Verborgenheid
Wie zal ons vinden in het heilig Graf
onzes Heren? Vóór de ingang is de zware steen aangerold. Met ijzeren kluisters
is hij bevestigd; zijn slot is verzegeld. Daar buiten staat de wacht der
vijanden, die de toegang belet tot dit Graf. Wij zijn de ingemetselden met
Christus.
Niets van daarbuiten dringt tot ons door.
De énige werkelijkheid is het mysterie van de God-Mens, die
leed en stierf en begraven werd . . . en
die verrijzen zal.
Wij verwachten zijn Verrijzenis in ons.
Want in ons lijdt Hij, in ons sterft Hij, in ons leeft Hij.
Verborgen is Hij in ons.
Maar zijn verborgenheid omvat ons, zodat wij eerder
verborgen zijn in Hem.
In Hem lijden wij; in Hem sterven wij; en Zijn Verrijzenis
in ons is ons herleven in Hem.
Hij omvat die Hem bevatten.
Ziet, zo was de schoot der Maagd; zij omvatte Hem, die haar
schiep, zij droeg Hem, die haar in stand hield.
En zo is het woord van de Apostel:
'Ziet, gestorven zijn wij en ons leven is met Christus
verborgen in God'.
zr. M. Jozefa Haeck (1883-1961), kanunnikes van het Heilig Graf