vrijdag 17 april 2015

De Orde van het Heilig Graf - Een weg ten leven in Nederland en Polen

EEN WEG TEN LEVEN

Sacrale plaats
Sint Odiliënberg, vroeger Sint Petersberg geheten, ligt als een kostbaar kleinood aan het kronkelende riviertje de Roer in de meeste zuidelijke provincie van Nederland. De grijze kerkberg met de bescheiden Romaanse doopkapel, gewijd aan de Moeder Gods, en de door twee ranke torens gemarkeerde basiliek vormen een schilderijtje apart. Op de achtergrond ziet men de Priorij van het H. Graf.
Tussen de doopkapel in het noorden en het klooster van het H. Graf in het zuiden, spanningsvolle polen van geboorte, dood en verrijzenis, verheft zich de basiliek als een monumentele gestalte van het volle, op het evangelie gebouwde en in het geloof bevestigde leven. Talrijk zijn de heiligen, die in dit godshuis worden vereerd. Hun beelden en symbolen houden de spirituele geschiedenis van de oude en vermaarde kerkberg aan de Roer levend.
Op de kruin van de eeuwenoude Berg getuigt bijna alles van het godgewijde leven. Kinderen worden er gedoopt, huwelijken gesloten, de evangelische raden beoefend, moedelozen getroost, gebeden gestort en doden begraven. Bovenal ruist in de gewijde ruimten en over berg en landerijen de blijdschap van het Alleluia, de vreugde van het Credo en de voldaanheid van het Ite, missa est. De vertroosting van het Eucharistische Geheim verleent aan het leven op de Berg de stille glans van de eeuwigheid.

Deze plaats werd in de 8e eeuw geschonken aan de Angelsaksische monniken Wiro, Plechelmus en Otger als thuisbasis voor hun missioneringswerk in de streken tussen Maas en Rijn.
Hier vond ook in de 9e eeuw de bisschop van Utrecht met zijn kanunnikenkapittel een veilig oord op de vlucht voor de Noormannen.
En in de 15e eeuw werd deze Berg aan de Kanonikale Orde van het H. Graf geschonken “om er een regulier vrouwenklooster op te richten”. Hier legde de priester-kanunnik Jan van Abroeck, die zich wars van alle comfort en wereldse praal met hart en ziel inzette voor de idealen van de Orde van het H. Graf, de basis voor de vrouwenkloosters van het H. Graf die zich in de komende eeuwen over West-Europa zouden verspreiden. Zijn leuze was: Gods wil en eer. In 1888 werd de oude monastieke traditie op de Berg tot nieuw leven gebracht en tot op heden woont en leeft een kleine communiteit van kanunnikessen van de Orde van het H. Graf op de kerkberg aan de Roer.

Oorsprong
Onder de kanonikale Orden van kanunniken en kanunnikessen onderscheidt de Orde der Reguliere Kanunnikessen van het H. Graf zich door haar grote betrokkenheid bij het H. Graf des Heren in de Verrijzenisbasiliek te Jeruzalem, waarmee zij zich door historische en spirituele banden nauw verbonden weet.
Deze Kanunnikessen zijn namelijk de geestelijke erfgenamen van het Latijnse Kanunniken-Kapittel dat in 1099, na de inneming van Jeruzalem door Godfried van Bouillon ten tijde van de Eerste Kruistocht, de bediening van de H. Grafkerk kreeg toegewezen om er de liturgische plechtigheden te verzorgen: de H. Eucharistie te vieren en als bijzondere opdracht de Getijden te zingen volgens de Latijnse ritus.
Dit kapittel nam in 1114, onder invloed van de kerkelijke hernieuwingsbeweging, bekend als Gregoriaanse hervorming, de Regel van de H. Augustinus aan, om voortaan als kloostergemeenschap in gemeenschap van goederen te gaan leven. Zij stippelden hun leefregel verder uit volgens eigen Statuten of Consuetudines. In 1122 werd de Sepulcrijnerorde door Paus Callixtus II erkend als Orde van de Reguliere Kanunniken van het Heilig Graf te Jeruzalem.De kanunniken herstelden de bouwvallige kerk van het H Graf en droegen zorg voor het bewaren van de H. Plaatsen in het H. Land. Ook onderrichtten zij jongens in godsdienstige en liturgische gebruiken, namen pelgrims op, stonden de armen bij en onderwezen hen in de waarheden van het geloof.
De kanonikale Orde van het Heilige Graf is een kloosterorde en dient te worden onderscheiden van de Ridderorde van het Heilig Graf, die veel later is ingesteld en een lekenorde is.

Polen
De Orde breidde zich snel uit, maar moest in 1291 onder de druk van de Turken, noodgedwongen het H. Land verlaten. Intussen waren er al H. Grafkloosters gesticht in Europa. Met name in Polen bereikte de Heilig Graforde een grote uitbreiding en leefde vanaf haar ontstaan medio 12e eeuw tot aan haar opheffing in 1819 door Tsaar Alexander I, koning van Polen, al het wel en wee mee van de Poolse natie.
Vele kerken en kloostergebouwen in Polen dragen ook vandaag de dag nog de sporen  van de aanwezigheid der Boogrobców en zijn inmiddels schitterend gerestaureerd, met name de H. Grafkapellen, zoals bijvoorbeeeld die van het stamklooster Miechów, het “Poolse Jeruzalem” en die van de H. Geestbasiliek in Przeworsk. Ook in het kader van de postconciliaire Liturgie hebben de processies, het bezoek aan en de wake bij het H. Graf tijdens het Triduum Sacrum hun sacrale betekenis behouden.
De oudste stichting gaat terug tot 1163 nadat Ridder Jaksa (dragen van het blazoen Gryff) van Wielkopolska samen met andere edelen in 1162 de H. Grafbasiliek in Jeruzalem had bezocht en vol bewondering voor de kanunniken Prior Amalrik verzocht tenminste één kanunnik naar Polen te willen zenden om op zijn goederen te Miechów een sepulcrijnerklooster op te richten om het Rijk van Christus in Polen te helpen verbreiden. Dit klooster werd het stamklooster van vele stichtingen, kerken, parochies, scholen en hospitalen en heeft religieus, spiritueel, cultureel en economisch zijn stempel op dit land gedrukt, vooral rond en in Miechów. Het wapenschild van deze stad is tot op de dag van vandaag nog hetzelfde als dat van de Heilig Graforde in Polen en omliggende landen : het patriarchaal (dubbel) kruis van keel (rood) op een grond van sabel (zwart). De Liturgie zoals deze verspreid werd door de Sepulcrijnen, met de bijzondere verering van het Heilig Graf van de verrezen Heer, drong door in heel Polen. Polen is het land dat roemen mag op een verleden waarin het de leuzen van de Heilig Graforde: Christus vincit, alleluia (Christus overwint, alleluia) en Sepulcrum eius erit gloriosum (Zijn Graf zal heerlijk zijn) daadwerkelijk tot de zijne heeft gemaakt.

De Poolse ordesprovincie werd in 1436 autonoom en daarmee onafhankelijk van de St. Lucaspriorij te Perugia (It.), hoofdzetel van de H. Graforde in Europa na het verlaten van het H. Land.
De kloosters van de Sepulcrijnen in Polen: Boogrobcy, Zakon Switego Grobu Jerozolimskiego, w Polsce znany takze jako Zakon Kanoników Regularnych Grobu Chrystusowego (officieel: Ordo Canonicorum Regularium Sacrosanti Sepulchri Domini Hierosolymitani) waren voor zover ons thans bekend alle kanunnikenkloosters.

Sint Odiliënberg

De oude spiritualiteit van het H. Graf is levend gebleven tot op de dag van vandaag.
Door de viering van de kerkelijke Getijden beantwoorden de kanunnikessen aan het eerste doel van hun Orde : God loven voor de weldaad van de verlossing en de glorie van de Verrijzenis van de Heer bezingen. Door dit kloosterideaal worden het apostolisch leven, de activiteiten en de dienst aan de medemens gedragen.

In onze tijd - waarin enerzijds God uit de gedachte van de mensen wordt verbannen en waarin anderzijds de mensen snakken naar verlossing uit een zinloos bestaan en naar blijvend geluk, alleen in God te vinden - is het getuigenis van deze spiritualiteit zeer waardevol. Het PAASMYSTERIE, hoogtepunt van alle Liturgie, staat immers centraal in het kanonikale leven van de Orde. Deze ordesspiritualiteit sluit nauw aan bij de algemeen kerkelijke spiritualiteit zoals ook het 2e Vaticaans Concilie het uitdrukt in de Constitutie over de H. Liturgie. Zonder ophouden komen ook wij dagelijks bijeen voor de viering van het Paasmysterie om te lezen wat in al de Schriften op Christus betrekking heeft, om de Eucharistie te vieren waarin de overwinning en triomf van zijn dood tegenwoordig worden gesteld, en tevens in Christus God dank te brengen voor zijn onuitsprekelijke gaven tot lof van zijn heerlijkheid door de kracht van de H. Geest. (Vgl. Sacrosanctum Concilium 5).
Zoals de H. Eucharistie het hart is van het kerkelijke leven, is zij dat ook van het godgewijde leven. Zij is de dagelijkse teerspijze en de bron van spiritualiteit. Door middel van de Eucharistie wordt iedere godgewijde mens uitgenodigd om Christus’ Paasmysterie te beleven en zich met Hem te verenigen door zijn eigen leven door de heilige Geest aan de Vader op te dragen.
Onverbrekelijk hiermee verbonden is Christus’ gebod van de naastenliefde “die ons wordt geschonken door Dezelfde, die zegt: Zoals Ik u bemind heb, moet ook gij elkaar beminnen. Daarom dus heeft Hij ons bemind, dat ook wij elkaar zouden beminnen. Door ons te beminnen schonk Hij ons dit: dat wij door een onderlinge liefdeband verenigd zouden zijn en wij door die zo zachte band van onderlinge liefde tussen de ledematen het lichaam zouden vormen van zulk een Hoofd”. (St. Augustinus, Tractaat 65,3 op het Johannesevangelie)

Zoals de Apostelen op de berg THABOR verblijd en gesterkt werden door het aanschouwen van de heerlijkheid des Heren, om trouw te kunnen blijven in het zwaarste lijden, zo vinden ook de H. Grafzusters hun vreugde en kracht in de aanwezigheid van de Verrezen Christus in de Liturgie van de Kerk en de eucharistische aanbidding.
De Liturgie inspireert bovendien tot een leven van eensgezindheid (christelijk leven = gemeenschapsleven), persoonlijk gebed en inzet voor de naaste.


De communiteit is autonoom met na Vaticanum II goedgekeurde Constituties, maar is klein. Ondanks het geringe aantal religieuzen (8) streeft men er met alle krachten naar het godgewijde leven in zijn kleine en grote consequenties te beleven niet alleen uitgedrukt o.a. door het dragen van het religieuze kleed, het onderhouden van het pauselijk slot en het bewaren van de tradities van de Orde, maar primair in de trouw aan de Romeinse Liturgie (Latijn en Gregoriaanse zang) in gehoorzaamheid aan Christus en Zijn Kerk.