Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli
(1420-1497)
Eerste lezing
Uit het Boek Wijsheid van
Jezus Sirach 46,1-12
Lof op Jozua en Kaleb
Jozua,
de zoon van Nun, was geweldig in de oorlog en hij volgde Mozes op in het
profetenambt. Hij werd, zoals zijn naam het zegt, een groot man bij de redding
van Gods uitverkorenen, de man, die de aangetreden vijanden af moest straffen,
om Israël zijn erfdeel te geven. Hoe glorieus
was hij, toen hij zijn hand ophief en zijn speer uitstak tegen de steden! Wie heeft hem kunnen weerstaan? Hij voerde
immers de oorlogen van de Heer. Werd
door zijn hand de zon niet tegengehouden en werd een dag niet tot twee
gemaakt? Hij riep de hoogste Heerser
aan, toen zijn vijanden hem aan alle kanten benauwden, en de grote Heer
verhoorde hem met hagelstenen van geweldige kracht. Hij deed de oorlog zwaar op dat leger
neerkomen en verdelgde zijn tegenstanders op de berghelling, om de volken te laten
voelen, hoe machtig zijn wapens waren, omdat hij oorlog voerde voor het
aanschijn van de Heer, want inderdaad, Jozua volgde de Heerser. Ook in de dagen van Mozes had hij trouw
getoond, hij en Kaleb, de zoon van Jefunne: zij verzetten zich tegen de gemeenschap,
zij weerhielden het volk van zonde en maakten een eind aan het kwalijk gepraat.
En alleen die twee werden behouden, uit zeshonderdduizend voetknechten, om in
hun erfdeel binnengeleid te worden, in het land dat overvloeit van melk en
honing. En de Heer gaf Kaleb kracht, die hem tot zijn oude dag bijbleef, zodat
hij het bergland kon beklimmen: zijn nageslacht kreeg het als erfdeel. Zo konden alle zonen van Israël ervaren, dat
het goed is de Heer te volgen.
Tweede lezing
Begin van de ‘Brief aan de
Romeinen’, van de H. Ignatius van Antiochië, bisschop en martelaar
(Inscriptio,
1, 1 — 2, 2: Funk 1, 213-215)
Ik wil niet de mensen behagen maar God
Ignatius, die ook Theophorus
heet, aan de Kerk, die barmhartigheid verwierf in de heerlijkheid van de
Allerhoogste Vader en van Jezus Christus, zijn Enige Zoon: aan de minde Kerk,
verlicht door de Wil van Hem, die alles wil, wat is volgens de liefde van Jezus
Christus onze God. Zij bekleedt ook de eerste plaatst in het gebied van de
Romeinse heerschappij; zij is Gode waardig, eerbiedwaardig, waardig om te
worden zalig geprezen, lofwaardig, waardig dat haar verlangens worden vervuld,
naar waarde heilig, van de gehele liefde-bond, die de wet van Christus bezit,
getekend met de Naam van de Vader, die ook ik groet in de Naam van Jezus
Christus, de Zoon van de Vader. Aan hen, die naar lichaam en geest verbonden
zijn aan elk van zijn geboden, die onafscheidelijk vervuld zijn met de genade
Gods, en gezuiverd van iedere vreemde smet – aan hen allen: mijn hartelijke en
oprechte groeten in Jezus Christus, onze God.
Door mijn gebeden bij de
Heer hem ik verkregen uw godewaardig gelaat te mogen zien, zoals ik ook met
volharding gebeden heb dit te verkrijgen. Want als geboeide in Christus Jezus
hoop ik u te begroeten, als dit tenminste Gods wil is, dat Hij mij waardig
keurt mijn einde te bereiken. Over het begin ervan is al gunstig beschikt; als
ik nu maar de genade verkrijg, dit ik zonder hindernis de vervulling ontvang
van mijn lot. Want ik ben bang voor uw liefde, dat die mij hierin zal schaden.
Voor u toch is het gemakkelijk te verkrijgen wat gij wilt, maar voor mij
moeilijk God te bereiken, als gij mij niet zoekt te behouden.
Want ik wil niet, dat gij
aan de mensen behaagt, maar aan God, zoals gij dat ook doet. Nooit immers zal
ik meer zo’n gunstige tijd krijgen om God te bereiken, noch zult gij aan een
beter werk kunnen deelhebben, als gij maar weet te zwijgen. Want als gij over
mij zult zwijgen, zal ik een woord van God worden; maar als gij mij lichamelijk
leven meer bemint, word ik weer een ijdele stem. Wilt toch niet meer voor mij
doen, dat dan ik voor God geofferd word, nu het altaar nog gereed staat, opdat
gij, uit liefde een koor geworden, de Vader moogt loven in Christus Jezus, dat
God zich verwaardigd heeft de bisschop van Syrië te vinden, om hem van het
oosten naar het westen te ontbieden. Het is goed van deze wereld uit onder te
gaan naar God om op te stijgen in Hem.