Lectio altera
Incipit
Epístola sancti Ignátii Antiochéni epíscopi et mártyris ad Romános
(Inscriptio, 1,
1 — 2, 2: Funk 1, 213-215)
Tweede lezing
Begin van de ‘Brief aan de Romeinen’,
van de H. Ignatius van Antiochië, bisschop en martelaar
(Inscriptio,
1, 1 — 2, 2: Funk 1, 213-215)
Ik wil niet de mensen behagen maar God
Ignatius, die ook Theophorus
heet, aan de Kerk, die barmhartigheid verwierf in de heerlijkheid van de Allerhoogste
Vader en van Jezus Christus, zijn Enige Zoon: aan de minde Kerk, verlicht door
de Wil van Hem, die alles wil, wat is volgens de liefde van Jezus Christus onze
God. Zij bekleedt ook de eerste plaatst in het gebied van de Romeinse
heerschappij; zij is Gode waardig, eerbiedwaardig, waardig om te worden zalig
geprezen, lofwaardig, waardig dat haar verlangens worden vervuld, naar waarde
heilig, van de gehele liefde-bond, die de wet van Christus bezit, getekend met
de Naam van de Vader, die ook ik groet in de Naam van Jezus Christus, de Zoon
van de Vader. Aan hen, die naar lichaam en geest verbonden zijn aan elk van
zijn geboden, die onafscheidelijk vervuld zijn met de genade Gods, en gezuiverd
van iedere vreemde smet – aan hen allen: mijn hartelijke en oprechte groeten in
Jezus Christus, onze God.
Door mijn gebeden bij de
Heer hem ik verkregen uw godewaardig gelaat te mogen zien, zoals ik ook met
volharding gebeden heb dit te verkrijgen. Want als geboeide in Christus Jezus
hoop ik u te begroeten, als dit tenminste Gods wil is, dat Hij mij waardig
keurt mijn einde te bereiken. Over het begin ervan is al gunstig beschikt; als
ik nu maar de genade verkrijg, dit ik zonder hindernis de vervulling ontvang
van mijn lot. Want ik ben bang voor uw liefde, dat die mij hierin zal schaden.
Voor u toch is het gemakkelijk te verkrijgen wat gij wilt, maar voor mij
moeilijk God te bereiken, als gij mij niet zoekt te behouden.
Want ik wil niet, dat gij
aan de mensen behaagt, maar aan God, zoals gij dat ook doet. Nooit immers zal
ik meer zo’n gunstige tijd krijgen om God te bereiken, noch zult gij aan een
beter werk kunnen deelhebben, als gij maar weet te zwijgen. Want als gij over
mij zult zwijgen, zal ik een woord van God worden; maar als gij mij lichamelijk
leven meer bemint, word ik weer een ijdele stem. Wilt toch niet meer voor mij
doen, dat dan ik voor God geofferd word, nu het altaar nog gereed staat, opdat
gij, uit liefde een koor geworden, de Vader moogt loven in Christus Jezus, dat
God zich verwaardigd heeft de bisschop van Syrië te vinden, om hem van het
oosten naar het westen te ontbieden. Het is goed van deze wereld uit onder te
gaan naar God om op te stijgen in Hem.