Lectio altera
Ex Tractátu
sancti Cypriáni epíscopi et mártyris
De domínica
oratióne
(Nn. 28-30: CSEL 3, 287-289)
Tweede lezing
Uit het tractaat over het
‘Onze Vader’ van de H. Cyprianus, bisschop-martelaar
(Nn. 28-30: CSEL 3, 287-289)
Wij moeten niet alleen bidden met woorden, maar ook met daden
Wat zouden wij ons nog verwonderen, zeer
geliefde broeders, dat het gebed zodanig is, als God het ons leerde, die met
zijn onderricht al onze verlangens bondig samenbracht in dit heilzame woord?
Dat was toch al voorzegd door de profeet Jesaja, toen hij vol van de Heilige
Geest sprak over Gods majesteit en liefde. Het
woord voltooiend, zegt hij, Het
samenvattend in gerechtigheid, want God zal een kort woord laten horen op heel
de aarde. Want toen Gods Woord, onze Heer Jezus Christus, tot allen kwam,
en geleerden en ongeletterden bijeen bracht, gaf Hij aan beide sexen van alle
leeftijden heilzame voorschriften, en maakte van die voorschriften één grote
samenvatting, opdat bij het hemels onderricht het geheugen van de leerlingen
niet zou worden overbelast, maar snel zou kunnen leren, wat voor eenvoudig
geloof noodzakelijk is.
Toen Hij dan ook wilde leren, wat het
eeuwig leven is, bracht Hij het mysterie van dit leven in een wonderbare beknoptheid
samen, toen Hij zei: En dit is het eeuwig
leven, dat zij U, de enige en ware God, kennen, en Hem die Gij gezonden hebt,
Jezus Christus. Zo deed Hij ook, toen Hij uit de Wet en de profeten de
eerste en voornaamste geboden naar voren bracht: Hoor, Israël, zei Hij: De
Heer, onze God, is de enige Heer; en: Gij
zult de Heer, uw God, beminnen uit geheel uw hart, uit geheel uw ziel en uit al
uw krachten. Dit is het eerste gebod, en het tweede, daaraan gelijk: Gij zult
uw naaste beminnen als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de gehele Wet en de
profeten. En wederom: Al het goed,
dat gij wilt, dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor hen. Dit is Wet en
profeten.
Hij leerde ons niet alleen met woorden te
bidden, maar ook met daden. Zelf bad en smeekte Hij dikwijls, en toonde ons
door het getuigenis van zijn voorbeeld, wat wij moeten doen, zoals er
geschreven staat: Hij trok zich telkens
terug in de eenzaamheid om te bidden; en verder: Hij ging naar het gebergte om te bidden, en bracht de nacht door in
gebed tot God.
De Heer nu bad en smeekte tot God, niet
voor Zichzelf – waarom zou Hij, de onschuldige, voor Zichzelf moeten bidden? –
maar Hij bad voor onze zonden, zoals Hij zelf verklaart, als Hij tot Petrus
zegt: Weet dat de Satan heeft geëist u
allen te ziften als tarwe. Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou
bezwijken. En daarna bidt Hij tot de Vader voor allen, zeggend: Niet voor hen alleen bid ik, maar ook voor
hen, die door hun woord in Mij zullen geloven, opdat zij allen één mogen zijn,
zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U; dat zij ook in Ons mogen zijn.
Groot is Gods welwillendheid en zo ook zijn
liefde omtrent ons heil, dat Hij er zich niet mee tevreden stelt ons door zijn
Bloed te verlossen, maar nog meer deed: Hij bad ook voor ons. Houdt u oog
gevestigd op het verlangen van Hem, die voor ons bad, en dat verlangen is: dat,
zoals Vader en Zoon één zijn, ook wij in die eenheid mogen blijven.