Een
opstel uit 1931 van zuster M. Henrica Fieten CRSS (Turnhout)
Het
vorige artikeltje stelde dat het in 1797, dus bij de Franse Omwenteling, voor
goed gedaan was met de mannelijke tak der Orde van het H. Graf. We wisten toen
niet dat er een brief van onze zusters uit Saragossa (Spanje) op weg was die
ons meldde dat de Collegiale Kerk van Calatayud tegenwoordig nog bediend wordt
door kanunniken van de Orde van het H. Graf, want, schreef de zuster heel
naïef: «Wij maken voor hen nog ieder jaar heel zusterlijk de dubbele rood zijden
kruisen».
Dit
nieuws was ons natuurlijk een blijde verassing. Over die kanunniken kunnen we
dan het volgende mededelen. Door het concordaat van 1851 tussen Paus Pius IX en
Koningin Isabella II werden deze reguliere kanunniken, die als dusdanig in
gemeenschap leefden in hun klooster van Calatayud, niet meer in Spanje geduld
(zoals nu de Paters (Jezuïeten). We zien dan ook dit kanunnikenklooster
opgeheven in 1852.
San Sepulcro, Calatayud
Bij breve
van Paus Leo XIII worden ze weer hersteld in 1901, onder de titel van «Canonici
Sancti Sepulchri ad honorem». Zij bedienen weer de kerk van Calatayud dragen
titel en het habijt der Orde en genieten van alle voorrechten, doch hebben niet
de lasten ervan, n.l. die verbonden zijn aan een leven in gemeenschap. Van een
kanunnikenklooster der Orde kan er dus toch feitelijk geen sprake zijn.
Muurfresco Santa Maria de Tobed
Gaan we
nu ook even in de geest naar ons zusterklooster te Saragossa. Zoals de meeste
kloosterlingen in Spanje hebben ook onze zusters angstvolle dagen gekend dit
jaar en te lijden gehad van de opstandelingen [Aanloop naar de Spaanse Burgeroorlog
1936-1939]. Bezorgd over haar lot, bood onze zeer eerw. Moeder Priorin haar
bescherming en onderkomen aan in onze kloosters. Na dit zusterlijk aanbod,
gedaan in het begin der maand Juli, ontvingen wij op het eind van Augustus
bericht. Een brief opgesteld in gebrekkig Frans, waaruit we het volgende
aanhalen. We zullen proberen zo letterlijk mogelijk weer te geven. «Mijn zeer
lieve eerwaarde Priorin en Medezusters, wij hebben angstvolle dagen doorleefd.
Daarom zijn al onze medezusters zeer gevoelig geweest voor uwe goedheid, ons
uwe bescherming aan te bieden… U zegt in uw brief dat U nieuws verlangt over
onze ongelukkige toestand. Ik zal U zeggen, mijn goede Zusters, dat de 12de Mei
om 3 u. ’s morgens de vier deuren van ons klooster in brand zijn gestoken,
alsook de deur van de vertrekken van onze dienstboden. Goddank, het is niet
verder gegaan, omdat de nachtwaker, de dienstboden en enkele buren, die daags
te voren gelezen hadden dat men te Madrid
kloosters in brand had gestoken, de hele nacht waakten. De kwaden, een
ogenblik afwezigheid van de bewaker benuttend, staken al de poorten van ons
klooster in brand, maar op dit aansteken volgde dadelijk het blussen der
goeden.
Daar de
burgerlijke gezagvoerders (die allen zeer slecht zijn) ons geen zekerheid gaven
van rustig in ons klooster te kunnen blijven, en ook geen bewakers om ons te
behoeden, heeft onze prelaat (waarschijnlijk de Bisschop) ons gevraagd, liever
uit ons klooster te gaan, dan dat we er door de kwaden zouden moeten uitgaan.
Want in Madrid en vele andere plaatsen zijn de arme kloosterlingen moeten
vluchten met de massa, zonder te weten waar te schuilen. Het volk zag op
sommige plaatsen heel rustig toe hoe men de kloosters verbrandde, in sommige
andere drongen de kwaden binnen om al het mogelijke te nemen en deze daarna in
brand te steken. Al deze zaken gebeurden en nog veel slechtere, men ontheiligt
de afbeeldingen en gewijde versierselen; het stoffelijk overschot van de H.
Franciscus Borgia hebben ze verbrand. In sommige kloosters hebben ze de lijken
uit de graven gehaald, op sommige andere plaatsen hebben ze deze beledigd en
nog veel slechter zaken die ik niet eens zeggen kan – enfin – de grootste
woestheid die eens gekend zal zijn (ik heb nooit zo’n zaken gelezen) behalve de
vervolgingen in de eerste tijden van het christendom».
Verder
vertelt de zuster over de miljoenen schade geleden door de vernieling van
kunstwerken, verbranden van kerken en kloosters enz. en zegt nog:
Alle katholieken
zijn zeer verontwaardigd over de gedragswijze van de voornaamste gezagvoerders,
want ze hebben (met groot verdriet) gezien al wat er gebeurd is, en dit alles
is verricht in opdracht van het bestuur; wij bevinden ons in een heel droevige
toestand, omdat het bestuur anti-katholiek is. Zij willen een einde maken aan
ons Heilig Geloof, maar de goede en machtige God vermag meer dan al de bozen te
samen. Hij zal ons helpen, Hij heeft immers gezegd dat de H. Kerk wel vervolgd,
maar niet overwonnen zal worden.
Alle
dagen zijn er woelingen, enkele opstanden dragen zelfs het karakter van echte
gevechten.
Geliefden,
bidt veel voor ons, wij hopen dat de goede God ons zal beschermen en dat Hij
niet zal toelaten dat we uit zijn huis verdreven worden… enz…
Sedert augustus
kregen we geen antwoord meer op ons herhaald schrijven en weten dus niet wat er
verder van onze zusters geworden is.
Als naschrift
gaf de zuster het volgende: «Ik geloof dat ik een volle aflaat verdiend heb (!)
met in het Frans te schrijven, want ik kan er maar weinig van, maar daar ik al
mijn medezusters heel hartelijk bemin heb ik mijn uiterste best gedaan, opdat
zij begrijpen, wat ze gevraagd hebben. Uw genegen (get.) Zuster Resurrección».
Door een
vroeger schrijven werden we ingelicht omtrent de stichting doel en
werkzaamheden van dit klooster. Het kwam tot stand in 1276, onder de titel van
«Koninklijk Klooster der Dames Commandeurs der Orde van het H. Graf». De
stichteres was Markiezin Gil de Rada, dochter van Theobaldo II, koning van
Navarra. Het paleis dat zij van haar vader erfde zou tot kloosterhuis dienen
voor haar en hare volgelingen uit de adelstand. Zij leefden volgens de regel
van de H. Augustinus, leidden een ingetogen en teruggetrokken leven, waren
rijk, zegt ons de brief, doch leefden arm en gaven veel aalmoezen. In 1574
deden ze pas kloostergeloften, onderhielden het kloosterslot en stonden onder
het gezag van de Prior van Calatayud.
Antieke kapittelzaal, Monasterio de la
Resurrección, Zaragoza
Naast
haar gebedsleven hielden zij zich bezig met de opvoeding «Des filles des
messieurs» (de opvoeding van "kinderen van adellijken bloede")
Gevel del Monasterio de
San Sepulcro, Zaragoza, gebouwd op de Romeinse muren van de stad.