Collectegebed Tweede zondag van
Pasen – Beloken Pasen
Deus
misericordiæ sempiternæ, qui in ipso paschalis festi recursu fidem sacratæ tibi
plebis accendis, auge gratiam quam dedisti, ut digna omnes intellegentia
comprehendant quo lavacro abluti, quo spiritu regenerati, quo sanguine sunt
redempti.
Barmhartige en eeuwige God, ieder jaar
brengt Gij in de viering van het paasfeest het geloof van uw volk tot nieuw
leven. Blijf allen uw genade schenken en laat hen de diepe zin verstaan van het
water, waardoor zij zijn gereinigd, van de Geest, in wie zij zijn herboren, en
van het bloed, waardoor zij zijn verlost.
Meer
letterlijke vertaling
God van altijddurende barmhartigheid, die
bij het [jaarlijks] terugkeren van het paasfeest het geloof van het U
toegewijde volk ontsteekt, vermeerder de genade die Gij hebt geschonken, opdat
allen met een waardig inzicht begrijpen, door welk bad zij schoon gewassen, door
welke Geest zij herboren en door welk bloed zij verlost zijn.
L i t u r g i s c h
e a n t e c e d e n t e n
Het
collectegebed van deze zondag is afkomstig uit het “Missale Gothicum”, 309, een
Gallicaans Sacramentarium uit de omgeving van Autun: Ms.
Vatican. Regin. Lat. 317, begin 8e eeuw.
L i t u r g i s c h k a d e r
Deze zondag heeft verschillende
benamingen. In de postconciliaire kalender staat hij als “Tweede zondag van
Pasen” (of van de Goddelijke Barmhartigheid). Ook wordt hij wel
“Thomas-zondag” genoemd (vanwege de
evangelielezing over de twijfelende Thomas), en ook zondag “Quasimodo” (naar
het eerste woord van het Introitus, voorts Dominica “in albis” en tenslotte
Beloken Pasen. De laatste term verwijst naar de sluiting van het Paasoctaaf,
waarin we de mysteries die we vierden vanuit verschillende invalshoeken hebben
overwogen.
Sedert oude christelijke tijden is deze
zondag “Dominica in albis” genoemd of “in albis depositis”, de
zondag waarop de witte kleren werden afgelegd”. In de 1e
Petrusbrief wordt gezegd (1 Pe 2,2-3
): “Als pasgeboren (Quasimodo – een begrip uit een Latijnse bijbelvertaling die
aan de Vulgaat van de H. Hieronymus voorafging) kinderen (infantes) begerig
naar de geestelijke, pure melk, die u wasdom zal schenken ter zaligheid; gij
hebt immers reeds geproefd van de zoetheid van de Heer.” (Ps 34,9).
Over de Mis van vandaag ligt iets van
een geestelijke lentefrisheid, die men zich niet zuiverder en meer puur kan
voorstellen. De vreugde van de oude Kerk over het Doopsel, voor ons mensen van
later tijd onder de zeer veranderde kerkelijke verhoudingen nauwelijks meer
volledig aan te voelen, trilt en zingt in de teksten en gezangen. Voor een
laatste maal stralen de witte kleren van de nieuw gedoopten in het schip van de
kerk om dit uiterlijke sieraad daarna af te leggen en zich in niets van de
andere christenen meer onderscheidend worden zij opgenomen binnen de
gemeenschap van de H. Kerk, wier
schoonheid en kracht van binnen liggen.
Het misformulier van “Beloken Pasen” opent
met een aansporing tot de nieuw gedoopten, die infantes werden genoemd. De infantes droegen hun witte doopkleren
tijdens het octaaf dat volgde op Pasen, een periode van acht dagen waarin zij
van de bisschop speciaal onderricht
ontvingen over de heilige mysteries (sacramenten) en over het christelijk
leven.
In
de tweede lezingen van het Lezingenofficie van het Getijdengebed van afgelopen
donderdag, vrijdag en zaterdag horen we hoe in de zogenoemde mystagogische
catechesen in de H. Grafkerk van Jeruzalem die lange tijd werden toegeschreven
aan bisschop Cyrillus van Jeruzalem (313-386), de pasgedoopten worden
geïnstrueerd om de ontvangen sacramenten – de initiatiesacramenten van Doopsel,
Vormsel en Eucharistie - tot bloei te brengen in hun leven als christen. Eenvoudig
gezegd: een spirituele opvoeding van Doopsel tot het beleven van de H.
Eucharistie in overtuiging en werkelijkheid. De pasgedoopten worden helder en
direct toegesproken over het feitelijk traject dat ze hebben afgelegd waarbij
tegelijk de spirituele beleving wordt ingeprent zoals bijvoorbeeld in Catechese
20 (Mystagogica 2,4.5; PG 33, 1079 sqq): “Gij zijt naar het
heilig bad van het goddelijk Doopsel geleid, zoals Christus openlijk van het
Kruis naar het Graf werd gedragen. Eenieder van u werd ondervraagd, of hij
geloofde in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Gij hebt uw
heilzame belijdenis gedaan en werd driemaal ondergedompeld en zijt weer uit het
water opgerezen; en hier hebt gij in beeld en symbool de drie dagen van
Christus in het Graf aangeduid”. (…) “Christus is waarlijk gekruisigd, waarlijk
begraven en waarlijk verrezen; en door de genade werd ons dit alles gegeven,
opdat wij die door de uitbeelding deelachtig geworden zijn aan zijn lijden, in
waarheid het heil zouden verwerven.
O, wat een uitbundige liefde tot de
mensen! Christus heeft in zijn onbesmette handen en voeten de spijkers
ontvangen en de pijn doorstaan: en aan mij, onervaren in smart en lasten,
schenkt Hij door de deelname aan zijn smarten het heil”.
Op
sommige plaatsen werden de afgelegde witte doopkleren bewaard in de schatkamer
van de kathedraal als een voortdurend getuigenis van de doopbeloften. De eerste
christenen hechtten er immers hoge waarde aan de onschuld van het Doopsel tot
aan de dood te bewaren.
De liturgie laat in het Getijdengebed
van vandaag - Dominica in octava Pachæs
- de H. Augustinus van Hippo (+430) aan het woord, die, altijd bekommerd over
de cura animarum, de zorg voor het
zielenheil van de gelovigen – overigens een wet van de Kerk – de dopelingen met
bewogen herderlijke genegenheid maar niet zonder gepaste fierheid toespreekt:
“Mijn woord richt zich tot u, pas-geboren kinderen, kleinen in Christus, nieuw
kroost van de Kerk, genade van de Vader, vruchtbaarheid van de Moeder, vrome
spruit, jeugdige schare, bloem van onze eer en vrucht van onze arbeid , mijn
vreugde en mijn kroon, gij allen die gegrondvest zijt in de Heer! Met
apostolische woorden spreek ik u toe: Bekleed
u met de Heer Jezus Christus, en onthoud u van vleselijke lusten, opdat ge
in het leven Hem aandoet met Wie gij in het sacrament zijt bekleed. Want zij,
die in Christus gedoopt zijn, hebben zich met Christus bekleed. (…) Vandaag is
het de octaafdag van uw geboorte; vandaag wordt het zegel van het geloof in u
voltooid”!
(Uit Sermo 8 in octava Paschæ 1.4; PL 46, 838. 841)
I n h o u d
Het
collectegebed van vandaag begint met God
aan te spreken als een barmhartige eeuwige God. Hij is de barmhartige God die
het geloof van het Hem toegeheiligde volk opnieuw ontsteekt. “Tot nieuw leven
brengt”, zegt de Nederlandse vertaling met een streven naar nuchterheid.
Misschien is gedacht aan het Evangelie van de “ongelovige Thomas”dat op deze
dag wordt gelezen. Daar ontsteekt de Verrezen Christus op indrukwekkende wijze
het geloof: “Wees niet langer ongelovig, maar gelovig (Jo 20,27) waarop Thomas antwoordde: “Mijn Heer en mijn God!”
(20,28). Het tweede deel van het collectegebed lijkt beïnvloed door de tweede
lezing van vandaag, 1 Jo 5,1-6 (Jaar B). Hier lezen we dat magnifieke woord
over het geloof: “Niemand kan de wereld overwinnen dan hij die gelooft” (5,4).
Toen de Heer in Thomas het geloof had doen opvlammen, bekende de apostel
geschokt: “Mijn Heer en mijn God!” Hier wordt deze belijdenis bevestigd: “Wie
anders overwint de wereld dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God
is”.
Dat het collectegebed met bovenstaande pericope
verband houdt is overduidelijk: “Hij is het die gekomen is met water en bloed,
Jezus Christus, niet met het water alleen, maar met het water en met het bloed.
En de Geest is het die getuigt, dat Christus de waarheid is (5,6). Het gebed
vraagt dat de gelovigen deze waarheid met de hulp van de genade met een waardig
inzicht mogen begrijpen waartoe vermeerdering van geloof nodig is.
In
de formulering zelf wordt voorts een verklaring gegeven van de doorgaans
moeilijke schriftuurplaats: het water betekent het Doopsel, de Geest is de
Heilige Geest die met het water in het Doopsel de wedergeboorte bewerkt; het bloed
is het Bloed van Christus, op het Kruis vergoten voor onze verlossing. Bij
Johannes is zeker bij dit alles aan Christus gedacht, aan zijn Doop in de
Jordaan, waarbij de Geest getuigenis aflegde en het was zijn Bloed bij de
kruisdood dat getuigde van de Liefde van God. In dit Christusmysterie deelt de
christen door het geloof in het drievoudige getuigenis: in het Doopsel
afgewassen, door de Geest opnieuw geboren en in de H. Eucharistie aan het offer deelachtig en verlost.
De
priester vraagt dat door de jaarlijkse viering van de heilige mysteries het
geloof van ons, “volleerde” christenen en dat van de neofieten
(nieuw-geborenen), samen als één volk, wordt ontstoken en dat ons diep inzicht
in de manier waarop wij zijn verlost en ons begrip over de effecten van deze
verlossing voortdurend verder mogen worden verdiept. Het gaat erom voort te
leven in de paasstemming van verlossing en verrijzenis en de vreugde die het
paasfeest ons bracht zou ons zo moeten doordringen dat ze uitgroeit tot het
bezit van de eeuwige vreugde.
Eens
in vuur en vlam gezet door de inwoning van de Heilige Geest, zouden wij God
elke dag moeten vragen om ons te ontvlammen zodat wij voor Hem zouden branden.
Wij zouden elke dag moeten bidden om vermeerdering van geloof, dat ons in staat
stelt dieper en voller te vatten, te begrijpen en te verstaan wie Gos is en wie
wij in Hem zijn geworden. De genade en
het geloof bereiden ons voor en gaan
vooraf aan een beter en voller begrip. We kunnen zelf onderzoeken zoveel als we
willen, maar geloof brengt tot voltooiing wat het verstand eerst begint te
verkennen. Het oude gezegde luidt immers: “Nisi credideritis non
intellegetis… Je zult niet begrijpen, tenzij je eerst hebt geloofd”.
De
H. Augustinus gebruikte in een andere preek tot zijn infantes de symboliek van de lente
en vergeleek de pas-gedoopten met jonge vogels die uit hun nest probeerden
te vliegen terwijl de oudervogel (Augustinus zelf) luid tjilpend rond hen
fladderde om hen te bemoedigen. Want zij hadden op dat moment als het ware het
nest van de bisschop verlaten om zelfstandig als katholiek te leven.
Om
tegemoet te komen aan de wens van de Kerk doen degenen van ons die lang geleden
zijn gedoopt er goed aan zich te blijven herinneren dat zij hun doopkleed in
hun hart dragen en laten wij het katholieke geloof uitwendig zo beleven zoals
wij het eertijds in ons hart hebben opgenomen.
B
e k n o p t e grammatica
De bijzinnen ingeleid door quo, zonder conjuncties (een troop, asyndeton genoemd) geven dit gebed een
krachtig effect, zoals dit ook de reeks voltooide deelwoorden abluti… regenerati… redempti met het
slechts eenmaal genoemde sunt
oproepen. De sublieme, klassieke drievoudige herhaling van het woord "quo" (waardoor) onderspreept krachtig dat de Verlossing van de mens door Christus is voltrokken,
Accendo betekent
“iets boven aansteken zodat het neerwaarts opbrandt”, en ook “oplichten,
verlichten, een persoon of zaak aanvuren, in vuur en vlam zetten, ontsteken”.
De term herinnert aan de liturgische symboliek van het vuur tijdens de
Paaswake.
Comprehendo, een
werkwoord met uitgebreide betekenis, is: “iets samenhouden van alle kanten
bezien”. Denk aan comprehensief, allesomvattend. Het gaat hier om het in alle
opzichten grondig begrijpen met het verstand.
Een lavacrum is “een bad”. In de Brief van
de H. Paulus aan Titus lezen we: “Hij heeft ons gered, niet op grond van werken
der gerechtigheid die wij verrichtten, maar louter uit barmhartigheid (misericordiam),
door het bad van de wedergeboorte (lavacrum regenerationis) ..” (Tit
3,5).
Abluo, “afwassen,
wegwassen, reinigen, zuiveren”, een term gebruikt door Cicero ( + 43 v. Chr.) wanneer hij beschrijft hoe menselijke
hartstocht door een religieuze ritus van afwassing van zonden tot kalmte komt (Tusc
4,28,60), welke term ook door de dichter en filosoof Lucretius werd gehanteerd
(+ 55) voor het verwijderen van duisternis door het binnenbrengen van licht (De
rerum natura 4,378). De Latijn sprekende vroege christenen adapteerden en
“doopten” de bestaande religieuze terminologie teneinde hun geloof dat zich
geleidelijk ontwikkelde door nieuwe theologische inzichten, uit te drukken. Abluo
werd een geschikt begrip om de effecten van het Doopsel te beschrijven.
In deze tekst is onder dankzegging opnieuw (samen met andere bronnen) gebruik gemaakt van het commentaar van Father John Zulhlsdorf - wdtprs.com