zaterdag 30 juni 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XII per annum sabbato Deus inveniri potest in corde homini. God kan gevonden worden in het hart van de mens.


  

Lectio altera

Ex Homilíis sancti Gregórii Nysséni epíscopi
(Orat. 6 De beatitudinibus: PG 44, 1270-1271)
Tweede lezing

Uit de Homilieën van de H. Gregorius van Nyssa
(Orat. 6 De beatitudinibus: PG 44, 1270-1271)
God kan gevonden worden in het hart van de mens

Een bepaald goed in het leven van de mens is de gezondheid van het lichaam, maar het geluk bestaat niet slechts in het kennen van de aard van de gezondheid, maar veeleer in het leven in gezondheid. Want als iemand de lof bezingt van de gezondheid, maar voedsel nuttigt, dat kwade vochten en ziekten voortbrengt, wat baat het dan die lof over de gezondheid, als hij zelf door ziekten wegkwijnt? Op dezelfde wijze dus moeten wij het gezegde verstaan, ons door de Heer voorgehouden, dat het niet zalig is iets over God te kennen, maar God in zich te bezitten. Immers: Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Daarmee wordt volgens mij niet bedoeld, dat hij, die het oog van zijn ziel heeft gezuiverd God van aanschijn tot aanschijn zal aanschouwen, maar dit prachtige gezegde doet ons misschien verstaan, wat Christus bij een andere gelegenheid duidelijker gezegd heeft: Her Rijk Gods is midden in u; zodat wij erop gewezen worden, dat hij, die zijn hart gereinigd heeft van elk schepsel en van slechte neigingen, in zijn eigen schoonheid het beeld ziet van de goddelijke natuur.

En mij schijnt het toe, dat het goddelijk Woord met die weinige woorden een raad wilde geven van deze strekking: O, gij mensen, die een bepaald verlangen in u bezit te aanschouwen Degene, die waarlijk goed is en wanneer U tegelijkertijd hoort, dat de goddelijke majesteit ver boven de hemelen is verheven, dat zijn glorie niet te vatten is, zijn schoonheid onuitsprekelijk en zijn natuur niet te begrijpen is – laat u niet tot wanhoop verleiden, alsof gij niet kunt zien wat gij verlangt te zien.

Want als ge door een zorgzaam en onberispelijk leven de onreinheid, die zich in en aan uw hart had gehecht, weer zult hebben afgewassen, zal de goddelijke schoonheid in u weer gaan stralen. Zoiets zien we ook bij ijzer gebeuren: waar het ijzer kort te voren nog donker en vuil was, gaat het, nadat het roest er met een slijpsteen van werd verwijderd, zelf weer in de zon blinken en schitteren; zo ook zal de inwendige mens, die door de Heer ‘hart’ wordt genoemd, als hij het roestvuil van de zonde, dat zich door ongunstige omstandigheden aan de buitenkant vormde, verwijderd heeft, weer op zijn oorspronkelijke gedaante gaan gelijken en daarmee weer goed worden. Want wat op het goede gelijkt, is ongetwijfeld zelf goed.

Als dus zo iemand in zijn binnenste ziet, ziet hij in zichzelf, wat hij verlangt te zien. Aldus wordt hij, die een rein hart bezit, gelukkig, omdat hij, wanneer hij zijn eigen zuiverheid beschouwt, in zijn eigen beeld het Oerbeeld beschouwt. Want zoals zij, die in een spiegel de zon zien, hoewel zij niet met een vaste blik in de zon zelf kunnen kijken, toch de zon in de glans van de spiegel niet minder duidelijk zien dan zij, die in de zon zelf kijken – zó, wil de Heer zeggen, zijt gij wel te zwak van krachten om het ontoegankelijke Licht zelf te aanschouwen, maar als gij naar dat glanzende en genadevolle beeld, dat Hij U oorspronkelijk heeft meegegeven terugkeert, zult gij in uzelf bezitten, wat gij zoekt.

De Godheid immers is de reinheid en het vrij-zijn van ondeugden en slechte hartstochten, het verwijderd zijn van alle kwaad. Als dit dus in u aanwezig is, is ook God zeker in u aanwezig. Daarom, als uw geest rein is van alle boosheid, vrij van alle verkeerde neiging en ondeugd, en van alle bezoedeling verwijderd, zijt gij zalig door uw scherpe en heldere blik, omdat datgene, wat de blik ontgaat van hen, die niét gezuiverd zijn, gijzelf als gezuiverde terstond bemerkt, en met de ogen van de ziel, bevrijd van de stoffelijke duisternis, ziet gij door de zuiverheid van uw hart helder het zalig schouwspel. En wat ziet gij daar? Wel: heiligheid, zuiverheid, eenvoud, al dergelijke schitterende uitstralingen van de goddelijke natuur, waardoor God zelf wordt aanschouwd.


donderdag 28 juni 2018

Postulant in de krant - met dank aan Stijn Fens en Trouw


Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Die 28 iunii S. Irenæi, episcopi et martyris


memoria                                                                           
H. Irenæus, bisschop en martelaar


Introductio

Natus est circa annum 130 et Smyrnæ educatus; discipulus fuit sancti Polycarpi, illius civitatis episcopi. Anno 177 presbyter erat Lugduni in Gallia, et paulo post eiusdem urbis episcopus factus est. Opera composuit ad fidem catholicam contra Gnosticorum errores tuendam. Martyrio, ut fertur, coronatus est circa annum 200.
Lectio altera

Ex Tractátu sancti Irenæi epíscopi Advérsus hæreses
(Lib. 4, 20, 5-7: SCh 100, 640-642. 644-648)
Tweede lezing

Inleiding

Ireneüs werd omstreeks het jaar 130 geboren. Hij kreeg zijn opleiding in Smyrna, waar hij een leerling was van de bisschop aldaar, de heilige Polycarpus. In 177 bevond hij zich als priester in Lyon en werd kort daarna bisschop van die stad. Hij schreef verschillende werken om het katholieke geloof tegen de dwalingen van de gnostieken te beschermen. Volgens de traditie is hij omstreeks 200 als martelaar gestorven.

Uit het tractaat ‘Tegen de ketters’ van de H. Irenæus, bisschop en martelaar
(Lib. 4, 20, 5-7: SCh 100, 640-642. 644-648)

Gods glorie is de levende mens, maar het leven van de mens is het aanschouwen van God

Gods heerlijkheid maakt levend: dus, die God zien ontvangen het leven. En zo maakt de Onvatbare en Onbegrijpelijke en Onzichtbare zich zichtbaar, begrijpelijk en vatbaar voor de mensen, om hen, die Hem (door het geloof) vatten en zien, tot leven te wekken. Want leven zonder hét leven is onmogelijk. Het op zich bestaan toch komt voort uit een deelname aan Gods leven; maar een deelname aan God is God zien en genieten om zijn mildheid.

De mensen dus zullen God zien om te leven, omdat zij door de Godsschouwing onsterfelijk zijn geworden en als in God worden ondergedompeld. Door de profeten werd, zoals ik gezegd heb, in voorafbeeldingen voorspeld, dat God zou worden aanschouwd door de mensen, die zijn Geest in zich bezitten en voortdurend zijn komst zouden afwachten. Zoals ook Mozes zegt in Deuteronomium: Op die dag zullen wij zien, dat God spreekt tot de mens, en hij zal leven.

Omdat Hij, die alles bewerkt, God is, is Hij in zijn hoedanigheid en grootheid onzichtbaar en onuitsprekelijk voor alles, wat door Hem gemaakt werd, maar zeker niét onbekend. Want alles leert de mens door Zijn Woord: dat er één God-Vader is, die alles omvat en aan allen het bestaan geeft, zoals in het Evangelie geschreven staat: Nooit heeft iemand God gezien, dan alleen de Eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, Hij heeft het ons gezegd.

De Zoon des Vaders heeft ons daarom vanaf het begin verhaald, omdat hij ook vanaf het begin bij de Vader is. Hij heeft de visioenen van de profeten, de verdeling van de charismatische gaven, zijn bedieningen en de verheerlijking van zijn Vader op passende en juiste wijze en op de geschikte tijd getoond, tot nut van het menselijk geslacht. Want waar iets op passende wijze gebeurt, daar is ook harmonie; en waar harmonie is, daar gebeurt alles op de juiste tijd, en waar iets op de juiste tijd gebeurt, daar werkt het ook met nut.

En daarom werd het Woord de Uitdeler van de genade van de Vader, tot nut van de mensen. Voor hen verrichtte Hij al die grote werken, om namelijk God aan de mensen te tonen en de mens aan God aan te bevelen. Wel bewaarde Hij de onzichtbaarheid van de Vader, om te voorkomen dat de mens God soms zou minachten, en opdat hij integendeel steeds naar Hem zou streven. Van de andere kant stelde Hij God op velerlei wijze als zichtbaar voor, opdat de mens niet helemaal van God zou afvallen en zou ophouden te zijn: want Gods glorie is de levende mens, het leven van de mens echter is het aanschouwen van God. Als immers de erkenning van God door middel van de schepping al het leven schenkt aan allen, die op aarde wonen, hoeveel te meer zal dan de openbaring van de Vader, door het Woord, het leven schenken aan die God zien.

woensdag 27 juni 2018

Liturgy of the Hours Saint Irenaeus, bishop Treatise Against Heresies

From the treatise Against Heresies by Saint Irenaeus, bishop

The Eucharist, pledge of our resurrection

If our flesh is not saved, then the Lord has not redeemed us with his blood, the eucharistic chalice does not make us sharers in his blood, and the bread we break does not make us sharers in his body. There can be no blood without veins, flesh and the rest of the human substance, and this the Word of God actually became: it was with his own blood that he redeemed us. As the Apostle says: In him, through his blood, we have been redeemed, our sins have been forgiven.
  We are his members and we are nourished by creatures, which is his gift to us, for it is he who causes the sun to rise and the rain to fall. He declared that the chalice, which comes from his creation, was his blood, and he makes it the nourishment of our blood. He affirmed that the bread, which comes from his creation, was his body, and he makes it the nourishment of our body. When the chalice we mix and the bread we bake receive the word of God, the eucharistic elements become the body and blood of Christ, by which our bodies live and grow. How then can it be said that flesh belonging to the Lord’s own body and nourished by his body and blood is incapable of receiving God’s gift of eternal life? Saint Paul says in his letter to the Ephesians that we are members of his body, of his flesh and bones. He is not speaking of some spiritual and incorporeal kind of man, for spirits do not have flesh and bones. He is speaking of a real human body composed of flesh, sinews and bones, nourished by the chalice of Christ’s blood and receiving growth from the bread which is his body.
  The slip of a vine planted in the ground bears fruit at the proper time. The grain of wheat falls into the ground and decays only to be raised up again and multiplied by the Spirit of God who sustains all things. The Wisdom of God places these things at the service of man and when they receive God’s word they become the eucharist, which is the body and blood of Christ. In the same way our bodies, which have been nourished by the eucharist, will be buried in the earth and will decay, but they will rise again at the appointed time, for the Word of God will raise them up to the glory of God the Father. Then the Father will clothe our mortal nature in immortality and freely endow our corruptible nature with incorruptibility, for God’s power is shown most perfectly in weakness.

Pope Benedict XVI about Saint Irenaeus

In the Catechesis on the prominent figures of the early Church, today we come to the eminent personality of St Irenaeus of Lyons. The biographical information on him comes from his own testimony, handed down to us by Eusebius in his fifth book on Church History.

Irenaeus was in all probability born in Smyrna (today, Izmir in Turkey) in about 135-140, where in his youth, he attended the school of Bishop Polycarp, a disciple in his turn of the Apostle John. We do not know when he moved from Asia Minor to Gaul, but his move must have coincided with the first development of the Christian community in Lyons: here, in 177, we find Irenaeus listed in the college of presbyters. In that very year, he was sent to Rome bearing a letter from the community in Lyons to Pope Eleutherius. His mission to Rome saved Irenaeus from the persecution of Marcus Aurelius which took a toll of at least 48 martyrs, including the 90-year old Bishop Pontinus of Lyons, who died from ill-treatment in prison. Thus, on his return Irenaeus was appointed Bishop of the city. The new Pastor devoted himself without reserve to his episcopal ministry which ended in about 202-203, perhaps with martyrdom.

Irenaeus was first and foremost a man of faith and a Pastor. Like a good Pastor, he had a good sense of proportion, a wealth of doctrine, and missionary enthusiasm. As a writer, he pursued a twofold aim: to defend true doctrine from the attacks of heretics, and to explain the truth of the faith clearly. His two extant works - the five books of The Detection and Overthrow of the False Gnosis and Demonstration of the Apostolic Teaching (which can also be called the oldest "catechism of Christian doctrine") - exactly corresponded with these aims. In short, Irenaeus can be defined as the champion in the fight against heresies. The second-century Church was threatened by the so-called Gnosis, a doctrine which affirmed that the faith taught in the Church was merely a symbolism for the simple who were unable to grasp difficult concepts; instead, the initiates, the intellectuals - Gnostics, they were called - claimed to understand what was behind these symbols and thus formed an elitist and intellectualist Christianity. Obviously, this intellectual Christianity became increasingly fragmented, splitting into different currents with ideas that were often bizarre and extravagant, yet attractive to many. One element these different currents had in common was "dualism": they denied faith in the one God and Father of all, Creator and Saviour of man and of the world. To explain evil in the world, they affirmed the existence, besides the Good God, of a negative principle. This negative principle was supposed to have produced material things, matter.

Firmly rooted in the biblical doctrine of creation, Irenaeus refuted the Gnostic dualism and pessimism which debased corporeal realities. He decisively claimed the original holiness of matter, of the body, of the flesh no less than of the spirit. But his work went far beyond the confutation of heresy: in fact, one can say that he emerges as the first great Church theologian who created systematic theology; he himself speaks of the system of theology, that is, of the internal coherence of all faith. At the heart of his doctrine is the question of the "rule of faith" and its transmission. For Irenaeus, the "rule of faith" coincided in practice with the Apostles' Creed, which gives us the key for interpreting the Gospel, for interpreting the Creed in light of the Gospel. The Creed, which is a sort of Gospel synthesis, helps us understand what it means and how we should read the Gospel itself.

In fact, the Gospel preached by Irenaeus is the one he was taught by Polycarp, Bishop of Smyrna, and Polycarp's Gospel dates back to the Apostle John, whose disciple Polycarp was.
The true teaching, therefore, is not that invented by intellectuals which goes beyond the Church's simple faith. The true Gospel is the one imparted by the Bishops who received it in an uninterrupted line from the Apostles. They taught nothing except this simple faith, which is also the true depth of God's revelation. Thus, Irenaeus tells us, there is no secret doctrine concealed in the Church's common Creed. There is no superior Christianity for intellectuals. The faith publicly confessed by the Church is the common faith of all. This faith alone is apostolic, it is handed down from the Apostles, that is, from Jesus and from God. In adhering to this faith, publicly transmitted by the Apostles to their successors, Christians must observe what their Bishops say and must give special consideration to the teaching of the Church of Rome, pre-eminent and very ancient. It is because of her antiquity that this Church has the greatest apostolicity; in fact, she originated in Peter and Paul, pillars of the Apostolic College. All Churches must agree with the Church of Rome, recognizing in her the measure of the true Apostolic Tradition, the Church's one common faith. With these arguments, summed up very briefly here, Irenaeus refuted the claims of these Gnostics, these intellectuals, from the start. First of all, they possessed no truth superior to that of the ordinary faith, because what they said was not of apostolic origin, it was invented by them. Secondly, truth and salvation are not the privilege or monopoly of the few, but are available to all through the preaching of the Successors of the Apostles, especially of the Bishop of Rome. In particular - once again disputing the "secret" character of the Gnostic tradition and noting its multiple and contradictory results - Irenaeus was concerned to describe the genuine concept of the Apostolic Tradition which we can sum up here in three points.

a) Apostolic Tradition is "public", not private or secret. Irenaeus did not doubt that the content of the faith transmitted by the Church is that received from the Apostles and from Jesus, the Son of God. There is no other teaching than this. Therefore, for anyone who wishes to know true doctrine, it suffices to know "the Tradition passed down by the Apostles and the faith proclaimed to men": a tradition and faith that "have come down to us through the succession of Bishops" (Adversus Haereses, 3, 3, 3-4). Hence, the succession of Bishops, the personal principle, and Apostolic Tradition, the doctrinal principle, coincide.

b) Apostolic Tradition is "one". Indeed, whereas Gnosticism was divided into multiple sects, Church Tradition is one in its fundamental content, which - as we have seen - Irenaeus calls precisely regula fidei or veritatis: and thus, because it is one, it creates unity through the peoples, through the different cultures, through the different peoples; it is a common content like the truth, despite the diversity of languages and cultures. A very precious saying of St Irenaeus is found in his book Adversus Haereses: "The Church, though dispersed throughout the world... having received [this faith from the Apostles]... as if occupying but one house, carefully preserves it. She also believes these points [of doctrine] just as if she had but one soul and one and the same heart, and she proclaims them, and teaches them and hands them down with perfect harmony as if she possessed only one mouth. For, although the languages of the world are dissimilar, yet the import of the tradition is one and the same. For the Churches which have been planted in Germany do not believe or hand down anything different, nor do those in Spain, nor those in Gaul, nor those in the East, nor those in Egypt, nor those in Libya, nor those which have been established in the central regions of the world" (1, 10, 1-2). Already at that time - we are in the year 200 - it was possible to perceive the Church's universality, her catholicity and the unifying power of the truth that unites these very different realities, from Germany, to Spain, to Italy, to Egypt, to Libya, in the common truth revealed to us by Christ.

c) Lastly, the Apostolic Tradition, as he says in the Greek language in which he wrote his book, is "pneumatic", in other words, spiritual, guided by the Holy Spirit: in Greek, the word for "spirit" is "pneuma". Indeed, it is not a question of a transmission entrusted to the ability of more or less learned people, but to God's Spirit who guarantees fidelity to the transmission of the faith.
This is the "life" of the Church, what makes the Church ever young and fresh, fruitful with multiple charisms.

For Irenaeus, Church and Spirit were inseparable: "This faith", we read again in the third book of Adversus Haereses, "which, having been received from the Church, we do preserve, and which always, by the Spirit of God, renewing its youth as if it were some precious deposit in an excellent vessel, causes the vessel itself containing it to renew its youth also.... For where the Church is, there is the Spirit of God; and where the Spirit of God is, there is the Church and every kind of grace" (3, 24, 1). As can be seen, Irenaeus did not stop at defining the concept of Tradition. His tradition, uninterrupted Tradition, is not traditionalism, because this Tradition is always enlivened from within by the Holy Spirit, who makes it live anew, causes it to be interpreted and understood in the vitality of the Church. Adhering to her teaching, the Church should transmit the faith in such a way that it must be what it appears, that is, "public", "one", "pneumatic", "spiritual". Starting with each one of these characteristics, a fruitful discernment can be made of the authentic transmission of the faith in the today of the Church. More generally, in Irenaeus' teaching, the dignity of man, body and soul, is firmly anchored in divine creation, in the image of Christ and in the Spirit's permanent work of sanctification. This doctrine is like a "high road" in order to discern together with all people of good will the object and boundaries of the dialogue of values, and to give an ever new impetus to the Church's missionary action, to the force of the truth which is the source of all true values in the world.

Liturgia Horarum H. Cyrillus van Alexandrie - Intussen zwoegt en steunt de schepping

Uit het commentaar van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië († 444), op de brief aan de Romeinen

God bestemt de schepping om haar te laten delen in de vrijheid van zijn kinderen.

‘De schepping verlangt vurig naar de openbaring van Gods kinderen’ (Rom. 8, 19). Verlangen is hopen en gespannen uitzien naar de dingen die komen gaan. Welnu, de schepping verlangt naar de openbaring van Gods kinderen, maar niet alsof zij reeds de toekomst kent. Want hoe of waardoor zou zij dit kunnen? Toch zal zij dit doel bereiken door de geheimvolle beschikking van God die alles ten goede leidt. Wanneer namelijk Gods kinderen - dat zijn zij die voor een eerzaam leven hebben gekozen - van armzalig verheerlijkt zijn geworden en van vergankelijk onsterfelijk, zal ook de schepping zelf een verandering ten goede ondergaan. Hierover laat de heilige Petrus ons geen enkele twijfel, want hij verklaart: ‘Volgens Gods belofte verwachten wij nieuwe hemelen en een nieuwe aarde’ (2 Petr. 3, 13).
Als Paulus zegt dat de schepping onderworpen is aan de vergankelijkheid (vgl. Rom. 8, 20), dan verstaat hij onder vergankelijkheid de sterfelijke mensen met hun aardse gezindheid. Van hen kan men terecht zeggen: ‘De mens is niet meer dan een ademtocht’ (Ps. 144 (143), 4). En ook: ‘Hij is als vee dat eens wordt geslacht’ (Ps. 49 (48), 13). Het leven van deze mensen loopt immers uit op niets. Aan hen is de schepping onderworpen, hoewel geheel onvrijwillig. Waarom beweer ik dit laatste? Omdat de zichtbare en tastbare schepping niets van ons weet, want zij is niet met verstand begiftigd. Zou zij immers maar het geringste inzicht hebben, dan zou zij zo’n smadelijke onderwerping niet verdragen en niet ondergeschikt en dienstbaar willen zijn aan hen die een vruchteloos leven hebben verkozen. Evenwel, zoals de Apostel zegt, is de schepping onderworpen aan de vergankelijkheid, maar niet zonder hoop: deze hoop heeft betrekking op de redding van de heiligen en uitverkorenen van alle tijden.
God legt de schepping in zekere zin een juk op en bestemt haar voor de vrijheid die haar ten deel zal vallen, als zij komt te staan onder zijn heiligen en vrienden. Immers, tenslotte zal zij alleen deze kinderen van God dienen en Gods uitverkorenen ten dienste staan. Maar intussen kreunt zij en zwoegt zij als het ware en heeft zij te lijden. En indien zij in staat zou zijn iets van onze toestand te kennen, zou zij misschien wenen. Nu ziet zij, in gehoorzaamheid aan Gods beschikking, met groot verlangen uit naar de openbaring van zijn kinderen.

Waar bidden we deze week voor? Wordt gedurende de week aangevuld.

270618
voor een jonge man die recent heeft gehoord dat hij leukemie heeft om kracht en beterschap
voor slachtoffers van terroristische aanslagen
voor wijsheid bij levenskeuzes
voor een goede nieuwe bisschop voor ons bisdom

250618
voor een bijzondere intentie
voor een pasgedoopt kind: dat haar familie en vrienden haar zullen voorgaan in het geloof
voor roepingen voor ons klooster
voor slachtoffers van geweld
voor christen die worden vervolgd om hun levensovertuiging

Aangezien lezers hebben aangegeven te willen meebidden plaatsen we vanaf vandaag direct (dus niet achteraf) onze intenties en we sluiten iedere week op zondagavond de afgelopen week af. Intenties die gedurende de week worden gevraagd plaatsen we bij en we plaatsen aan het begin van iedere de lopende intenties.

Met ingang van 13 mei 2018 worden de intenties die zijn opgegeven in het Intentieboek dat op zondag voor de Vespers in de basiliek ligt, meegenomen in dit overzicht.

Wie ook aan ons intenties wil opgeven, kan dat doen via inlichtingen@priorijthabor.nl 
Zie ook Gebeds-intenties, misintenties en donaties voor ons klooster

dinsdag 26 juni 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XII per annum feria IV Vera perfecta et æterna amicitia. De ware, volmaakte en eeuwige vriendschap.

Lectio altera

Ex Tractátu beáti Aelrédi abbátis De spiritáli amicítia
(Lib. 3: PL 195, 692-693)
Præstantíssimus iúvenum Iónathas, non régium stemma, nec regni exspectatiónem atténdens, fœdus íniit cum David, et servum in amicítiam adæquans dómino, sic fugátum a patre, sic latitántem in erémo, sic adiudicátum morti, neci destinátum, sibi prætulit, se humílians, et illum exáltans: Tu, inquit, eris rex, et ego ero secúndus post te.
O præclaríssimum veræ amicítiæ spéculum! Mira res! Rex furébat in servum et quasi in æmulum regni totam pátriam excitábat; sacerdótes árguens proditiónis, pro sola suspicióne trucídat; lustrat némora, valles exquírit, montes et rupes armáta óbsidet manu, omnes se régiæ indignatiónis spondent ultóres; solus Iónathas, qui solus iústius póterat invidére, patri resisténdum putávit, deferéndum amíco, præbéndum in tanta adversitáte consílium, et amicítiam regno præferens: Tu eris, ait, rex, et ego ero secúndus post te. Et vide, quómodo pater adulescéntis contra amícum excitábat invídiam, convíciis urgens, terrens minis spoliándum regno, honóre privándum commémorans.
Cum enim in David mortis senténtiam protulísset, Iónathas amíco non défuit. Quare moriétur David? quid peccávit? quid fecit? Ipse pósuit ánimam suam in manu sua, et percússit Philisthæum, lætátus es. Quare ergo moriétur? Ad hanc vocem versus in insániam rex, láncea nisus est confódere Iónatham cum paríete addénsque convícia minis: Fili, inquit, mulíeris ultro virum rapiéntis; scio quia díligis eum in confusiónem tuam, et in confusiónem ignominiósæ matris tuæ. Deínde totum virus, quo pectus iúvenis aspergerétur, evómuit, adíciens verbum ambitiónis incitaméntum, foméntum invídiæ, zeli et amaritúdinis incentívum: Quámdiu víxerit fílius Isai, non stabiliétur regnum tuum.
Quis non moverétur his verbis, non invidéret? Cuius amórem, cuius grátiam, cuius amicítiam non corrúmperent, non minúerent, non obliterárent? Ille amantíssimus aduléscens amicítiæ iura consérvans, fortis ad minas, pátiens ad convícia, propter amicítiam regni contémptor, ímmemor glóriæ, sed memor grátiæ. Tu eris, inquit, rex, et ego ero secúndus post te.
Hæc est vera, perfécta, stábilis et ætérna amicítia: quam invídia non corrúmpit, non suspício mínuit, non dissólvit ambítio; quæ sic tentáta non cessit, sic arietáta non córruit; quæ tot convíciis pulsáta cérnitur inflexíbilis, tot lacessíta iniúriis permánsit immóbilis. Vade ergo, et tu fac simíliter.

Tweede lezing

Uit het tractaat over “De geestelijke vriendschap” van de Zalige Aelred, abt
(Lib. 3: PL 195, 692-693)
De ware, volmaakte en eeuwige vriendschap

Met voorbijzien van zijn koninklijke afkomst en van de verwachting, dat hij zelf eens zou regeren, sloot de uitmuntende jongeman Jonathan een verbond met David. In zijn vriendschap stelde hij de dienaar gelijk aan de heer; en David, die zo door zijn vader Saül werd verjaagd, die zich zo in de woestijn verborgen hield; die zo ter dood was veroordeeld en terecht moest worden gesteld – die stelde hij boven zichzelf, zichzelf vernederend en David verheerlijkend, toen hij tot hem zei: Gij zult koning zijn, en ik de tweede, na u.

Schitterende spiegel van ware vriendschap! Een wonderbaar iets! De koning woedde tegen zijn dienaar en als tegen een mededinger in zijn macht bracht hij heel zijn rijk in beroering. De priesters beschuldigde hij van verraad, en doodde hen alleen al op verdenking. Hij doorkruiste de bossen, doorzocht de dalen, bezette bergen en rotsen met gewapende manschappen; allen beloofden wrekers te zijn van de koninklijke verontwaardiging. Alleen Jonathan, die als enige het meeste recht had om na-ijverig te zijn, meende zijn vader te moeten weerstaan, bracht berichten over aan zijn vriend en gaf hem raad in diens grote beproeving. En zijn vriendschap boven het koningschap stellend zei hij tot David: Gij zult koning zijn, en ik de tweede, na u.
En zie dan, hoe de vader van die jongeman afgunst tracht te wekken tegen diens vriend door zijn schelden, door zijn zoon de dreiging voor te houden dat hij van het koningschap zou worden beroofd en zo in zijn eer zou worden aangetast.

Want toen Saül het doodvonnis over David had uitgesproken, liet Jonathan zijn vriend niet in de steek. Waarom moet David sterven? Waarin heeft hij gezondigd? Wat heeft hij gedaan? Hij heeft zijn leven in uw hand gesteld. Hij heeft de Filistijn verslagen en ge hebt u daarover verheugd. Waarom moet hij dan sterven?
Op dit woord werd de koning woedend; hij trachtte met zijn lans Jonathan tegen de muur te doorboren, en voegde hem bedreigingen en scheldwoorden toe: Jij, zoon van een straatmeid; ik weet heel goed, dat je het met de zoon van Isaï houdt tot je eigen schande en tot de schande van de schaamte van je moeder. En dan braakt hij al zijn venijn uit waarmee hij de jongeman tegen de borst stuitte, en probeerde nog zijn na-ijver te prikkelen door voedsel te geven aan afgunst, nijd en verbittering, met de woorden: Zolang de zoon van Isaï leeft, zal jouw rijk niet vaststaan.

Wie zou door die woorden niet bewogen worden, wie niet benijden? Ten opzichte van wie zou de liefde, de genegenheid en vriendschap door zulke woorden niet bedorven, verzwakt en uitgewist worden? Maar hij, die vurig-minnende jongeman, blijft trouw aan de rechten van de vriendschap, hij staat sterk tegenover bedreigingen, is geduldig bij smaad, veracht het heersen om de vriendschap, denkt niet aan glorie maar is bedacht op zijn genegenheid. Gij zult koning zijn, zegt hij, en ik de tweede, ná u.

Dat is de ware, volmaakte, standvastige en blijvende vriendschap: die door geen afgunst wordt aangetast, door geen verdenking verzwakt, door geen na-ijver vernietigd; die zo beproefd niet wijkt, en zo gebeukt niet bezwijkt: die met zoveel smaad behandeld onbuigzaam blijkt te zijn, door zoveel beledigingen uitgedaagd onbewogen blijft.
Ga dus heen en doe evenzo.

ANBI-jaarverslag Priorij Thabor 2017 verschenen!

Donaties & ANBI

Vanwege de ANBI status hebben wij een publicatieplicht om een aantal gegevens openbaar te maken. Het meest recente verslag vindt u hier.U ziet dat wij 2017 net als 2016 afsloten met een bescheiden tekort. Dat houden we wel enige tijd vol maar niet onbeperkt .

Ons klooster is voor het onderhoud van de gebouwen (Rijksmonumenten), het levensonderhoud van de zusters en het apostolaat (Bezinningscentrum, catechese en caritas) mede afhankelijk van donaties. Wilt u het klooster steunen, dan kunt u uw bijdrage overmaken naar NL41INGB 0001 0361 15. Indien u overmaakt vanuit het buitenland is het kenmerk van de bank: BIC INGBNL2A

Incidentele uitgaven -en die zijn af en toe niet te voorkomen dit jaar moet bijvoorbeeld na 50 jaar de keuken worden gerenoveerd- kunnen alleen worden gefinancierd uit incidentele baten (donaties en erfstellingen). Wij danken U bijvoorbaat van harte voor Uw donaties en erfstellingen. Zeer regelmatig bidden wij voor onze weldoeners en we laten H. Missen lezen voor hun intenties.

De Priorij Thabor heeft de ANBI status, waardoor uw gift aftrekbaar kan zijn bij uw belastingaangifte. Zie de Belastingdienst: Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) voor actuele informatie. Instellingen met een ANBI status zijn vermeld in het ANBI-register. Met het Programma ANBI opzoeken kunt u de registratie van de REGULIERE KANUNNIKESSEN VAN HET H. GRAF (CRSS) PRIORIJ THABOR met vestigingsplaats Sint Odiliënberg (gemeente Roerdalen) vinden onder kenmerk: RSIN 822571389. Raadpleeg de Belastingdienst: Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) voor actuele informatie.

Liturgy of the Hours Tuesday of week 12 in Ordinary Time St Gregory of Nyssa Christ should be manifest in our whole life

Office of Readings - Second Reading

A treatise on Christian Perfection by St Gregory of Nyssa

Christ should be manifest in our whole life

The life of the Christian has three distinguishing aspects: deeds, words and thought. Thought comes first, then words, since our words express openly the interior conclusions of the mind. Finally, after thoughts and words, comes action, for our deeds carry out what the mind has conceived. So when one of these results in our acting or speaking or thinking, we must make sure that all our thoughts, words and deeds are controlled by the divine ideal, the revelation of Christ. For then our thoughts, words and deeds will not fall short of the nobility of their implications.
  What then must we do, we who have been found worthy of the name of Christ? Each of us must examine his thoughts, words and deeds, to see whether they are directed toward Christ or are turned away from him. This examination is carried out in various ways. Our deeds or our thoughts or our words are not in harmony with Christ if they issue from passion. They then bear the mark of the enemy who smears the pearl of the heart with the slime of passion, dimming and even destroying the lustre of the precious stone.
  On the other hand, if they are free from and untainted by every passionate inclination, they are directed toward Christ, the author and source of peace. He is like a pure, untainted stream. If you draw from him the thoughts in your mind and the inclinations of your heart, you will show a likeness to Christ, your source and origin, as the gleaming water in a jar resembles the flowing water from which it was obtained.
  For the purity of Christ and the purity that is manifest in our hearts are identical. Christ’s purity, however, is the fountainhead; ours has its source in him and flows out of him. Our life is stamped with the beauty of his thought. The inner and the outer man are harmonised in a kind of music. The mind of Christ is the controlling influence that inspires us to moderation and goodness in our behaviour. As I see it, Christian perfection consists in this: sharing the titles which express the meaning of Christ’s name, we bring out this meaning in our minds, our prayers and our way o

maandag 25 juni 2018

Waar hebben we de afgelopen week voor gebeden?

240618
voor een jarige zwager
voor onze kleinkinderen, dat zij gelukkig worden en het geloof bewaren
voor een acolyth die zijn diploma heeft gehaald
voor het kind dat vanmiddag in onze Mariakapel wordt gedoopt
voor iedereen die Johan, Jan, Johanna, Annie etc heeft en naar Sint Jan de Doper genoemd is, dat God hen genadig is.
(Johannes betekent "God is genadig)

230618
uit dankbaarheid voor al het goede wat we vanzelfsprekend vinden.
om zegen voor het bruidspaar dat vanmiddag in onze basiliek hun ja-woord geeft
om berouw dat noodzakelijk is voor de vergeving van onze zonden.

220618
uit dankbaarheid voor een gunstige medische uitslag
voor alle chronisch zieken: voor voldoende hulp en het besef dat ook God hen niet alleen laat
Voor de zielerust van een medeparochiaan die vandaag uit de basiliek wordt  begraven
Voor een politie-agent die in de uitoefening van zijn functie ernstig gewond is geraakt: om voorspoedig herstel en kracht, ook voor zijn dierbaren.

200618
voor een behouden reis
uit dankbaarheid voor de kinderen die hun diploma hebben behaald en steun voor degenen die het (nog) niet hebben behaald.
voor bescherming van de kinderen die zich storten op de examenvieringen, dat zij zich niet te buiten gaan aan alcohol

190618
Voor zorgsystemen van mensen die van elkaar houden en voor elkaar zorgen, die op springen staan, dat er uitkomst komt voor er erge dingen gebeuren.
Voor mini-mantelzorgertjes, dat ze worden geholpen en ook nog gewoon kind kunnen zijn.
Voor mensen die al jaren wachten op huisvesting, dat beschikbare ruimte eerlijk wordt verdeeld.
Voor priesters, diakens en religieuzen, dat zij het geloof bewaren.
Voor parochies, dat het levende geloofsgemeenschappen mogen zijn waar het geloof in alle facetten gevierd wordt.

180618
Voor een bijzondere intentie
Voor slachtoffers van verkeersongelukken
Tot eerherstel aan de Heilige Harten
Voor goede postulanten voor ons klooster
Voor het behoud en de vooruitgang van het kerkelijk leven op de Kerkberg
Voor vervolgde Christenen - dat zij weten dat God hen nabij is
Voor vrede onder de volkeren en het stoppen van de verspilling van wapenwedloop

Aangezien lezers hebben aangegeven te willen meebidden plaatsen we vanaf vandaag direct (dus niet achteraf) onze intenties en we sluiten iedere week op zondagavond de afgelopen week af. Intenties die gedurende de week worden gevraagd plaatsen we bij en we plaatsen aan het begin van iedere de lopende intenties.

Met ingang van 13 mei 2018 worden de intenties die zijn opgegeven in het Intentieboek dat op zondag voor de Vespers in de basiliek ligt, meegenomen in dit overzicht.

Wie ook aan ons intenties wil opgeven, kan dat doen via inlichtingen@priorijthabor.nl 

Zie ook Gebeds-intenties, misintenties en donaties voor ons klooster

zaterdag 23 juni 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XI per annum sabbato Nec verbis tantum, sed et factis orandum est. Wij moeten niet alleen bidden met woorden, maar ook met daden.




Lectio altera

Ex Tractátu sancti Cypriáni epíscopi et mártyris
De domínica oratióne
(Nn. 28-30: CSEL 3, 287-289)
Tweede lezing

Uit het tractaat over het ‘Onze Vader’ van de H. Cyprianus, bisschop-martelaar
(Nn. 28-30: CSEL 3, 287-289)
Wij moeten niet alleen bidden met woorden, maar ook met daden

Wat zouden wij ons nog verwonderen, zeer geliefde broeders, dat het gebed zodanig is, als God het ons leerde, die met zijn onderricht al onze verlangens bondig samenbracht in dit heilzame woord? Dat was toch al voorzegd door de profeet Jesaja, toen hij vol van de Heilige Geest sprak over Gods majesteit en liefde. Het woord voltooiend, zegt hij, Het samenvattend in gerechtigheid, want God zal een kort woord laten horen op heel de aarde. Want toen Gods Woord, onze Heer Jezus Christus, tot allen kwam, en geleerden en ongeletterden bijeen bracht, gaf Hij aan beide sexen van alle leeftijden heilzame voorschriften, en maakte van die voorschriften één grote samenvatting, opdat bij het hemels onderricht het geheugen van de leerlingen niet zou worden overbelast, maar snel zou kunnen leren, wat voor eenvoudig geloof noodzakelijk is.

Toen Hij dan ook wilde leren, wat het eeuwig leven is, bracht Hij het mysterie van dit leven in een wonderbare beknoptheid samen, toen Hij zei: En dit is het eeuwig leven, dat zij U, de enige en ware God, kennen, en Hem die Gij gezonden hebt, Jezus Christus. Zo deed Hij ook, toen Hij uit de Wet en de profeten de eerste en voornaamste geboden naar voren bracht: Hoor, Israël, zei Hij: De Heer, onze God, is de enige Heer; en: Gij zult de Heer, uw God, beminnen uit geheel uw hart, uit geheel uw ziel en uit al uw krachten. Dit is het eerste gebod, en het tweede, daaraan gelijk: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de gehele Wet en de profeten. En wederom: Al het goed, dat gij wilt, dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor hen. Dit is Wet en profeten.

Hij leerde ons niet alleen met woorden te bidden, maar ook met daden. Zelf bad en smeekte Hij dikwijls, en toonde ons door het getuigenis van zijn voorbeeld, wat wij moeten doen, zoals er geschreven staat: Hij trok zich telkens terug in de eenzaamheid om te bidden; en verder: Hij ging naar het gebergte om te bidden, en bracht de nacht door in gebed tot God.

De Heer nu bad en smeekte tot God, niet voor Zichzelf – waarom zou Hij, de onschuldige, voor Zichzelf moeten bidden? – maar Hij bad voor onze zonden, zoals Hij zelf verklaart, als Hij tot Petrus zegt: Weet dat de Satan heeft geëist u allen te ziften als tarwe. Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En daarna bidt Hij tot de Vader voor allen, zeggend: Niet voor hen alleen bid ik, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij zullen geloven, opdat zij allen één mogen zijn, zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U; dat zij ook in Ons mogen zijn.

Groot is Gods welwillendheid en zo ook zijn liefde omtrent ons heil, dat Hij er zich niet mee tevreden stelt ons door zijn Bloed te verlossen, maar nog meer deed: Hij bad ook voor ons. Houdt u oog gevestigd op het verlangen van Hem, die voor ons bad, en dat verlangen is: dat, zoals Vader en Zoon één zijn, ook wij in die eenheid mogen blijven.


vrijdag 22 juni 2018

Uit de Limburger van vandaag: Priorij Thabor herstelt eeuwenoude traditie

Wij zijn verheugd en dankbaar dat De Limburger vandaag aandacht heeft besteed aan het herstel van de traditie om dagelijks in de basiliek de Vespers te bidden. Wij hopen dat velen daardoor geïnspireerd worden om met ons te komen mee-bidden. De Vespers (vorm van getijdengebed) zijn het publieke gebed van de Kerk waartoe priesters, diakens en kloosterlingen speciaal zijn geroepen, maar ook anderen naar hun eigen mogelijkheden. Zie ons eerdere bericht.

woensdag 20 juni 2018

Uitnodiging 15 juli - Odiliazondag in Sint-Odilienberg - Patrones van ons dorp


Graag nodigen wij U uit voor Odiliazondag. Na 1686 werd in de kerk van Sint Odiliënberg behalve de drie patroonheiligen ook Odilia van Keulen, patrones tegen oogziekten, door bedevaartgangers vereerd. Thans komen op de derde zondag in juli nog pelgrims om Odilia te vereren. Incidenteel wordt zij ook op andere dagen door pelgrims bezocht. In de basiliek is het altijd mogelijk Odiliawater mee te nemen, waarover een speciaal wijdingsgebed is uitgesproken. (Sint Odilienberg is daarnaast van oudsher ook een bedevaartsplaats voor de verering van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus).

9.30u basiliek:
Hoogmis ter ere van de H.Odilia
Aansluitend verering Relikwie van de H.Odilia
Na H. Mis koffie drinken in het klooster (doorgang via Passerelle achter de basiliek)

15.00u basiliek:
Odilialof 
(speciaal tegen oogkwalen)
Ziekenzegen
Verering Relikwie

17.00 Plechtige Gregoriaanse Vespers 
(inleiding om 16.45)

maandag 18 juni 2018

Vanaf vandaag: dagelijkse gezongen Latijnse Vespers in Basiliek Sint Odilienberg



Met ingang van vandaag zingen we in de periode mei-oktober alle dagen de Vespers in de basiliek.
Begintijd:
maandag tot en met zaterdag om 17.45u, kerk open om 17.30u en wordt gesloten om 18.15u
op zondag: 17.00u (met inleiding om 16.45u)

De tweede lezing (lectio altera) uit het getijdengebed van vandaag had niet toepasselijker kunnen zijn:
Voor alles heeft de Leraar van de vrede en de Meester van de eenheid gewild, dat wij niet individueel en afzonderlijk zouden bidden, zodat iemand wanneer hij bidt dat alleen voor zich doet. Wij zeggen niet: Mijn Vader, die in de hemel zijt, noch: Geef mij heden mijn brood, noch vraagt ieder apart, dat hem zijn schuld zou worden vergeven of dat hij niet in de bekoring worde gebracht, en men vraagt niet voor zichzelf alleen van het kwaad bevrijd te worden. Voor ons is het gebed openbaar en gemeenschappelijk, en wanneer wij bidden, dan bidden wij niet voor één persoon maar voor het volk, omdat wij als volk één zijn.

Het getijdengebed is het gebed van de Kerk  van alle tijden en van alle plaatsen. Onafgebroken bidt de Kerk door, met en in Christus. In zijn aardse leven bad Christus zelf vaak en indringend tot de Vader. Met een vurig gebed na veertig dagen Vasten in de woestijn begon hij met zijn heilswerk, Hij bad lang, dag en nacht, bij alle grote beslissingen (bijvoorbeeld keuze apostelen en instelling Eucharistie). Lang bad Hij voor zijn lijden, in gebed worstelend in de Hof van Olijven, biddend sterft Hij aan het Kruis.
Deze gebedsplicht zet de Kerk voort in het getijdengebed. Het getijdengebed is het ademhalen van de Kerk als het Mystiek Lichaam van Christus, waarin wij God loven, aanbidden, danken en smeken. Deze gebedsplicht hebben de Kanunniken en Kanunnikessen van het Heilig Graf op de Kerkberg vanaf de vijftiende eeuw voortgezet met een onderbreking van 1638 tot 1888. Het getijdengebed is de zin van ons bestaan.

Wij zijn daarom Pastoor en Kerkbestuur zeer dankbaar dat wij vanaf vandaag de eeuwenoude traditie kunnen hernemen om de Vespers niet in de kloosterkapel maar in de basiliek te bidden.  

In de diocesane Blauwdruk 2020 van het bisdom Roermond wordt gesproken over “strategische plaatsen van christelijke hoop”. Er is geen twijfel dat de Kerkberg een strategische plaats van christelijke hoop is met een zelfs bovenregionale betekenis. Dagelijkse vespers in de basiliek is daarbij onmiskenbaar winstpunt.