woensdag 1 april 2015

Overweging Witte Donderdag


Witte Donderdag is mijns inziens, in liturgisch opzicht, wellicht een van de mooiste feesten van het kerkelijk jaar.

Verplaats u naar 2000 jaar geleden en stelt u het zich voor: Jeruzalem, de Vredesstad met zijn hoge muren en stevige poorten, en boven alles uit torenend het heiligdom op de tempelberg waar Gods heilige Naam woont. De stad is overbevolkt door de duizenden pelgrims die van heinde en verre zijn toegestroomd om Pesach te vieren, en telt nu het dubbele aantal bewoners. De herbergen zitten overvol, de pensions en eethuizen zijn afgeladen. Bij de poorten klinken overal de psalmverzen: “Verheugd was ik toen ik hoorde: wij gaan naar het huis van de HEER. Verheugd ben ik nu onze voeten staan binnen je poorten, Jeruzalem.” De stad gonst van de geruchten: die Jezus uit Nazaret heeft zijn intocht gehouden als koning Messias op een ezel. De autoriteiten, de hogepriesters en de oudsten, verkeren in spanning: een onbekende vrouw heeft hem gezalfd door olie over zijn hoofd uit te gieten als teken van zijn waardigheid als Messias. Wat gaat die Jezus doen? Werpt hij zich op als de nieuwe troonpretendent uit het geslacht van David? Ontketent hij een opstand tegen de Romeinen met alle gevaren van dien, de verwoesting van de tempel, de omverwerping van de klerikale macht.
Maar Jezus is niet naar Jeruzalem gekomen om een greep naar de macht te doen! Daarom is het dat Jezus na de opzienbarende intocht en na de geruchtmakende zalving nu in stilte een ruime bovenzaal regelt met als teken een man die een waterkruik draagt. Vaak lezen we daarover heen. Het zijn vrouwen die waterkruiken op hun hoofd dragen! Het is zoiets als een man achter een kinderwagen nu. De leerlingen kunnen de man niet missen.
De bovenzaal is zoals ze verwacht hadden, ruim genoeg voor de twaalf en nog andere leerlingen die Jezus steeds trouw op al zijn wegen gevolgd zijn. Ligbanken tegen de drie wanden, bijzettafeltjes met olielampjes, want de zon is al onder en de duisternis is gevallen. Bij de open deur staan grote waterkruiken voor de rituele wassingen en op een tafel in het midden liggen het geslachte lam, de bittere kruiden, de ongedesemde broden, de bekers wijn, linnen doeken en ander tafelgerei. Aan de herdenking en de herbeleving van de uittocht uit Egypte geeft Jezus een nieuwe betekenis, een diepere dimensie: zijn uittocht uit dit leven op weg naar de heerlijkheid van zijn Vader. Zijn handen zijn geen gebalde vuisten waarmee je macht en geweld uitstraalt, maar uitgestoken open handen. Handen die de voeten wassen, handen die zegenen, handen die het brood breken en delen, handen die de beker doorgeven. En als het dankgebed is uitgesproken, dan worden de vragen gesteld zoals het ook hoort. Waarom doen we wat we vandaag voor de zoveelste keer doen? De evangelisten Lucas en Johannes gewagen van dit vraag- en antwoord spel. Waar gaat u heen? Blijft u lang weg? Komt u nog terug? Kunnen wij daar ook komen? Wat is die weg van u, en waar leidt die heen? Wie is het die u verraadt? Ben ik het soms? Vragen en nog eens vragen! Zoals we ook nu allemaal met vragen zitten die we Jezus graag zouden stellen. En Jezus antwoordt hun geduldig en omstandig, al vatten ze de draagwijdte van zijn antwoorden niet of nauwelijks. De Geest die klaarheid brengt, hadden zij nog niet ontvangen: Petrus, Filippus, Thomas, Judas en alle anderen.
Maar één leerling zwijgt en luistert, hij wordt niet met name genoemd, de geliefde leerling die aan tafel tegen Jezus aanligt, aan zijn hart rust. Let op, het is niet zo maar naast Jezus zitten, de evangelist gebruikt een gevoelige uitdrukking. Met zijn hoofd tegen Jezus’ borst kon hij luisteren naar de hartenklop van Jezus, verstaan wat hem ten diepste bewoog. Nog maar één keer gebruikt de evangelist diezelfde uitdrukking, namelijk aan het begin van zijn evangelie waar we lezen dat Jezus rust aan het hart van zijn Vader. Zoals Jezus intiem is met God, zijn Vader en zijn diepste gevoelens kent – ik in de Vader, en de Vader in mij – zo is de geliefde leerling intiem met Jezus, en verstaat hij op zijn beurt wat Jezus ten diepste beweegt, zonder woorden, zonder vragen. Juist omdat de geliefde leerling anoniem blijft, naamloos, mogen en kunnen wij ons met hem identificeren. In de stilte zonder woorden mag ook ieder van ons bij hem aanliggen, rusten aan het hart van Jezus. Amen.

Dr. Alfons Jaakke pr.