woensdag 27 januari 2021

H. Thomas van Aquino, priester en kerkleraar 1225-1274

 


1 Trouw aan zijn roeping.
Het gravengeslacht van Aquino leefde in Midden-Italië. Thomas werd op 5-jarige leeftijd naar Monte-Casino gebracht om onder leiding van zijn oom Abt Sinibald daar te worden opgevoed. Volgens de wens van zijn ouders zou hij daar voorbereid  worden om zijn vader op te volgen. Maar God greep in. Op 18-jarige leeftijd leerde hij in Napels het wetenschappelijk werk en de predicatie van de Dominicanen kennen. Zonder zijn familie te verwittigen ruilde hij het Benedictijnse ordeskleed met dat van de bedelmonniken. Zo plegen mensen, die geheel en al zuiver van hart zijn, de roep van God te beantwoorden. Thomas had van kindsbeen af als ijverige Maria vereerder de deugd van zuiverheid beoefend. Geen wonder, dat hij de Wil van God onmiddellijk herkende. Hij zag af van de schitterende loopbaan om één van de machtigste abten ter wereld te worden. Noch smeekbeden, noch tranen, noch dreigementen, noch zachte aandrang van de kant van zijn verwanten konden hem van zijn voornemen afbrengen. Toen zijn broeders hem oppakten en hem op het kasteel San Giovanni opsloten, bleef hij onverzettelijk. Een slechte vrouw joeg hij met brandende toorn weg. Bijna in heel de toenmalige wereld sprak men van zijn gevangenschap. Paus en keizer grepen in. Toen hielp zijn moeder hem vluchten. Hij trok naar Keulen en werd een leerling van Albertus de Grote. De H. Thomas is een goed voorbeeld voor al degenen die God roept tot het religieuze leven. In zijn jeugd reeds beoefende hij de armoede door van alles, wat de wereld hem bood af te zien. Hij beoefende de zuiverheid met opmerkelijke trouw. Herkende hij duidelijk Gods Wil, dan was hij onvoorwaardelijk gehoorzaam.

Gebed:
God, laat ook ons zo naar de zuiverheid verlangen. Alle moeilijkheden wijken voor een vaste en bestendige wil. Omdat Gij, Heer, de grootste en beste Leermeester bent die Zich noch in vrijgevigheid noch in de liefde laat overtreffen, schenkt U aan uw getrouwen genade in overvloed. Heilige Thomas, engelachtige leraar, vraag voor ons de genade van zuiverheid, de genade van armoede en de genade van gehoorzaamheid.

2 Geestelijke opbouw van de Kerk.
De naam ‘engelachtige leraar’ (magister angelicus) is de Heilige Thomas niet zonder moeite toegevallen. In zijn grenzeloze afschuw voor elk zinnelijk genoegen kastijdde hij zijn lichaam, vastte hij, bad en hield nachtwaken. Voor alles echter heeft hij gewerkt met weergaloze ijver. Rust kende hij niet noch afleiding. Zijn lichaam moest met weinig slaap en met één enkele maaltijd per dag tevreden zijn. Des te vrijer regeerde zijn geest over de bekoringen die hij ondervond. Na de schoolbanken begon hij aan een grootse wetenschappelijke loopbaan.
Bijna heel de toen bekende wereld eerde hem. Met 27 jaar werd hij professor aan de Sorbonne van Parijs. In 1265 zien wij hem als leider van de Dominicaner ordeschool in Rome. Tijdens deze jaren in de Eeuwige Stad schonk hij ons zijn meesterwerk de Summa Theologica. Zij lijkt in haar geniale systematiek op het naar de hemel strevende bouwwerk van de dom van Keulen, in zijn conclusies zin voor zin opbouwend, van wetenschap en geloof tegelijkertijd doordrenkt, met op de top het Kruis.
De Heilig Thomas heeft in zijn werk een beeld van filosofie en theologie, een katholieke wereldbeschouwing geschapen dat tot dan toe niet duidelijker of overtuigender voor handen was. Wonderlijk dat iedereen zijn geschriften wilde hebben dat zij ware bronnen werden voor theologie en filosofie. De Kerk, aan wie Jezus Christus de sleutels van de wijsheid heeft toevertrouwd, gaat met haar levensvraagstukken nog steeds bij de H. Thomas te rade.
Hoe komt een mens aan deze wijsheid, tenzij door God geschonken? Zeer dikwijls ging de H. Thomas, wanneer hij voor moeilijkheden en wetenschappelijke problemen stond, voor het Kruis knielen en bad om verlichting. Jezus, de Gekruisigde was zijn eigenlijke boek waarin hij studeerde en oplossingen van grote problemen vond.

Gebed:
God, geef ook ons de genade om uit het boek van Uw Kruis te kunnen leren. Leer ons het leven van de Verlosser lezen. We nemen het Evangelie te oppervlakkig in de handen. Wij verdiepen ons daarin te weinig. Wij bidden vervolgens te weinig. Zo blijven wij trots, eigenzinnig en niet in staat Jezus Christus na te volgen, omdat wij Hem te weinig kennen. “Zalig de man, die Gij onderricht, Heer, hem onderwijst in Uw Wet.” (Ps. 93,12)

3 Nederig en bescheiden
Was de wijsheid van de H. Thomas groot, zijn heiligheid was nog groter. Deze was op een diepe nederigheid gebaseerd, die hem over zichzelf bescheiden liet denken. Thomas beschouwde zich ook als de laatste in zijn Orde, voor niets deugend en ieder eerbewijs onwaardig, terwijl de wereld vol hoogachting over hem sprak.
Hij ontvluchtte iedere uitwendige waardigheid. Toen de Paus hem het aartsbisdom Napels en het kardinalaat aanbood, wees hij deze bescheiden af. Hij was gewoon zich nooit te verdedigen. Des te krachtiger streed hij voor zijn Orde en voor de Waarheid van de Kerk. Op grond van zijn ijver sprak de Heer op een dag toen hij voor het Kruis knielde de woorden: “U hebt goed over Mij geschreven, Thomas. Welk loon zal Ik u daar voor geven?” De heilige antwoorde: “Geen ander dan Uzelf, Heer.” De Heilige Thomas beminde de Waarheid: “Eerder zou men geloven, dat een os door de lucht vliegt dan dat de mond van een christen liegt,” zij hij tot zijn medestudenten. Hij was een gehoorzaam en gewetensvol lid van zijn Orde. Vanwege een vermeende leesfout, door zijn overste bekritiseerd, veranderde hij het woord onmiddellijk, ofschoon het daardoor niet meer met de waarheid strookte. Tot zijn medebroeders zei hij echter even later: “Het maakt niet zoveel uit of een woord juist of verkeerd word uitgesproken, belangrijker is dat men weet te gehoorzamen.”
Volgen we het voorbeeld van de H. Thomas na. Laten we ijverige werkers zijn in de wijngaard van de Heer. Laten wij nederig en bescheiden zijn en de Waarheid beminnen. Laten we de zuiverheid van ons hart hooghouden. Laten we vóór alles echter gehoorzaam zijn.

Gebed:
Heer God, help mij, ik bekommer mij nog al te zeer om vergankelijke dingen, ik streef naar vluchtige eer, ik zoek de gunst van de mensen. Hoe weinig verricht ik mijn arbeid en de studie van de wetenschap omwille van U. Ik wil mij beteren, Heer. Kom mijn zwakheid te hulp. Ik wil de korte jaren van mijn leven benutten om heilig te worden, ik wil niet vragen wat de mensen van mij denken, ik wil slechts vragen wat U van mij denkt. Uw Wil zal ik vervullen.

(Uit P. Ludwig De Ponte sj, Meditationen zum gesamten Kirchenjahr z.j.)