, Matteüs en Johannes. Vandaag hoorden we een gedeelte uit Lucas. De vier evangelisten zijn als verslaggevers die in dienst van een krant of een omroep verslag doen van een bepaalde gebeurtenis. Ze hebben hun eigen belangstelling als gevolg van hun afkomst en opleiding, en ze bedienen een eigen lezers- of kijkerspubliek. Terwijl het over dezelfde feiten gaat, ontstaan er aldus van elkaar afwijkende verhalen met andere accenten en treft men in het ene verslag personen en details aan die in een ander journalistiek stuk niet voorkomen of anders beschreven worden. Al naar gelang de krant die u leest, de omroep waarnaar u luistert of kijkt, zult u ondanks dezelfde gebeurtenissen toch andere benaderingen opmerken. En overeenkomstig uw politieke voorkeur of uw godsdienstige instelling zult u een andere beoordeling hebben, een andere waardering opbrengen voor de personages naar wie de aandacht van de schrijver of de verslaggever uitgaat. Niet anders is het met de vier evangelisten. Lucas heeft een mooie manier van schrijven die getuigt van belezenheid en ontwikkeling. Voor zover wij kunnen nagaan, heeft hij op zoek naar de feiten achter Jezus allerlei bronnen geraadpleegd, onder ander Maria, de moeder van Jezus, en ook Jakobus, de broeder van de Heer. Verder heeft hij bijzondere aandacht voor de rol van vrouwen, armen en zieken in het leven van Jezus. En dan Jeruzalem. Jeruzalem is voor hem niet alleen de vredesstad, maar ook het dynamische centrum van de Jezus-beweging. Hij begint zijn evangelie met de priester Zacharias in de tempel van Jeruzalem, en hij eindigt met Jeruzalem als de plaats waar de leerlingen na de Verrijzenis van Jezus bijeen zijn. En zijn tweede evangelieboek, het boek Handelingen, heeft Jeruzalem als beginpunt, als vertrekpunt van de evangelische boodschap op weg naar Rome.
Zo zijn de verrijzenisverhalen door Lucas allemaal gesitueerd op één dag, namelijk de eerste dag van de week, op Pasen, en op één locatie, namelijk Jeruzalem. En ze bestaan uit drie delen. Allereerst het verslag van de vrouwen die ’s ochtends vroeg het graf gaan bezoeken en het leeg aantreffen. Hun bevindingen worden door de leerlingen als onzin, als kletspraat betiteld, maar tenslotte door Petrus zelf nog eens vastgesteld en bevestigd. Alsof het getuigenis van vrouwen de autoriteit van mannen zou behoeven! Het tweede deel bevat het verhaal van het tweetal dat uit teleurstelling Jeruzalem de rug toekeert, Kleopas en waarschijnlijk zijn vrouw. Bij Emmaüs ontmoetten ze de verrezen Heer die met hen brood en beker deelt, en gehaast keren zij naar Jeruzalem terug waar zij voor het vallen van de avond aankomen en van hun ontmoeting verslag doen. Dat doet natuurlijk de gesprekken en de discussies oplaaien. En dan begint het derde deel, nog steeds op die eerste dag van de week. Vlak voordat de zon ondergaat en in bijbelse zin een nieuwe dag begint, staat Jezus ineens in hun midden, met maar één begroeting: Vrede zij jullie! Ons mensen overkomen in ons leven allerlei mooie dingen maar ook tegenslagen en ongelukken. Gebeurtenissen die je niet kunt bevatten en die niet echt tot je doordringen. Hoe vaak zeggen we dan niet: dat kan niet waar zijn, dat is onmogelijk, of: dat is te mooi om waar te zijn! Je maakt iets met eigen ogen en met eigen oren mee, en toch dringt de werkelijkheid niet tot je door. Je moet eerst in je eigen vel knijpen of je ogen uitwrijven of je voor je hoofd slaan om te beseffen of iets wel echt is voorgevallen, of wat je overkomt wel werkelijkheid is. Zo vergaat het ook de leerlingen. Lucas heeft geen woorden genoeg om hun verwarring te beschrijven: ongeloof (11 en 41), verwondering (12), verbijstering en angst (27), twijfel (38) en verbazing (41). De realiteit van de verrezen Jezus dringt maar nauwelijks tot hen door. Eerst was er het getuigenis van de vrouwen aangaande het lege graf, bevestigd door Petrus, dan het verhaal van de twee Emmausgangers over hun ontmoeting met Jezus, en nu staat de gekruisigde Jezus in hun midden met zijn door de Geest verheerlijkte lichaam. Ze mogen zijn handen drukken, ze mogen zijn voeten omhelzen om de echtheid vast te stellen van wat ze zien en horen, ja, ze mogen met Hem eten en drinken zoals eerder op die dag de Emmausgangers brood en beker met hem deelden. Hier is geen sprake van een fata morgana, van inbeelding. De Jezus die tastbaar voor hen staat, is niet het resultaat van hallucinatie, geen droombeeld dat na ontnuchtering verdwenen is als een wolkje in de zon. En dan verwijst Jezus hen net als Kleopas en zijn vrouw naar de H. Schrift. Alles wat ze met eigen ogen aanschouwen, alles wat hun oren als getuigenis horen, alles wat hun handen tasten, vindt zijn grondslag en diepe zin in de Tora, de Wet van Mozes, in de Profeten en in de Psalmen. Geloven is een overgave van het hart, maar niet zonder inzicht van het verstand. Daarom hoorden we zojuist voorlezen: toen maakte hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schrift. Jezus als blik-opener: door lijden en dood heen naar de verrijzenis, naar een door Gods Geest verheerlijkt lichaam.
In reclameboodschappen horen we regelmatig: Maak van uw afscheid een nieuw begin. Het gaat dan om de steun van goede doelen vastgelegd in een testament. Alvorens Jezus definitief terugkeert naar zijn hemelse Vader, laat hij de leerlingen een testament na met één goed doel: een boodschap van bekering en zondevergeving voor alle mensen van alle eeuwen. Bekering is niet zo maar een aanvaarding van geloofswaarheden of lid zijn van een kerkgemeenschap. Naar zijn diepste zin betekent bekeren: je tot God wenden, je leven op Hem oriënteren. En niet zo maar op een god, maar op de levende God, de God van Abraham, Isaak en Jakob, op God, de Vader van onze Heer Jezus. En zondevergeving is geen zand over wat we verkeerd doen, zo snel mogelijk vergeten en weer opnieuw beginnen. Nee, in bijbelse zin betekent zondevergeving: het herstel van de relatie en van de vriendschap met God, en als gevolg daarvan het weer goed maken van de verstoorde verhouding met onze naaste. Met die boodschap moeten zij vanuit Jeruzalem de wereld in, een boodschap van vrede met God en van vrede met de medemens. Die boodschap is voor ons, 2000 jaar later, nog steeds een programma dat ons leven op God oriënteert, en ons moed en troost schenkt op ons soms moeizame levenspad. We hebben de Heilige en de Gerechte Jezus als onze Leidsman, en door ons te houden aan zijn gebod van liefde tot God en van liefde tot de naaste betonen wij ons als mensen die gehoorzaam aan zijn Woord. Amen.
Dr. Alfons Jaakke, pr.
vrijdag 17 april 2015
De Orde van het Heilig Graf - Een weg ten leven in Nederland en Polen
EEN
WEG TEN LEVEN
Sacrale
plaats
Sint
Odiliënberg, vroeger Sint Petersberg geheten, ligt als een kostbaar kleinood
aan het kronkelende riviertje de Roer in de meeste zuidelijke provincie van
Nederland. De grijze kerkberg met de bescheiden Romaanse doopkapel, gewijd aan
de Moeder Gods, en de door twee ranke torens gemarkeerde basiliek vormen een
schilderijtje apart. Op de achtergrond ziet men de Priorij van het H. Graf.
Tussen
de doopkapel in het noorden en het klooster van het H. Graf in het zuiden,
spanningsvolle polen van geboorte, dood en verrijzenis, verheft zich de
basiliek als een monumentele gestalte van het volle, op het evangelie gebouwde
en in het geloof bevestigde leven. Talrijk zijn de heiligen, die in dit
godshuis worden vereerd. Hun beelden en symbolen houden de spirituele
geschiedenis van de oude en vermaarde kerkberg aan de Roer levend.
Op
de kruin van de eeuwenoude Berg getuigt bijna alles van het godgewijde leven.
Kinderen worden er gedoopt, huwelijken gesloten, de evangelische raden
beoefend, moedelozen getroost, gebeden gestort en doden begraven. Bovenal ruist
in de gewijde ruimten en over berg en landerijen de blijdschap van het Alleluia,
de vreugde van het Credo en de voldaanheid van het Ite, missa est.
De vertroosting van het Eucharistische Geheim verleent aan het leven op
de Berg de stille glans van de eeuwigheid.
Deze
plaats werd in de 8e eeuw geschonken aan de Angelsaksische monniken
Wiro, Plechelmus en Otger als thuisbasis voor hun missioneringswerk in de
streken tussen Maas en Rijn.
Hier
vond ook in de 9e eeuw de bisschop van Utrecht met zijn
kanunnikenkapittel een veilig oord op de vlucht voor de Noormannen.
En
in de 15e eeuw werd deze Berg aan de Kanonikale Orde van het H. Graf
geschonken “om er een regulier vrouwenklooster op te richten”. Hier legde de
priester-kanunnik Jan van Abroeck, die zich wars van alle comfort en wereldse
praal met hart en ziel inzette voor de idealen van de Orde van het H. Graf, de
basis voor de vrouwenkloosters van het H. Graf die zich in de komende eeuwen
over West-Europa zouden verspreiden. Zijn leuze was: Gods wil en eer. In
1888 werd de oude monastieke traditie op de Berg tot nieuw leven gebracht en
tot op heden woont en leeft een kleine communiteit van kanunnikessen van de
Orde van het H. Graf op de kerkberg aan de Roer.
Oorsprong
Onder
de kanonikale Orden van kanunniken en kanunnikessen onderscheidt de Orde der
Reguliere Kanunnikessen van het H. Graf zich door haar grote betrokkenheid bij
het H. Graf des Heren in de Verrijzenisbasiliek te Jeruzalem, waarmee zij zich
door historische en spirituele banden nauw verbonden weet.
Deze
Kanunnikessen zijn namelijk de geestelijke erfgenamen van het Latijnse
Kanunniken-Kapittel dat in 1099, na de inneming van Jeruzalem door Godfried van
Bouillon ten tijde van de Eerste Kruistocht, de bediening van de H. Grafkerk
kreeg toegewezen om er de liturgische plechtigheden te verzorgen: de H.
Eucharistie te vieren en als bijzondere opdracht de Getijden te zingen volgens
de Latijnse ritus.
Dit
kapittel nam in 1114, onder invloed van de kerkelijke hernieuwingsbeweging,
bekend als Gregoriaanse hervorming, de Regel van de H. Augustinus aan, om
voortaan als kloostergemeenschap in gemeenschap van goederen te gaan leven. Zij
stippelden hun leefregel verder uit volgens eigen Statuten of Consuetudines. In
1122 werd de Sepulcrijnerorde door Paus Callixtus II erkend als Orde van de
Reguliere Kanunniken van het Heilig Graf te Jeruzalem.De kanunniken herstelden
de bouwvallige kerk van het H Graf en droegen zorg voor het bewaren van de H.
Plaatsen in het H. Land. Ook onderrichtten zij jongens in godsdienstige en
liturgische gebruiken, namen pelgrims op, stonden de armen bij en onderwezen
hen in de waarheden van het geloof.
De
kanonikale Orde van het Heilige Graf is een kloosterorde en dient te worden
onderscheiden van de Ridderorde van het Heilig Graf, die veel later is
ingesteld en een lekenorde is.
Polen
De
Orde breidde zich snel uit, maar moest in 1291 onder de druk van de Turken,
noodgedwongen het H. Land verlaten. Intussen waren er al H. Grafkloosters
gesticht in Europa. Met name in Polen bereikte de Heilig Graforde een grote
uitbreiding en leefde vanaf haar ontstaan medio 12e eeuw tot aan
haar opheffing in 1819 door Tsaar Alexander I, koning van Polen, al het wel en
wee mee van de Poolse natie.
Vele
kerken en kloostergebouwen in Polen dragen ook vandaag de dag nog de
sporen van de aanwezigheid der Boogrobców
en zijn inmiddels schitterend gerestaureerd, met name de H. Grafkapellen, zoals
bijvoorbeeeld die van het stamklooster Miechów, het “Poolse Jeruzalem” en die
van de H. Geestbasiliek in Przeworsk. Ook in het kader van de postconciliaire
Liturgie hebben de processies, het bezoek aan en de wake bij het H. Graf
tijdens het Triduum Sacrum hun sacrale betekenis behouden.
De
oudste stichting gaat terug tot 1163 nadat Ridder Jaksa (dragen van het blazoen
Gryff) van Wielkopolska samen met andere edelen in 1162 de H. Grafbasiliek in
Jeruzalem had bezocht en vol bewondering voor de kanunniken Prior Amalrik
verzocht tenminste één kanunnik naar Polen te willen zenden om op zijn goederen
te Miechów een sepulcrijnerklooster op te richten om het Rijk van Christus in
Polen te helpen verbreiden. Dit klooster werd het stamklooster van vele
stichtingen, kerken, parochies, scholen en hospitalen en heeft religieus,
spiritueel, cultureel en economisch zijn stempel op dit land gedrukt, vooral
rond en in Miechów. Het wapenschild van deze stad is tot op de dag van vandaag
nog hetzelfde als dat van de Heilig Graforde in Polen en omliggende landen :
het patriarchaal (dubbel) kruis van keel (rood) op een grond van sabel (zwart).
De Liturgie zoals deze verspreid werd door de Sepulcrijnen, met de bijzondere
verering van het Heilig Graf van de verrezen Heer, drong door in heel Polen.
Polen is het land dat roemen mag op een verleden waarin het de leuzen van de
Heilig Graforde: Christus vincit, alleluia (Christus overwint, alleluia)
en Sepulcrum eius erit gloriosum (Zijn Graf zal heerlijk zijn)
daadwerkelijk tot de zijne heeft gemaakt.
De
Poolse ordesprovincie werd in 1436 autonoom en daarmee onafhankelijk van de St.
Lucaspriorij te Perugia (It.), hoofdzetel van de H. Graforde in Europa na het
verlaten van het H. Land.
De
kloosters van de Sepulcrijnen in Polen: Boogrobcy, Zakon Switego
Grobu Jerozolimskiego, w Polsce znany takze jako Zakon Kanoników Regularnych
Grobu Chrystusowego (officieel: Ordo Canonicorum Regularium Sacrosanti Sepulchri
Domini Hierosolymitani) waren voor zover ons thans bekend alle
kanunnikenkloosters.
Sint
Odiliënberg
De oude spiritualiteit van het H. Graf is levend gebleven tot op
de dag van vandaag.
Door de viering van de kerkelijke Getijden beantwoorden de
kanunnikessen aan het eerste doel van hun Orde : God loven voor de weldaad van
de verlossing en de glorie van de Verrijzenis van de Heer bezingen. Door dit
kloosterideaal worden het apostolisch leven, de activiteiten en de dienst aan
de medemens gedragen.
In onze tijd - waarin enerzijds God uit de gedachte van de mensen
wordt verbannen en waarin anderzijds de mensen snakken naar verlossing uit een
zinloos bestaan en naar blijvend geluk, alleen in God te vinden - is het
getuigenis van deze spiritualiteit zeer waardevol. Het PAASMYSTERIE, hoogtepunt
van alle Liturgie, staat immers centraal in het kanonikale leven van de Orde.
Deze ordesspiritualiteit sluit nauw aan bij de algemeen kerkelijke
spiritualiteit zoals ook het 2e Vaticaans Concilie het uitdrukt in
de Constitutie over de H. Liturgie. Zonder ophouden komen ook wij dagelijks
bijeen voor de viering van het Paasmysterie om te lezen wat in al de Schriften
op Christus betrekking heeft, om de Eucharistie te vieren waarin de overwinning
en triomf van zijn dood tegenwoordig worden gesteld, en tevens in Christus God
dank te brengen voor zijn onuitsprekelijke gaven tot lof van zijn heerlijkheid
door de kracht van de H. Geest. (Vgl. Sacrosanctum Concilium 5).
Zoals
de H. Eucharistie het hart is van het kerkelijke leven, is zij dat ook van het
godgewijde leven. Zij is de dagelijkse teerspijze en de bron van
spiritualiteit. Door middel van de Eucharistie wordt iedere godgewijde mens
uitgenodigd om Christus’ Paasmysterie te beleven en zich met Hem te verenigen
door zijn eigen leven door de heilige Geest aan de Vader op te dragen.
Onverbrekelijk hiermee verbonden is Christus’ gebod van de
naastenliefde “die ons wordt geschonken door Dezelfde, die zegt: Zoals Ik u
bemind heb, moet ook gij elkaar beminnen. Daarom dus heeft Hij ons bemind,
dat ook wij elkaar zouden beminnen. Door ons te beminnen schonk Hij ons dit:
dat wij door een onderlinge liefdeband verenigd zouden zijn en wij door die zo
zachte band van onderlinge liefde tussen de ledematen het lichaam zouden vormen
van zulk een Hoofd”. (St. Augustinus, Tractaat 65,3 op het Johannesevangelie)
Zoals de Apostelen op de berg THABOR verblijd en gesterkt werden
door het aanschouwen van de heerlijkheid des Heren, om trouw te kunnen blijven
in het zwaarste lijden, zo vinden ook de H. Grafzusters hun vreugde en kracht
in de aanwezigheid van de Verrezen Christus in de Liturgie van de Kerk en de
eucharistische aanbidding.
De Liturgie inspireert bovendien tot een leven van eensgezindheid
(christelijk leven = gemeenschapsleven), persoonlijk gebed en inzet voor de
naaste.
De communiteit is autonoom met na Vaticanum II goedgekeurde
Constituties, maar is klein. Ondanks het geringe aantal religieuzen (8)
streeft men er met alle krachten naar het godgewijde leven in zijn kleine en
grote consequenties te beleven niet alleen uitgedrukt o.a. door het dragen van
het religieuze kleed, het onderhouden van het pauselijk slot en het bewaren van
de tradities van de Orde, maar primair in de trouw aan de Romeinse Liturgie
(Latijn en Gregoriaanse zang) in gehoorzaamheid aan Christus en Zijn Kerk.
zondag 12 april 2015
Hymne Vespers Feest van het Heilig Graf - Nova proles Ierusalem
HYMNE VAN DE VESPERS OP HET FEEST VAN HET H. GRAF
Nova proles Ierusalem;
Novum melos dulcedinis
Promat: colens
cum intimis,
Festum Sepulcri gaudiis.
Dat uw nieuw kroost,
Jerusalem,
Een nieuw gezang dan
lucht verschaff’,
Nu gij innerlijk verheugd
vandaag
Het feesttij viert van ’t
heilig Graf.
Quo Christus invictus
leo,
Dracone surgens obruto,
Dum voce viva personat
A morte cunctos excitat.
Waaruit de nooit
verwonnen Leeuw,
Hij, die den draak
verslagen heeft,
Verrijst – Hij wekt ons
uit den dood.
Het is de stem van een
die leeft.
Quam devorarat improbus,
Prædam refudit tartarus,
Captivitate libera
Iesum sequuntur agmina.
De snode onderwereld
geeft
De prooi terug, haar
toegestaan,
Terwijl de scharen, van
hun boei
Bevrijd, nu blij met Jezus
gaan.
Triumphat ille
splendide,
Et dignus amplitudine,
Soli, polique patriam,
Unam facit rempublicam.
Hoe heerlijk viert Hij
zijn triomf!
Wel waard een uitgebreid
gebied,
Sticht Hij het eenig
vaderland
In ’s hemels glorierijk
verschiet.
Ipsum canendo supplices,
Regem precemur milites
Ut in suo clarissimo
Nos ordinet palatio.
Laat, strijders, ons dan
door dit lied
Den Koning in
ootmoedigheid
Aanroepen om een plaats,
ook ons
In ’s hemels heerlijk
huis bereid.
Collectegebed Tweede zondag van Pasen – Beloken Pasen
Collectegebed Tweede zondag van
Pasen – Beloken Pasen
Deus
misericordiæ sempiternæ, qui in ipso paschalis festi recursu fidem sacratæ tibi
plebis accendis, auge gratiam quam dedisti, ut digna omnes intellegentia
comprehendant quo lavacro abluti, quo spiritu regenerati, quo sanguine sunt
redempti.
Barmhartige en eeuwige God, ieder jaar
brengt Gij in de viering van het paasfeest het geloof van uw volk tot nieuw
leven. Blijf allen uw genade schenken en laat hen de diepe zin verstaan van het
water, waardoor zij zijn gereinigd, van de Geest, in wie zij zijn herboren, en
van het bloed, waardoor zij zijn verlost.
Meer
letterlijke vertaling
God van altijddurende barmhartigheid, die
bij het [jaarlijks] terugkeren van het paasfeest het geloof van het U
toegewijde volk ontsteekt, vermeerder de genade die Gij hebt geschonken, opdat
allen met een waardig inzicht begrijpen, door welk bad zij schoon gewassen, door
welke Geest zij herboren en door welk bloed zij verlost zijn.
L i t u r g i s c h
e a n t e c e d e n t e n
Het
collectegebed van deze zondag is afkomstig uit het “Missale Gothicum”, 309, een
Gallicaans Sacramentarium uit de omgeving van Autun: Ms.
Vatican. Regin. Lat. 317, begin 8e eeuw.
L i t u r g i s c h k a d e r
Deze zondag heeft verschillende
benamingen. In de postconciliaire kalender staat hij als “Tweede zondag van
Pasen” (of van de Goddelijke Barmhartigheid). Ook wordt hij wel
“Thomas-zondag” genoemd (vanwege de
evangelielezing over de twijfelende Thomas), en ook zondag “Quasimodo” (naar
het eerste woord van het Introitus, voorts Dominica “in albis” en tenslotte
Beloken Pasen. De laatste term verwijst naar de sluiting van het Paasoctaaf,
waarin we de mysteries die we vierden vanuit verschillende invalshoeken hebben
overwogen.
Sedert oude christelijke tijden is deze
zondag “Dominica in albis” genoemd of “in albis depositis”, de
zondag waarop de witte kleren werden afgelegd”. In de 1e
Petrusbrief wordt gezegd (1 Pe 2,2-3
): “Als pasgeboren (Quasimodo – een begrip uit een Latijnse bijbelvertaling die
aan de Vulgaat van de H. Hieronymus voorafging) kinderen (infantes) begerig
naar de geestelijke, pure melk, die u wasdom zal schenken ter zaligheid; gij
hebt immers reeds geproefd van de zoetheid van de Heer.” (Ps 34,9).
Over de Mis van vandaag ligt iets van
een geestelijke lentefrisheid, die men zich niet zuiverder en meer puur kan
voorstellen. De vreugde van de oude Kerk over het Doopsel, voor ons mensen van
later tijd onder de zeer veranderde kerkelijke verhoudingen nauwelijks meer
volledig aan te voelen, trilt en zingt in de teksten en gezangen. Voor een
laatste maal stralen de witte kleren van de nieuw gedoopten in het schip van de
kerk om dit uiterlijke sieraad daarna af te leggen en zich in niets van de
andere christenen meer onderscheidend worden zij opgenomen binnen de
gemeenschap van de H. Kerk, wier
schoonheid en kracht van binnen liggen.
Het misformulier van “Beloken Pasen” opent
met een aansporing tot de nieuw gedoopten, die infantes werden genoemd. De infantes droegen hun witte doopkleren
tijdens het octaaf dat volgde op Pasen, een periode van acht dagen waarin zij
van de bisschop speciaal onderricht
ontvingen over de heilige mysteries (sacramenten) en over het christelijk
leven.
In
de tweede lezingen van het Lezingenofficie van het Getijdengebed van afgelopen
donderdag, vrijdag en zaterdag horen we hoe in de zogenoemde mystagogische
catechesen in de H. Grafkerk van Jeruzalem die lange tijd werden toegeschreven
aan bisschop Cyrillus van Jeruzalem (313-386), de pasgedoopten worden
geïnstrueerd om de ontvangen sacramenten – de initiatiesacramenten van Doopsel,
Vormsel en Eucharistie - tot bloei te brengen in hun leven als christen. Eenvoudig
gezegd: een spirituele opvoeding van Doopsel tot het beleven van de H.
Eucharistie in overtuiging en werkelijkheid. De pasgedoopten worden helder en
direct toegesproken over het feitelijk traject dat ze hebben afgelegd waarbij
tegelijk de spirituele beleving wordt ingeprent zoals bijvoorbeeld in Catechese
20 (Mystagogica 2,4.5; PG 33, 1079 sqq): “Gij zijt naar het
heilig bad van het goddelijk Doopsel geleid, zoals Christus openlijk van het
Kruis naar het Graf werd gedragen. Eenieder van u werd ondervraagd, of hij
geloofde in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Gij hebt uw
heilzame belijdenis gedaan en werd driemaal ondergedompeld en zijt weer uit het
water opgerezen; en hier hebt gij in beeld en symbool de drie dagen van
Christus in het Graf aangeduid”. (…) “Christus is waarlijk gekruisigd, waarlijk
begraven en waarlijk verrezen; en door de genade werd ons dit alles gegeven,
opdat wij die door de uitbeelding deelachtig geworden zijn aan zijn lijden, in
waarheid het heil zouden verwerven.
O, wat een uitbundige liefde tot de
mensen! Christus heeft in zijn onbesmette handen en voeten de spijkers
ontvangen en de pijn doorstaan: en aan mij, onervaren in smart en lasten,
schenkt Hij door de deelname aan zijn smarten het heil”.
Op
sommige plaatsen werden de afgelegde witte doopkleren bewaard in de schatkamer
van de kathedraal als een voortdurend getuigenis van de doopbeloften. De eerste
christenen hechtten er immers hoge waarde aan de onschuld van het Doopsel tot
aan de dood te bewaren.
De liturgie laat in het Getijdengebed
van vandaag - Dominica in octava Pachæs
- de H. Augustinus van Hippo (+430) aan het woord, die, altijd bekommerd over
de cura animarum, de zorg voor het
zielenheil van de gelovigen – overigens een wet van de Kerk – de dopelingen met
bewogen herderlijke genegenheid maar niet zonder gepaste fierheid toespreekt:
“Mijn woord richt zich tot u, pas-geboren kinderen, kleinen in Christus, nieuw
kroost van de Kerk, genade van de Vader, vruchtbaarheid van de Moeder, vrome
spruit, jeugdige schare, bloem van onze eer en vrucht van onze arbeid , mijn
vreugde en mijn kroon, gij allen die gegrondvest zijt in de Heer! Met
apostolische woorden spreek ik u toe: Bekleed
u met de Heer Jezus Christus, en onthoud u van vleselijke lusten, opdat ge
in het leven Hem aandoet met Wie gij in het sacrament zijt bekleed. Want zij,
die in Christus gedoopt zijn, hebben zich met Christus bekleed. (…) Vandaag is
het de octaafdag van uw geboorte; vandaag wordt het zegel van het geloof in u
voltooid”!
(Uit Sermo 8 in octava Paschæ 1.4; PL 46, 838. 841)
I n h o u d
Het
collectegebed van vandaag begint met God
aan te spreken als een barmhartige eeuwige God. Hij is de barmhartige God die
het geloof van het Hem toegeheiligde volk opnieuw ontsteekt. “Tot nieuw leven
brengt”, zegt de Nederlandse vertaling met een streven naar nuchterheid.
Misschien is gedacht aan het Evangelie van de “ongelovige Thomas”dat op deze
dag wordt gelezen. Daar ontsteekt de Verrezen Christus op indrukwekkende wijze
het geloof: “Wees niet langer ongelovig, maar gelovig (Jo 20,27) waarop Thomas antwoordde: “Mijn Heer en mijn God!”
(20,28). Het tweede deel van het collectegebed lijkt beïnvloed door de tweede
lezing van vandaag, 1 Jo 5,1-6 (Jaar B). Hier lezen we dat magnifieke woord
over het geloof: “Niemand kan de wereld overwinnen dan hij die gelooft” (5,4).
Toen de Heer in Thomas het geloof had doen opvlammen, bekende de apostel
geschokt: “Mijn Heer en mijn God!” Hier wordt deze belijdenis bevestigd: “Wie
anders overwint de wereld dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God
is”.
Dat het collectegebed met bovenstaande pericope
verband houdt is overduidelijk: “Hij is het die gekomen is met water en bloed,
Jezus Christus, niet met het water alleen, maar met het water en met het bloed.
En de Geest is het die getuigt, dat Christus de waarheid is (5,6). Het gebed
vraagt dat de gelovigen deze waarheid met de hulp van de genade met een waardig
inzicht mogen begrijpen waartoe vermeerdering van geloof nodig is.
In
de formulering zelf wordt voorts een verklaring gegeven van de doorgaans
moeilijke schriftuurplaats: het water betekent het Doopsel, de Geest is de
Heilige Geest die met het water in het Doopsel de wedergeboorte bewerkt; het bloed
is het Bloed van Christus, op het Kruis vergoten voor onze verlossing. Bij
Johannes is zeker bij dit alles aan Christus gedacht, aan zijn Doop in de
Jordaan, waarbij de Geest getuigenis aflegde en het was zijn Bloed bij de
kruisdood dat getuigde van de Liefde van God. In dit Christusmysterie deelt de
christen door het geloof in het drievoudige getuigenis: in het Doopsel
afgewassen, door de Geest opnieuw geboren en in de H. Eucharistie aan het offer deelachtig en verlost.
De
priester vraagt dat door de jaarlijkse viering van de heilige mysteries het
geloof van ons, “volleerde” christenen en dat van de neofieten
(nieuw-geborenen), samen als één volk, wordt ontstoken en dat ons diep inzicht
in de manier waarop wij zijn verlost en ons begrip over de effecten van deze
verlossing voortdurend verder mogen worden verdiept. Het gaat erom voort te
leven in de paasstemming van verlossing en verrijzenis en de vreugde die het
paasfeest ons bracht zou ons zo moeten doordringen dat ze uitgroeit tot het
bezit van de eeuwige vreugde.
Eens
in vuur en vlam gezet door de inwoning van de Heilige Geest, zouden wij God
elke dag moeten vragen om ons te ontvlammen zodat wij voor Hem zouden branden.
Wij zouden elke dag moeten bidden om vermeerdering van geloof, dat ons in staat
stelt dieper en voller te vatten, te begrijpen en te verstaan wie Gos is en wie
wij in Hem zijn geworden. De genade en
het geloof bereiden ons voor en gaan
vooraf aan een beter en voller begrip. We kunnen zelf onderzoeken zoveel als we
willen, maar geloof brengt tot voltooiing wat het verstand eerst begint te
verkennen. Het oude gezegde luidt immers: “Nisi credideritis non
intellegetis… Je zult niet begrijpen, tenzij je eerst hebt geloofd”.
De
H. Augustinus gebruikte in een andere preek tot zijn infantes de symboliek van de lente
en vergeleek de pas-gedoopten met jonge vogels die uit hun nest probeerden
te vliegen terwijl de oudervogel (Augustinus zelf) luid tjilpend rond hen
fladderde om hen te bemoedigen. Want zij hadden op dat moment als het ware het
nest van de bisschop verlaten om zelfstandig als katholiek te leven.
Om
tegemoet te komen aan de wens van de Kerk doen degenen van ons die lang geleden
zijn gedoopt er goed aan zich te blijven herinneren dat zij hun doopkleed in
hun hart dragen en laten wij het katholieke geloof uitwendig zo beleven zoals
wij het eertijds in ons hart hebben opgenomen.
B
e k n o p t e grammatica
De bijzinnen ingeleid door quo, zonder conjuncties (een troop, asyndeton genoemd) geven dit gebed een
krachtig effect, zoals dit ook de reeks voltooide deelwoorden abluti… regenerati… redempti met het
slechts eenmaal genoemde sunt
oproepen. De sublieme, klassieke drievoudige herhaling van het woord "quo" (waardoor) onderspreept krachtig dat de Verlossing van de mens door Christus is voltrokken,
Accendo betekent
“iets boven aansteken zodat het neerwaarts opbrandt”, en ook “oplichten,
verlichten, een persoon of zaak aanvuren, in vuur en vlam zetten, ontsteken”.
De term herinnert aan de liturgische symboliek van het vuur tijdens de
Paaswake.
Comprehendo, een
werkwoord met uitgebreide betekenis, is: “iets samenhouden van alle kanten
bezien”. Denk aan comprehensief, allesomvattend. Het gaat hier om het in alle
opzichten grondig begrijpen met het verstand.
Een lavacrum is “een bad”. In de Brief van
de H. Paulus aan Titus lezen we: “Hij heeft ons gered, niet op grond van werken
der gerechtigheid die wij verrichtten, maar louter uit barmhartigheid (misericordiam),
door het bad van de wedergeboorte (lavacrum regenerationis) ..” (Tit
3,5).
Abluo, “afwassen,
wegwassen, reinigen, zuiveren”, een term gebruikt door Cicero ( + 43 v. Chr.) wanneer hij beschrijft hoe menselijke
hartstocht door een religieuze ritus van afwassing van zonden tot kalmte komt (Tusc
4,28,60), welke term ook door de dichter en filosoof Lucretius werd gehanteerd
(+ 55) voor het verwijderen van duisternis door het binnenbrengen van licht (De
rerum natura 4,378). De Latijn sprekende vroege christenen adapteerden en
“doopten” de bestaande religieuze terminologie teneinde hun geloof dat zich
geleidelijk ontwikkelde door nieuwe theologische inzichten, uit te drukken. Abluo
werd een geschikt begrip om de effecten van het Doopsel te beschrijven.
In deze tekst is onder dankzegging opnieuw (samen met andere bronnen) gebruik gemaakt van het commentaar van Father John Zulhlsdorf - wdtprs.com
Abonneren op:
Posts (Atom)