Witte Donderdag is mijns inziens, in liturgisch
opzicht, wellicht een van de mooiste feesten van het kerkelijk jaar.
Verplaats u naar 2000 jaar geleden en
stelt u het zich voor: Jeruzalem, de Vredesstad met zijn hoge muren en stevige
poorten, en boven alles uit torenend het heiligdom op de tempelberg waar Gods
heilige Naam woont. De stad is overbevolkt door de duizenden pelgrims die van
heinde en verre zijn toegestroomd om Pesach te vieren, en telt nu het dubbele
aantal bewoners. De herbergen zitten overvol, de pensions en eethuizen zijn
afgeladen. Bij de poorten klinken overal de psalmverzen: “Verheugd was ik toen
ik hoorde: wij gaan naar het huis van de HEER. Verheugd ben ik nu onze voeten
staan binnen je poorten, Jeruzalem.” De stad gonst van de geruchten: die Jezus
uit Nazaret heeft zijn intocht gehouden als koning Messias op een ezel. De
autoriteiten, de hogepriesters en de oudsten, verkeren in spanning: een
onbekende vrouw heeft hem gezalfd door olie over zijn hoofd uit te gieten als
teken van zijn waardigheid als Messias. Wat gaat die Jezus doen? Werpt hij zich
op als de nieuwe troonpretendent uit het geslacht van David? Ontketent hij een
opstand tegen de Romeinen met alle gevaren van dien, de verwoesting van de
tempel, de omverwerping van de klerikale macht.
Maar Jezus is niet naar Jeruzalem
gekomen om een greep naar de macht te doen! Daarom is het dat Jezus na de
opzienbarende intocht en na de geruchtmakende zalving nu in stilte een ruime
bovenzaal regelt met als teken een man die een waterkruik draagt. Vaak lezen we
daarover heen. Het zijn vrouwen die waterkruiken op hun hoofd dragen! Het is
zoiets als een man achter een kinderwagen nu. De leerlingen kunnen de man niet
missen.
De bovenzaal is zoals ze verwacht
hadden, ruim genoeg voor de twaalf en nog andere leerlingen die Jezus steeds
trouw op al zijn wegen gevolgd zijn. Ligbanken tegen de drie wanden,
bijzettafeltjes met olielampjes, want de zon is al onder en de duisternis is
gevallen. Bij de open deur staan grote waterkruiken voor de rituele wassingen
en op een tafel in het midden liggen het geslachte lam, de bittere kruiden, de
ongedesemde broden, de bekers wijn, linnen doeken en ander tafelgerei. Aan de
herdenking en de herbeleving van de uittocht uit Egypte geeft Jezus een nieuwe
betekenis, een diepere dimensie: zijn uittocht uit dit leven op weg naar de
heerlijkheid van zijn Vader. Zijn handen zijn geen gebalde vuisten waarmee je macht
en geweld uitstraalt, maar uitgestoken open handen. Handen die de voeten
wassen, handen die zegenen, handen die het brood breken en delen, handen die de
beker doorgeven. En als het dankgebed is uitgesproken, dan worden de vragen
gesteld zoals het ook hoort. Waarom doen we wat we vandaag voor de zoveelste
keer doen? De evangelisten Lucas en Johannes gewagen van dit vraag- en antwoord
spel. Waar gaat u heen? Blijft u lang weg? Komt u nog terug? Kunnen wij daar
ook komen? Wat is die weg van u, en waar leidt die heen? Wie is het die u
verraadt? Ben ik het soms? Vragen en nog eens vragen! Zoals we ook nu allemaal
met vragen zitten die we Jezus graag zouden stellen. En Jezus antwoordt hun
geduldig en omstandig, al vatten ze de draagwijdte van zijn antwoorden niet of
nauwelijks. De Geest die klaarheid brengt, hadden zij nog niet ontvangen:
Petrus, Filippus, Thomas, Judas en alle anderen.
Maar één leerling zwijgt en luistert,
hij wordt niet met name genoemd, de geliefde leerling die aan tafel tegen Jezus
aanligt, aan zijn hart rust. Let op, het is niet zo maar naast Jezus zitten, de
evangelist gebruikt een gevoelige uitdrukking. Met zijn hoofd tegen Jezus’
borst kon hij luisteren naar de hartenklop van Jezus, verstaan wat hem ten
diepste bewoog. Nog maar één keer gebruikt de evangelist diezelfde uitdrukking,
namelijk aan het begin van zijn evangelie waar we lezen dat Jezus rust aan het
hart van zijn Vader. Zoals Jezus intiem is met God, zijn Vader en zijn diepste
gevoelens kent – ik in de Vader, en de Vader in mij – zo is de geliefde
leerling intiem met Jezus, en verstaat hij op zijn beurt wat Jezus ten diepste
beweegt, zonder woorden, zonder vragen. Juist omdat de geliefde leerling
anoniem blijft, naamloos, mogen en kunnen wij ons met hem identificeren. In de
stilte zonder woorden mag ook ieder van ons bij hem aanliggen, rusten aan het
hart van Jezus. Amen.
Dr. Alfons Jaakke pr.