Nobis enim hodie civitatem tuam tribuis celebrare, quæ
mater nostra est, cælestisque Ierusalem, ubi iam te in æternum fratrum
nostrorum corona collaudat. Ad quam peregrini, per fidem
accedentes, alacriter festinamus, congaudentes de Ecclesiæ sublimium
glorificatione membrorum, qua simul fragilitati nostræ adiumenta et exempla
concedes.
Et ideo, cum ipsorum Angelorumque frequentia, una te
magnificamus, laudis voice clamantes: Sanctus, Sanctus, Sanctus…
Want
vandaag vieren wij het feest van uw eigen Stad. Zij is onze moeder, het hemelse
Jeruzalem. Daar klinkt al uit een kring van onze broeders in eeuwigheid uw lof.
Daarheen zijn wij als pelgrims onderweg. Geleid door het geloof spoeden wij ons
voort, vol vreugde om de verheerlijking van deze kinderen der Kerk, in wie Gij
ons, zwakke mensen, een steun en voorbeeld schenkt.
Daarom,
met de ontelbare meningte van Engelen en Heiligen, roemen wij uw grote daden en
zingen U toe vol vreugde: Heilig, Heilig, Heilig…