dinsdag 13 november 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXXII per annum Feria III Pænitentia ex sincero corde. Laten wij, zolang wij op aarde zijn, boetvaardigheid beoefenen.


Ad Officium lectionis 


Lectio altera

Ex Homilía auctóris sæculi secúndi
(Cap. 8, 1 — 9, 11: Funk 1, 153-157)

Tweede lezing

Uit de homilie van een Schrijver uit de tweede eeuw
(Cap. 8, 1 — 9, 11: Funk 1, 153-157)
Laten wij, zolang wij op aarde zijn, boetvaardigheid beoefenen. Wij zijn als klei in de hand van een werkman. Want zoals een pottenbakker, die een pot heeft gemaakt en hij deze nadat die in zijn handen is misvormd of gebroken, dan opnieuw vormt zonder deze echter opnieuw in de vuuroven te zetten, deze niet meer kan helpen, zo ook wij: laten wij, zolang wij in deze wereld zijn, van ganser harte boete doen over de zonden, die wij in het vlees hebben begaan, om door de Heer gered te worden, nu wij nog de tijd voor boete hebben.
Want als wij uit deze wereld zijn heengegaan, kunnen wij daar onze zonden niet meer belijden en boetvaardigheid doen. Daarom, broeders, zullen wij het eeuwig leven verwerven, als wij de Wil van de Vader volbrengen, ons vlees kuis bewaren en de geboden des Heren onderhouden. De Heer zegt toch in het Evangelie:  Als gij het kleine niet bewaart, wie zal u dan het grote geven? Want Ik zeg u: Wie betrouwbaar is in het kleine, is ook betrouwbaar in het grote. Dit zegt Hij u dus; bewaart uw lichaam kuis en het zegel onbesmet om het leven te ontvangen.
En niemand onder u zegge, dat dit vlees niet geoordeeld wordt en niet zal verrijzen. Erkent dit: waarin zijt gij behouden gebleven; waarin hebt gij het gezicht ontvangen dan alles zolang zij in dit vlees leeft? Aldus past het, dat wij ons vlees als een tempel Gods bewaren. Want zolang gij in het vlees geroepen zijt, zo zult ge in het vlees (bij Hem) komen. Als Christus de Heer, die ons gered heeft, eerst geest was eb vlees is geworden en ons zo geroepen heeft: zo zullen wij ook in dit vlees ons loon ontvangen.
Laten wij dus elkaar beminnen, o allen in het rijk Gods te komen. Laten wij, zolang wij de tijd hebben om te genezen, ons overgeven aan God, onze geneesheer, en Hem onze dankbaarheid betuigen. En welke? Boetvaardigheid uit een oprecht hart. Want Hij kent alles tevoren en weet, wat er in ons hart omgaat. Laten wij Hem dus loven, niet alleen met de mond, maar ook met het hart, om door Hem als zijn kinderen te worden opgenomen. Want de Heer zegt: Mijn broeders zijn zij, die de Wil van mijn Vader volbrengen.