woensdag 3 augustus 2016

Over de Orde en de kloosters van het H. Graf 2


Een opstel uit 1931 van zuster M. Henrica Fieten CRSS (Turnhout)
Het vorige artikeltje stelde dat het in 1797, dus bij de Franse Omwenteling, voor goed gedaan was met de mannelijke tak der Orde van het H. Graf. We wisten toen niet dat er een brief van onze zusters uit Saragossa (Spanje) op weg was die ons meldde dat de Collegiale Kerk van Calatayud tegenwoordig nog bediend wordt door kanunniken van de Orde van het H. Graf, want, schreef de zuster heel naïef: «Wij maken voor hen nog ieder jaar heel zusterlijk de dubbele rood zijden kruisen».


Dit nieuws was ons natuurlijk een blijde verassing. Over die kanunniken kunnen we dan het volgende mededelen. Door het concordaat van 1851 tussen Paus Pius IX en Koningin Isabella II werden deze reguliere kanunniken, die als dusdanig in gemeenschap leefden in hun klooster van Calatayud, niet meer in Spanje geduld (zoals nu de Paters (Jezuïeten). We zien dan ook dit kanunnikenklooster opgeheven in 1852.

San Sepulcro, Calatayud
Bij breve van Paus Leo XIII worden ze weer hersteld in 1901, onder de titel van «Canonici Sancti Sepulchri ad honorem». Zij bedienen weer de kerk van Calatayud dragen titel en het habijt der Orde en genieten van alle voorrechten, doch hebben niet de lasten ervan, n.l. die verbonden zijn aan een leven in gemeenschap. Van een kanunnikenklooster der Orde kan er dus toch feitelijk geen sprake zijn.

Muurfresco Santa Maria de Tobed
Gaan we nu ook even in de geest naar ons zusterklooster te Saragossa. Zoals de meeste kloosterlingen in Spanje hebben ook onze zusters angstvolle dagen gekend dit jaar en te lijden gehad van de opstandelingen [Aanloop naar de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939]. Bezorgd over haar lot, bood onze zeer eerw. Moeder Priorin haar bescherming en onderkomen aan in onze kloosters. Na dit zusterlijk aanbod, gedaan in het begin der maand Juli, ontvingen wij op het eind van Augustus bericht. Een brief opgesteld in gebrekkig Frans, waaruit we het volgende aanhalen. We zullen proberen zo letterlijk mogelijk weer te geven. «Mijn zeer lieve eerwaarde Priorin en Medezusters, wij hebben angstvolle dagen doorleefd. Daarom zijn al onze medezusters zeer gevoelig geweest voor uwe goedheid, ons uwe bescherming aan te bieden… U zegt in uw brief dat U nieuws verlangt over onze ongelukkige toestand. Ik zal U zeggen, mijn goede Zusters, dat de 12de Mei om 3 u. ’s morgens de vier deuren van ons klooster in brand zijn gestoken, alsook de deur van de vertrekken van onze dienstboden. Goddank, het is niet verder gegaan, omdat de nachtwaker, de dienstboden en enkele buren, die daags te voren gelezen hadden dat men te Madrid  kloosters in brand had gestoken, de hele nacht waakten. De kwaden, een ogenblik afwezigheid van de bewaker benuttend, staken al de poorten van ons klooster in brand, maar op dit aansteken volgde dadelijk het blussen der goeden.
Daar de burgerlijke gezagvoerders (die allen zeer slecht zijn) ons geen zekerheid gaven van rustig in ons klooster te kunnen blijven, en ook geen bewakers om ons te behoeden, heeft onze prelaat (waarschijnlijk de Bisschop) ons gevraagd, liever uit ons klooster te gaan, dan dat we er door de kwaden zouden moeten uitgaan. Want in Madrid en vele andere plaatsen zijn de arme kloosterlingen moeten vluchten met de massa, zonder te weten waar te schuilen. Het volk zag op sommige plaatsen heel rustig toe hoe men de kloosters verbrandde, in sommige andere drongen de kwaden binnen om al het mogelijke te nemen en deze daarna in brand te steken. Al deze zaken gebeurden en nog veel slechtere, men ontheiligt de afbeeldingen en gewijde versierselen; het stoffelijk overschot van de H. Franciscus Borgia hebben ze verbrand. In sommige kloosters hebben ze de lijken uit de graven gehaald, op sommige andere plaatsen hebben ze deze beledigd en nog veel slechter zaken die ik niet eens zeggen kan – enfin – de grootste woestheid die eens gekend zal zijn (ik heb nooit zo’n zaken gelezen) behalve de vervolgingen in de eerste tijden van het christendom».
Verder vertelt de zuster over de miljoenen schade geleden door de vernieling van kunstwerken, verbranden van kerken en kloosters enz. en zegt nog:
Alle katholieken zijn zeer verontwaardigd over de gedragswijze van de voornaamste gezagvoerders, want ze hebben (met groot verdriet) gezien al wat er gebeurd is, en dit alles is verricht in opdracht van het bestuur; wij bevinden ons in een heel droevige toestand, omdat het bestuur anti-katholiek is. Zij willen een einde maken aan ons Heilig Geloof, maar de goede en machtige God vermag meer dan al de bozen te samen. Hij zal ons helpen, Hij heeft immers gezegd dat de H. Kerk wel vervolgd, maar niet overwonnen zal worden.
Alle dagen zijn er woelingen, enkele opstanden dragen zelfs het karakter van echte gevechten.
Geliefden, bidt veel voor ons, wij hopen dat de goede God ons zal beschermen en dat Hij niet zal toelaten dat we uit zijn huis verdreven worden… enz…
Sedert augustus kregen we geen antwoord meer op ons herhaald schrijven en weten dus niet wat er verder van onze zusters geworden is.
Als naschrift gaf de zuster het volgende: «Ik geloof dat ik een volle aflaat verdiend heb (!) met in het Frans te schrijven, want ik kan er maar weinig van, maar daar ik al mijn medezusters heel hartelijk bemin heb ik mijn uiterste best gedaan, opdat zij begrijpen, wat ze gevraagd hebben. Uw genegen (get.) Zuster Resurrección».
Door een vroeger schrijven werden we ingelicht omtrent de stichting doel en werkzaamheden van dit klooster. Het kwam tot stand in 1276, onder de titel van «Koninklijk Klooster der Dames Commandeurs der Orde van het H. Graf». De stichteres was Markiezin Gil de Rada, dochter van Theobaldo II, koning van Navarra. Het paleis dat zij van haar vader erfde zou tot kloosterhuis dienen voor haar en hare volgelingen uit de adelstand. Zij leefden volgens de regel van de H. Augustinus, leidden een ingetogen en teruggetrokken leven, waren rijk, zegt ons de brief, doch leefden arm en gaven veel aalmoezen. In 1574 deden ze pas kloostergeloften, onderhielden het kloosterslot en stonden onder het gezag van de Prior van Calatayud.

Antieke kapittelzaal, Monasterio de la Resurrección, Zaragoza
Naast haar gebedsleven hielden zij zich bezig met de opvoeding «Des filles des messieurs» (de opvoeding van "kinderen van adellijken bloede")


Gevel del Monasterio de San Sepulcro, Zaragoza, gebouwd op de Romeinse muren van de stad.