zaterdag 9 juni 2018

Lezingenofficie Liturgia Horarum Tiende zondag door het jaar Ik wil niet de mensen behagen maar God




Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit het Boek Wijsheid van Jezus Sirach 46,1-12

Lof op Jozua en Kaleb

Jozua, de zoon van Nun, was geweldig in de oorlog en hij volgde Mozes op in het profetenambt. Hij werd, zoals zijn naam het zegt, een groot man bij de redding van Gods uitverkorenen, de man, die de aangetreden vijanden af moest straffen, om Israël zijn erfdeel te geven.  Hoe glorieus was hij, toen hij zijn hand ophief en zijn speer uitstak tegen de steden!  Wie heeft hem kunnen weerstaan? Hij voerde immers de oorlogen van de Heer.  Werd door zijn hand de zon niet tegengehouden en werd een dag niet tot twee gemaakt?  Hij riep de hoogste Heerser aan, toen zijn vijanden hem aan alle kanten benauwden, en de grote Heer verhoorde hem met hagelstenen van geweldige kracht.  Hij deed de oorlog zwaar op dat leger neerkomen en verdelgde zijn tegenstanders op de berghelling, om de volken te laten voelen, hoe machtig zijn wapens waren, omdat hij oorlog voerde voor het aanschijn van de Heer, want inderdaad, Jozua volgde de Heerser.  Ook in de dagen van Mozes had hij trouw getoond, hij en Kaleb, de zoon van Jefunne: zij verzetten zich tegen de gemeenschap, zij weerhielden het volk van zonde en maakten een eind aan het kwalijk gepraat. En alleen die twee werden behouden, uit zeshonderdduizend voetknechten, om in hun erfdeel binnengeleid te worden, in het land dat overvloeit van melk en honing. En de Heer gaf Kaleb kracht, die hem tot zijn oude dag bijbleef, zodat hij het bergland kon beklimmen: zijn nageslacht kreeg het als erfdeel.  Zo konden alle zonen van Israël ervaren, dat het goed is de Heer te volgen. 

Tweede lezing

Begin van de ‘Brief aan de Romeinen’, van de H. Ignatius van Antiochië, bisschop en martelaar
(Inscriptio, 1, 1 — 2, 2: Funk 1, 213-215)

Ik wil niet de mensen behagen maar God

Ignatius, die ook Theophorus heet, aan de Kerk, die barmhartigheid verwierf in de heerlijkheid van de Allerhoogste Vader en van Jezus Christus, zijn Enige Zoon: aan de minde Kerk, verlicht door de Wil van Hem, die alles wil, wat is volgens de liefde van Jezus Christus onze God. Zij bekleedt ook de eerste plaatst in het gebied van de Romeinse heerschappij; zij is Gode waardig, eerbiedwaardig, waardig om te worden zalig geprezen, lofwaardig, waardig dat haar verlangens worden vervuld, naar waarde heilig, van de gehele liefde-bond, die de wet van Christus bezit, getekend met de Naam van de Vader, die ook ik groet in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van de Vader. Aan hen, die naar lichaam en geest verbonden zijn aan elk van zijn geboden, die onafscheidelijk vervuld zijn met de genade Gods, en gezuiverd van iedere vreemde smet – aan hen allen: mijn hartelijke en oprechte groeten in Jezus Christus, onze God.

Door mijn gebeden bij de Heer hem ik verkregen uw godewaardig gelaat te mogen zien, zoals ik ook met volharding gebeden heb dit te verkrijgen. Want als geboeide in Christus Jezus hoop ik u te begroeten, als dit tenminste Gods wil is, dat Hij mij waardig keurt mijn einde te bereiken. Over het begin ervan is al gunstig beschikt; als ik nu maar de genade verkrijg, dit ik zonder hindernis de vervulling ontvang van mijn lot. Want ik ben bang voor uw liefde, dat die mij hierin zal schaden. Voor u toch is het gemakkelijk te verkrijgen wat gij wilt, maar voor mij moeilijk God te bereiken, als gij mij niet zoekt te behouden.

Want ik wil niet, dat gij aan de mensen behaagt, maar aan God, zoals gij dat ook doet. Nooit immers zal ik meer zo’n gunstige tijd krijgen om God te bereiken, noch zult gij aan een beter werk kunnen deelhebben, als gij maar weet te zwijgen. Want als gij over mij zult zwijgen, zal ik een woord van God worden; maar als gij mij lichamelijk leven meer bemint, word ik weer een ijdele stem. Wilt toch niet meer voor mij doen, dat dan ik voor God geofferd word, nu het altaar nog gereed staat, opdat gij, uit liefde een koor geworden, de Vader moogt loven in Christus Jezus, dat God zich verwaardigd heeft de bisschop van Syrië te vinden, om hem van het oosten naar het westen te ontbieden. Het is goed van deze wereld uit onder te gaan naar God om op te stijgen in Hem.