In Baptismate Domini - Feest van de Doop van de Heer
(waar
de liturgie van het hoogfeest van de Openbaring van de Heer op vrijdag 6
januari werd gevierd)
“Tu es Filius meus dilectus, in te complacui mihi” - Mc 1,11
Omnipotens
sempiterne Deus,
qui
Christum, in Iordane flumine baptizatum,
Spiritu
Sancto super eum descendente,
dilectum
Filium tuum sollemniter declarasti,
concede
filiis adoptionis tuæ,
ex aqua
et Spiritu Sancto renatis,
ut in beneplacito tuo iugiter perseverent.
Almachtige eeuwige God,
die Christus, in de Jordaan gedoopt,
terwijl de Heilige Geest op Hem neerdaalde,
Hem plechtig hebt geopenbaard als uw
welbeminde Zoon,
schenk [ons], uw aangenomen kinderen,
die herboren zijn uit water en Heilige
Geest,
dat zij altijd mogen volharden volgens uw
welbehagen.
Deze zondag waarop het feest van de Doop van Christus wordt gevierd valt samen met de 1e zondag van de Tijd door het Jaar. De Tijd door het Jaar begint met de maandag na deze zondag op feria II van Hebdomada I “per annum”, zoals omschreven in het Missale Romanum, editio typica tertia, Rome 2002, p.450-451. Het feest van de Doop van Christus wordt daarmee aan de kop van het 1e deel van de Tijd door het Jaar geplaatst welke loopt tot Aswoensdag. De aanwijzing op p. 53 Ordo van de Algemene Romeinse Kalender voor het liturgisch jaar op deze dag is duidelijk: “Post Completorium explicit tempus Nativitatis” – “Na de completen (dagsluiting) eindigt de Kersttijd”.
L i t u
r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Het collectegebed is een nieuwe compositie
voor het postconciliaire Romeinse Missaal van Paulus VI. Als zondanig staat
deze oratie dan ook niet vermeld in het Corpus
Orationum, VI, [ed. E.Moeller, M. Clément, B. Coppieters ’t Wallant,
Turnhout 1992. [1]
In de Romeinse kalender van vóór het 2e
Vaticaans Concilie werd de Doop van Christus op 13 januari gevierd, 8 dagen na
het hoogfeest van de Openbaring van de Heer (Driekoningen).
B i j b
e l s e c o n t e x t
Naast de duidelijke verwijzing naar de
gebeurtenis aan de Jordaan, raakt de oratie aan de volgende schriftuurplaatsen: Is 11,1-2; 42, 1-4; 61, 1-2; Mt 3, 16-17; Mc 1, 9-11; Lc 3, 21-22; Io 3,3; Rom 8-15 en Eph 1, 3.5-6.
I n h o u d
De oratie ziet een overeenkomst tussen het
Doopsel van Jezus in de Jordaan en het Doopsel van de christenen en komt
daarmee overeen met de oeroude duiding van de Vaders en formuleert deze
overeenkomst op een ongedwongen vrije manier. Jezus wordt in het water van de
Jordaan gedoopt, de Heilige Geest daalt op Hem neer en de Vader proclameert Hem
plechtig als Zijn Zoon, die Hij liefheeft.
En bij ons Doopsel is er het water, de
Heilige Geest, en uit water en Heilige Geest worden kinderen Gods geboren die weliswaar
“filii adoptionis” – aangenomen kinderen – worden genoemd, maar niet slechts kinderen van God worden genoemd,
maar het óók zijn (1 Jo 3,1,).
Indirect wordt aangegeven dat de Vader ook in hen welbehagen heeft. De
eigenlijke smeekbede van deze oratie is juist dat dit welbehagen altijd bewaard
mag blijven.
Vanaf
onderdeel Inhoud vertaald en bewerkt uit J. Pascher & W. Dürig, Die Orationen des Missale Romanum Papst
Pauls VI. St. Ottilien 1981, Dl. 1.
[1] Collectie van alle Incipits van de oraties
overgeleverd door de sacramentaria en de missaals vanaf de late oudheid tot het
einde van de middeleeuwen. De uitgevers hebben weloverwogen de oraties van het Missale Romanum 1970 uitgesloten:
“L’insertion de leurs premiers mots dans notre incipitaire risquerait d’égarer
le lecteur au lieu de l’orienter” (Dl. I, p. 17).