EEN
WEG TEN LEVEN
Sacrale
plaats
Sint
Odiliënberg, vroeger Sint Petersberg geheten, ligt als een kostbaar kleinood
aan het kronkelende riviertje de Roer in de meeste zuidelijke provincie van
Nederland. De grijze kerkberg met de bescheiden Romaanse doopkapel, gewijd aan
de Moeder Gods, en de door twee ranke torens gemarkeerde basiliek vormen een
schilderijtje apart. Op de achtergrond ziet men de Priorij van het H. Graf.
Tussen
de doopkapel in het noorden en het klooster van het H. Graf in het zuiden,
spanningsvolle polen van geboorte, dood en verrijzenis, verheft zich de
basiliek als een monumentele gestalte van het volle, op het evangelie gebouwde
en in het geloof bevestigde leven. Talrijk zijn de heiligen, die in dit
godshuis worden vereerd. Hun beelden en symbolen houden de spirituele
geschiedenis van de oude en vermaarde kerkberg aan de Roer levend.
Op
de kruin van de eeuwenoude Berg getuigt bijna alles van het godgewijde leven.
Kinderen worden er gedoopt, huwelijken gesloten, de evangelische raden
beoefend, moedelozen getroost, gebeden gestort en doden begraven. Bovenal ruist
in de gewijde ruimten en over berg en landerijen de blijdschap van het Alleluia,
de vreugde van het Credo en de voldaanheid van het Ite, missa est.
De vertroosting van het Eucharistische Geheim verleent aan het leven op
de Berg de stille glans van de eeuwigheid.
Deze
plaats werd in de 8e eeuw geschonken aan de Angelsaksische monniken
Wiro, Plechelmus en Otger als thuisbasis voor hun missioneringswerk in de
streken tussen Maas en Rijn.
Hier
vond ook in de 9e eeuw de bisschop van Utrecht met zijn
kanunnikenkapittel een veilig oord op de vlucht voor de Noormannen.
En
in de 15e eeuw werd deze Berg aan de Kanonikale Orde van het H. Graf
geschonken “om er een regulier vrouwenklooster op te richten”. Hier legde de
priester-kanunnik Jan van Abroeck, die zich wars van alle comfort en wereldse
praal met hart en ziel inzette voor de idealen van de Orde van het H. Graf, de
basis voor de vrouwenkloosters van het H. Graf die zich in de komende eeuwen
over West-Europa zouden verspreiden. Zijn leuze was: Gods wil en eer. In
1888 werd de oude monastieke traditie op de Berg tot nieuw leven gebracht en
tot op heden woont en leeft een kleine communiteit van kanunnikessen van de
Orde van het H. Graf op de kerkberg aan de Roer.
Oorsprong
Onder
de kanonikale Orden van kanunniken en kanunnikessen onderscheidt de Orde der
Reguliere Kanunnikessen van het H. Graf zich door haar grote betrokkenheid bij
het H. Graf des Heren in de Verrijzenisbasiliek te Jeruzalem, waarmee zij zich
door historische en spirituele banden nauw verbonden weet.
Deze
Kanunnikessen zijn namelijk de geestelijke erfgenamen van het Latijnse
Kanunniken-Kapittel dat in 1099, na de inneming van Jeruzalem door Godfried van
Bouillon ten tijde van de Eerste Kruistocht, de bediening van de H. Grafkerk
kreeg toegewezen om er de liturgische plechtigheden te verzorgen: de H.
Eucharistie te vieren en als bijzondere opdracht de Getijden te zingen volgens
de Latijnse ritus.
Dit
kapittel nam in 1114, onder invloed van de kerkelijke hernieuwingsbeweging,
bekend als Gregoriaanse hervorming, de Regel van de H. Augustinus aan, om
voortaan als kloostergemeenschap in gemeenschap van goederen te gaan leven. Zij
stippelden hun leefregel verder uit volgens eigen Statuten of Consuetudines. In
1122 werd de Sepulcrijnerorde door Paus Callixtus II erkend als Orde van de
Reguliere Kanunniken van het Heilig Graf te Jeruzalem.De kanunniken herstelden
de bouwvallige kerk van het H Graf en droegen zorg voor het bewaren van de H.
Plaatsen in het H. Land. Ook onderrichtten zij jongens in godsdienstige en
liturgische gebruiken, namen pelgrims op, stonden de armen bij en onderwezen
hen in de waarheden van het geloof.
De
kanonikale Orde van het Heilige Graf is een kloosterorde en dient te worden
onderscheiden van de Ridderorde van het Heilig Graf, die veel later is
ingesteld en een lekenorde is.
Polen
De
Orde breidde zich snel uit, maar moest in 1291 onder de druk van de Turken,
noodgedwongen het H. Land verlaten. Intussen waren er al H. Grafkloosters
gesticht in Europa. Met name in Polen bereikte de Heilig Graforde een grote
uitbreiding en leefde vanaf haar ontstaan medio 12e eeuw tot aan
haar opheffing in 1819 door Tsaar Alexander I, koning van Polen, al het wel en
wee mee van de Poolse natie.
Vele
kerken en kloostergebouwen in Polen dragen ook vandaag de dag nog de
sporen van de aanwezigheid der Boogrobców
en zijn inmiddels schitterend gerestaureerd, met name de H. Grafkapellen, zoals
bijvoorbeeeld die van het stamklooster Miechów, het “Poolse Jeruzalem” en die
van de H. Geestbasiliek in Przeworsk. Ook in het kader van de postconciliaire
Liturgie hebben de processies, het bezoek aan en de wake bij het H. Graf
tijdens het Triduum Sacrum hun sacrale betekenis behouden.
De
oudste stichting gaat terug tot 1163 nadat Ridder Jaksa (dragen van het blazoen
Gryff) van Wielkopolska samen met andere edelen in 1162 de H. Grafbasiliek in
Jeruzalem had bezocht en vol bewondering voor de kanunniken Prior Amalrik
verzocht tenminste één kanunnik naar Polen te willen zenden om op zijn goederen
te Miechów een sepulcrijnerklooster op te richten om het Rijk van Christus in
Polen te helpen verbreiden. Dit klooster werd het stamklooster van vele
stichtingen, kerken, parochies, scholen en hospitalen en heeft religieus,
spiritueel, cultureel en economisch zijn stempel op dit land gedrukt, vooral
rond en in Miechów. Het wapenschild van deze stad is tot op de dag van vandaag
nog hetzelfde als dat van de Heilig Graforde in Polen en omliggende landen :
het patriarchaal (dubbel) kruis van keel (rood) op een grond van sabel (zwart).
De Liturgie zoals deze verspreid werd door de Sepulcrijnen, met de bijzondere
verering van het Heilig Graf van de verrezen Heer, drong door in heel Polen.
Polen is het land dat roemen mag op een verleden waarin het de leuzen van de
Heilig Graforde: Christus vincit, alleluia (Christus overwint, alleluia)
en Sepulcrum eius erit gloriosum (Zijn Graf zal heerlijk zijn)
daadwerkelijk tot de zijne heeft gemaakt.
De
Poolse ordesprovincie werd in 1436 autonoom en daarmee onafhankelijk van de St.
Lucaspriorij te Perugia (It.), hoofdzetel van de H. Graforde in Europa na het
verlaten van het H. Land.
De
kloosters van de Sepulcrijnen in Polen: Boogrobcy, Zakon Switego
Grobu Jerozolimskiego, w Polsce znany takze jako Zakon Kanoników Regularnych
Grobu Chrystusowego (officieel: Ordo Canonicorum Regularium Sacrosanti Sepulchri
Domini Hierosolymitani) waren voor zover ons thans bekend alle
kanunnikenkloosters.
Sint
Odiliënberg
De oude spiritualiteit van het H. Graf is levend gebleven tot op
de dag van vandaag.
Door de viering van de kerkelijke Getijden beantwoorden de
kanunnikessen aan het eerste doel van hun Orde : God loven voor de weldaad van
de verlossing en de glorie van de Verrijzenis van de Heer bezingen. Door dit
kloosterideaal worden het apostolisch leven, de activiteiten en de dienst aan
de medemens gedragen.
In onze tijd - waarin enerzijds God uit de gedachte van de mensen
wordt verbannen en waarin anderzijds de mensen snakken naar verlossing uit een
zinloos bestaan en naar blijvend geluk, alleen in God te vinden - is het
getuigenis van deze spiritualiteit zeer waardevol. Het PAASMYSTERIE, hoogtepunt
van alle Liturgie, staat immers centraal in het kanonikale leven van de Orde.
Deze ordesspiritualiteit sluit nauw aan bij de algemeen kerkelijke
spiritualiteit zoals ook het 2e Vaticaans Concilie het uitdrukt in
de Constitutie over de H. Liturgie. Zonder ophouden komen ook wij dagelijks
bijeen voor de viering van het Paasmysterie om te lezen wat in al de Schriften
op Christus betrekking heeft, om de Eucharistie te vieren waarin de overwinning
en triomf van zijn dood tegenwoordig worden gesteld, en tevens in Christus God
dank te brengen voor zijn onuitsprekelijke gaven tot lof van zijn heerlijkheid
door de kracht van de H. Geest. (Vgl. Sacrosanctum Concilium 5).
Zoals
de H. Eucharistie het hart is van het kerkelijke leven, is zij dat ook van het
godgewijde leven. Zij is de dagelijkse teerspijze en de bron van
spiritualiteit. Door middel van de Eucharistie wordt iedere godgewijde mens
uitgenodigd om Christus’ Paasmysterie te beleven en zich met Hem te verenigen
door zijn eigen leven door de heilige Geest aan de Vader op te dragen.
Onverbrekelijk hiermee verbonden is Christus’ gebod van de
naastenliefde “die ons wordt geschonken door Dezelfde, die zegt: Zoals Ik u
bemind heb, moet ook gij elkaar beminnen. Daarom dus heeft Hij ons bemind,
dat ook wij elkaar zouden beminnen. Door ons te beminnen schonk Hij ons dit:
dat wij door een onderlinge liefdeband verenigd zouden zijn en wij door die zo
zachte band van onderlinge liefde tussen de ledematen het lichaam zouden vormen
van zulk een Hoofd”. (St. Augustinus, Tractaat 65,3 op het Johannesevangelie)
Zoals de Apostelen op de berg THABOR verblijd en gesterkt werden
door het aanschouwen van de heerlijkheid des Heren, om trouw te kunnen blijven
in het zwaarste lijden, zo vinden ook de H. Grafzusters hun vreugde en kracht
in de aanwezigheid van de Verrezen Christus in de Liturgie van de Kerk en de
eucharistische aanbidding.
De Liturgie inspireert bovendien tot een leven van eensgezindheid
(christelijk leven = gemeenschapsleven), persoonlijk gebed en inzet voor de
naaste.
De communiteit is autonoom met na Vaticanum II goedgekeurde
Constituties, maar is klein. Ondanks het geringe aantal religieuzen (8)
streeft men er met alle krachten naar het godgewijde leven in zijn kleine en
grote consequenties te beleven niet alleen uitgedrukt o.a. door het dragen van
het religieuze kleed, het onderhouden van het pauselijk slot en het bewaren van
de tradities van de Orde, maar primair in de trouw aan de Romeinse Liturgie
(Latijn en Gregoriaanse zang) in gehoorzaamheid aan Christus en Zijn Kerk.