dinsdag 6 november 2018

7 november Hoogfeest van de H. Willibrord


Geloofsverkondiger, bisschop en patroon Nederlandse kerkprovincie

“Hij heeft ons bevrijd uit de duisternis van het ongeloof en gemaakt tot kinderen van het licht; zelf heeft hij onderhouden wat hij verkondigd heeft; voor het oog van de mensen schitterde hij door een deugdzaam leven, zijn  heiligheid hebt Gij, machtige eeuwige God, doen blijken in vele tekenen”.
(Uit de Prefatie op zijn feestdag)

“In den naam des Heren kwam Clemens Willibrordus in het jaar 690 na Christus’ geboorte over de zee naar het Frankenland”, aldus staat het door hemzelf in zijn kalendarium te Echternach op het eind van zijn leven opgetekend. Vanuit Trier hadden monniken reeds pogingen gedaan het Evangelie te verkondigen, maar het jaar 690 is niettemin de datum bij uitstek voor de geschiedenis van de Kerk in het noorden van ons land, want Willibrordus zou het voorgoed kerstenen. Hier zou een voorspelling, welke zijn moeder voor zijn geboorte was gedaan, in vervulling gaan. “Ik zag de maan”, zo verhaalde zij aan een priester, “opkomen aan de donkerE hemel, zoals zij is wanneer zij pas zichtbaar wordt. Maar weldra zag ik ze wassen en vol worden en uitschitteren boven alle sterren en het gehele land met haar licht bestralen. En terwijl ik dat aanschouwde, daar verliet de maan het uitspansel en werd ik vervuld van haar licht”. “Vrouw”, antwoordt de priester, “draag veel zorg voor uw kind, daar het eenmaal een licht zal worden voor de volkeren, die nog in het duister zijn gezeten”.
De heilige Willibrord werd in 658 in Northumbrië uit vrome, pas tot het christendom bekeerde ouders geboren. Zijn vader Wilgils vertrouwde de jonge knaap als oblaat toe aan het klooster Ripon en trok zich zelf terug als kluizenaar aan de monding van de rivier de Humber. Willibrord onderging bij zijn vorming sterk de invloed van de heilige Wilfried, bisschop van York, die aan de Romeinse gebruiken eerder dan aan die van Ierland de voorkeur gaf. Op twintigjarige leeftijd trok Willibrord naar Ierland, “het eiland van de Heiligen”, waar hij zich in het klooster Rathmelsigi onder leiding van  Meester Egbert wende aan een strenge ascese. Willibrord werd in 588 priester gewijd.
Doordrongen van de geest van de “peregrinatio pro Christo” – het mystieke verlangen het eigen vaderland achter zich te laten om het Evangelie aan de heidense volkeren te verkondigen – stak Willibrord met 11 gezellen de zee over om op het Europese vasteland het volk van de Friezen dat zich tot dan toe tegen een kerstening had verzet, het christelijk geloof te brengen.
Tegenover de zendingspraxis van de Iro-Schotse monniken, die zonder systeem met de verbreiding van het geloof begonnen, oefende Willibrord zijn missiearbeid uit met een verstandig pragmatisme, door allereerst de bescherming te zoeken van Pepijn II, die Radboud, de koning van de Friezen, tot over de Rijn had teruggeworpen. Vervolgens wilde hij slechts werken met strikte toestemming van het pauselijk gezag en ondernam daartoe tot tweemaal toe de moeilijke reis naar Rome. Daar werd hij in 695 door paus Sergius I tot aartsbisschop van Utrecht gewijd. Op aanbeveling van de Pippinieden werd Willibrord door de Frankische adel rijkelijk met goederen begiftigd, zodat hij vele kerken en kloosters op kon richten. In 698 ontving hij van Irmina, abdis in Trier en moeder van Plectrudis, de echtgenote van Pepijn II, de helft van een groot goed in Echternach, waarbij later door een schenking van de kant van Pepijn II de andere helft werd gevoegd. Zo kon Willibrord in Echternach een klooster stichten waar hij zich graag terugtrok om zijn missiereizen in het onrustige Friesland tot in Denemarken en Thüringen voor te bereiden. Bij zijn missiearbeid ondervond hij veel tegenslag totdat Karel Martel de voortdurend rebelse  Radboud tenslotte overwon.


In 719 voegde Winfried, beter bekend onder de naam Bonifatius, zich bij Willibrord en bleef bijna drie jaar bij Willibrord, totdat hij naar Duitsland trok om daar het Evangelie te verkondigen.

Toen Willibrord in zijn laatste jaren zijn werk overschouwde, “straalde overal”, aldus pater Kronenburg, “van de immer wentelende golven der Noordzee tot aan de monden van de Elbe, langs de boorden van de Maas tot de geurige druivenvelden langs de Moezel, het zegevierend kruis op de voetstukken der omvergehaalde godenbeelden; overal rustten christengemeenten in de schaduw van houten kerken, vaak met eigen hand door hem opgericht” (1).
Over het levenseinde van Willibrord is minder bekend. Voordat hij op de voor die tijd ongewoon hoge leeftijd van 81 jaar stierf, had hij zijn opvolging geregeld en zijn rijke bezittingen verdeeld. Bij zijn 70e verjaardag maakte hij in de marge van zijn kalender een notitie met de belangrijkste data van zijn missionaire activiteiten en besloot dit overzicht met de formule “in Dei nomine feliciter” – In de naam van God gelukkig -  waarmee hij zijn onwrikbaar Godsvertrouwen uitdrukte. Hij stierf op 7 november 739 en werd, overeenkomstig zijn waardigheid, in Echternach bijgezet.
Reeds zeer vroeg na zijn dood werd Willibrord als heilige vereerd, en steeds meer pelgrims trokken naar zijn graf zodat de bescheiden Merovingische kerk rond 800 plaats moest maken voor een grotere drieschepige kerk van meer dan 60 meter lengte. De beide biografieën, allereerst die van Alcuinus, die in dezelfde tijd werd geschreven en die van abt Theofried die 300 jaar later tot stand kwam, berichten over legenden en talrijke wonderen zodat het aanzien en de verering van de heilige in de kerken en kloosters in Europa aan deze zijde van de Alpen toenam.
De gedachte aan een zo groot man moest immers wel levend blijven. Zijn rust in Echternach werd slechts verstoord ten tijde van de Franse Revolutie, doch zijn gebeente is teruggevonden en tot veiliger tijden bewaard. Thans ligt hij in de crypte van een grote nieuwe kerk onder het hoofdaltaar en nog altijd trekt zijn graf veel bezoekers.
Ook in ons land is de apostel niet vergeten. De Willibrordusputten en bronnen, die langs de routes lagen die Willibrordus als missionaris had afgelegd en waar frequent het H. Doopsel werd toegediend, werden door het volk opgezocht om daar de genezing van zenuwziekten, vooral bij kinderen, af te smeken. Een groot aantal parochiekerken in Nederland, België en het Rijnland die dikwijls van het klooster Echternach afhankelijk waren, hebben het patrocinium van Willibrord tot op heden bewaard en op vele plaatsen zoals in Heiloo, Vlissingen, Susteren, om slechts enkele namen te noemen, bewaart de overlevering de sporen van de grote apostel.
Maar te Echternach bestaat een andere wijze om Sint Willibrord te vereren, enig in haar soort. Op dinsdag in de Pinksterweek heeft daar, zeker sinds de vijftiende eeuw, de springprocessie plaats. Duizenden pelgrims van heinde en verre aan de overzijde der Sauer bijeengekomen, trekken na een toespraak van een priester ordelijk in rijen opgesteld in springdans naar de basiliek. Allen maken begeleiding van houten muziekinstrumenten aangevuld met blaasmuziek, die reeds dezelfde dreun op een gelijkmatige kadans herhalen het zogenaamde tripudium, d.i. drie stappen voorwaarts en een achterwaarts, terwijl de pelgrims psalm 67 zingen. Tot aan de kerk duurt de dans ongeveer twee volle uren, waarna allen neerknielen of het graf van Sint Willibrord bezoeken.
Paus Pius XII heeft hem bij het twaalfde eeuwfeest van zijn dood tot Patroon van Nederland verheven. Het bisdom Utrecht heeft hem als zijn voornaamste patroon, terwijl vele instellingen en kloosters aan hem zijn toegewijd.
Willem de Zwijger, de prins van Oranje, heet nog steeds de vader des vaderlands. Met hoeveel meer recht komt die eer toe aan een man als Sint Willibrord, die ons land heeft gekerstend en zijn bewoners tot een volk heeft verenigd door de hechte banden van het geloof en de beschaving; barbaros jugo Christi subdidit, onze barbaarse voorouders heeft hij aan het juk van Christus onderworpen (2), en zoals de Kerk zegt, heeft hij dit gedaan “ten koste van voortdurende inspanningen en moeiten” (3).
Bidden wij met de Kerk vandaag:
Heilige vader Willibrordus, leid uw kudde, zie vanuit de hemel op ons neer, die nog heen en weer geslingerd worden op deze woelige zee en behoed ons door uw roemrijke gebeden en verdiensten voor de ondergang! (4)
(1) Nederlands heiligen in vroeger eeuwen, II, 108.
(2) Ant. van de Lauden.
(3) Ant. bij de Benedictus.

(4) Antifoon bij het Magnificat, IIe Vespers)