zaterdag 30 juni 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XII per annum sabbato Deus inveniri potest in corde homini. God kan gevonden worden in het hart van de mens.


  

Lectio altera

Ex Homilíis sancti Gregórii Nysséni epíscopi
(Orat. 6 De beatitudinibus: PG 44, 1270-1271)
Tweede lezing

Uit de Homilieën van de H. Gregorius van Nyssa
(Orat. 6 De beatitudinibus: PG 44, 1270-1271)
God kan gevonden worden in het hart van de mens

Een bepaald goed in het leven van de mens is de gezondheid van het lichaam, maar het geluk bestaat niet slechts in het kennen van de aard van de gezondheid, maar veeleer in het leven in gezondheid. Want als iemand de lof bezingt van de gezondheid, maar voedsel nuttigt, dat kwade vochten en ziekten voortbrengt, wat baat het dan die lof over de gezondheid, als hij zelf door ziekten wegkwijnt? Op dezelfde wijze dus moeten wij het gezegde verstaan, ons door de Heer voorgehouden, dat het niet zalig is iets over God te kennen, maar God in zich te bezitten. Immers: Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Daarmee wordt volgens mij niet bedoeld, dat hij, die het oog van zijn ziel heeft gezuiverd God van aanschijn tot aanschijn zal aanschouwen, maar dit prachtige gezegde doet ons misschien verstaan, wat Christus bij een andere gelegenheid duidelijker gezegd heeft: Her Rijk Gods is midden in u; zodat wij erop gewezen worden, dat hij, die zijn hart gereinigd heeft van elk schepsel en van slechte neigingen, in zijn eigen schoonheid het beeld ziet van de goddelijke natuur.

En mij schijnt het toe, dat het goddelijk Woord met die weinige woorden een raad wilde geven van deze strekking: O, gij mensen, die een bepaald verlangen in u bezit te aanschouwen Degene, die waarlijk goed is en wanneer U tegelijkertijd hoort, dat de goddelijke majesteit ver boven de hemelen is verheven, dat zijn glorie niet te vatten is, zijn schoonheid onuitsprekelijk en zijn natuur niet te begrijpen is – laat u niet tot wanhoop verleiden, alsof gij niet kunt zien wat gij verlangt te zien.

Want als ge door een zorgzaam en onberispelijk leven de onreinheid, die zich in en aan uw hart had gehecht, weer zult hebben afgewassen, zal de goddelijke schoonheid in u weer gaan stralen. Zoiets zien we ook bij ijzer gebeuren: waar het ijzer kort te voren nog donker en vuil was, gaat het, nadat het roest er met een slijpsteen van werd verwijderd, zelf weer in de zon blinken en schitteren; zo ook zal de inwendige mens, die door de Heer ‘hart’ wordt genoemd, als hij het roestvuil van de zonde, dat zich door ongunstige omstandigheden aan de buitenkant vormde, verwijderd heeft, weer op zijn oorspronkelijke gedaante gaan gelijken en daarmee weer goed worden. Want wat op het goede gelijkt, is ongetwijfeld zelf goed.

Als dus zo iemand in zijn binnenste ziet, ziet hij in zichzelf, wat hij verlangt te zien. Aldus wordt hij, die een rein hart bezit, gelukkig, omdat hij, wanneer hij zijn eigen zuiverheid beschouwt, in zijn eigen beeld het Oerbeeld beschouwt. Want zoals zij, die in een spiegel de zon zien, hoewel zij niet met een vaste blik in de zon zelf kunnen kijken, toch de zon in de glans van de spiegel niet minder duidelijk zien dan zij, die in de zon zelf kijken – zó, wil de Heer zeggen, zijt gij wel te zwak van krachten om het ontoegankelijke Licht zelf te aanschouwen, maar als gij naar dat glanzende en genadevolle beeld, dat Hij U oorspronkelijk heeft meegegeven terugkeert, zult gij in uzelf bezitten, wat gij zoekt.

De Godheid immers is de reinheid en het vrij-zijn van ondeugden en slechte hartstochten, het verwijderd zijn van alle kwaad. Als dit dus in u aanwezig is, is ook God zeker in u aanwezig. Daarom, als uw geest rein is van alle boosheid, vrij van alle verkeerde neiging en ondeugd, en van alle bezoedeling verwijderd, zijt gij zalig door uw scherpe en heldere blik, omdat datgene, wat de blik ontgaat van hen, die niét gezuiverd zijn, gijzelf als gezuiverde terstond bemerkt, en met de ogen van de ziel, bevrijd van de stoffelijke duisternis, ziet gij door de zuiverheid van uw hart helder het zalig schouwspel. En wat ziet gij daar? Wel: heiligheid, zuiverheid, eenvoud, al dergelijke schitterende uitstralingen van de goddelijke natuur, waardoor God zelf wordt aanschouwd.