Eerste lezing (Jes. 42, 1-4.6-7)
Uit de Profeet Jesaja.
Zo spreekt de Heer:
“Dit is mijn Dienaar die Ik ondersteun,
mijn uitverkorene in wie Ik behagen schep:
mijn geest stort Ik over Hem uit,
gerechtigheid laat Hij stralen over de volken.
Hij roept niet, Hij schreeuwt niet.
en op straat verheft Hij zijn stem niet.
Het geknakte riet zal Hij niet breken,
de kwijnende vlaspit niet doven,
in waarheid zal Hij de gerechtigheid laten stralen.
Onvermoeid en ongebroken
zal Hij op aarde gerechtigheid laten zegevieren:
de verre kusten zien uit naar zijn leer.
Ik, de Heer, roep U in gerechtigheid,
Ik neem U bij de hand en waak over U
en maak U voor de mensen tot het teken van mijn verbond
en tot een licht voor de volken.
Blinden zult Gij de ogen openen,
gevangenen uit hun kerker bevrijden
en uit de gevangenis allen die in duisternis zitten.”
Tweede lezing (Hand. 10, 34-38)
Uit de Handelingen der Apostelen.
Broeders en zusters,
in die tijd nam Petrus het woord en sprak:
“Nu besef ik pas goed,
dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat,
maar dat, uit welk volk ook,
ieder die Hem vreest en het goede doet
Hem welgevallig is.
Het woord heeft Hij tot de zonen van Israel gezonden
toen hij door Jezus Christus
de blijde boodschap van vrede verkondigde:
Deze is de Heer van allen.
Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is;
hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea
na het doopsel dat Johannes predikte,
en hoe God Hem gezalfd heeft
met de heilige Geest en met kracht.
Hij ging weldoende rond
en genas allen
die onder de dwingelandij van de duivel stonden,
want God was met Hem.”
Evangelie (Lucas 3, 15-16.21-22)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd toen het volk vol verwachting was
en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde
of hij niet de Messias zou zijn,
gaf Johannes aan allen het antwoord:
“Ik doop u met water,
maar er komt iemand die sterker is dan ik;
ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.
“Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.” Terwijl al het volk zich liet dopen,
en Jezus na zijn doop in gebed was,
geschiede het dat de hemel openging,
en dat de heilige Geest, in lichamelijke gedaante als een duif,
over Hem neerdaalde,
en dat een stem uit de hemel sprak:
“Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde,
in U heb ik mijn behagen gesteld.”