zaterdag 31 oktober 2015

Allerheiligen


Het Evangelie van het hoogfeest van Allerheiligen bracht ons opnieuw de grote paradox van het christendom onder ogen. In de Zaligsprekingen noemt Jezus de voorwaarden die leiden tot het eeuwige leven: wanneer men arm is, wanneer men treurt, wanneer men hongert en dorst naar de gerechtigheid, als men omwille van de gerechtigheid wordt vervolgd en tenslotte wanneer men omwille van Jezus wordt beschimpt, vervolgd en op alle mogelijke wijzen wordt belasterd: dán is men zalig te prijzen.
Eigenlijk begrijpelijk dat christenen telkens steeds weer tegen de bekoring moeten vechten om onder deze onaangenaamheden uit te komen en desondanks christen te zijn.  We zien dan ook hoe veel mensen die het eigenlijk goed menen een “aangepast christendom” zoeken.
Maar dat is duidelijk niet wat Christus bedoelt. Moeilijkheden heeft Hij ons aangezegd, zelfoverwinning, ontbering, ja, vervolging. Wil de Heer de zwakkeren daarmee afschrikken? Is het christendom een godsdienst voor sterken en dapperen?
Nee, niet alleen voor de sterkeren en ook niet alleen voor de zwakkeren.
Christus heeft op het Kruis beide armen uitgestrekt, om allen tot Zich te trekken, de groten en de kleinen, de rijken en de armen – alle mensen.
Allen kunnen en moeten heilig worden, dat is de achtergrond van Allerheiligen.
Met het oog op de ontelbaar velen die in de hemel zijn, van wie slechts een klein aantal zalig- en heilig verklaard werd, heeft de Kerk deze geweldig grote gemeenschap een beetje gestructureerd: de martelaren (zij waren het die in de vroege Kerk alleen als heiligen werden vereerd), de belijders of geloofsgetuigen, de maagden, de heilige mannen en vrouwen van elke kleur en – sinds paus Johannes-Paulus II – ook de kinderen. Door hem werden de kinderen van de verschijningen van Fatima, Francesco en Jacinta, zalig- en heilig verklaard ook al waren enkele al te strenge theologen van mening dat een kind niet heilig zou kunnen zijn!
Maar zegt de Heer niet: “Als jullie niet worden als kinderen, kunnen jullie het Rijk der hemelen niet binnengaan” (Mt 18,2)?
Bij heiligverklaringen speelt, zoals ook op andere terreinen van de Kerk het menselijke aspect ontegenzeggelijk een rol. Het komt daarbij helaas ook er op aan – en de vraag is of dat werkelijk  moet - dat de kandidaat op aarde zoiets als een lobby heeft, namelijk mensen of liever instanties die zich sterk maken voor de heiligverklaring. Naar verhouding zijn veel bisschoppen en religieuzen gecanoniseerd. Recente zalig- en heiligverklaringen van leken – zoals van ouders, politici, koningen en zakenlieden - die de christelijke volmaaktheid hebben

beoefend door een heilig leven midden in de wereld  tonen aan dat heiligheid niet exclusief aan bepaalde groepen in de Kerk is voorbehouden.
En daarmee komen we terug bij de vraag: wat moet men doen om heilig te worden?
In de Bergrede zegt Jezus duidelijk dat men overal heiligheid, dat is volmaaktheid in het eigen leven kan nastreven. Niet alleen in het klooster, maar ook in de wereld. Maar wel steeds met de toevoeging: de wereld is door God goed geschapen, maar door de zonde van de mensen aangeslagen. Dat is de reden waarom christenen zich meestal – zo niet altijd! – dwars tegenover de wereld moeten opstellen. Actief wanneer het kwaad aan de kaak gesteld moet worden of waar mogelijk bestreden, passief door onrecht te verdragen. Maar wel altijd in gemeenschap met Christus.
Heilig worden is Christus navolgen. Het beroemde boekje Navolging van Christus van Thomas a Kempis draagt in de originele uitgave de titel  “Imitatio Christi”, dus Christus nadoen, doen wat Christus heeft gedaan.
Daartoe is God immers Mens geworden, zodat iedereen kan zien hoe men heilig, ja zelfs goddelijk kan worden.
Maar blijven we de heiligen toch niet als heel bijzondere mensen beschouwen en denken we dat ideaal toch niet te bereiken? We zijn immers geen martelaren, geen kerkleraren, geen ordesstichters.
De heiligen worden ons door de Kerk onder ogen gebracht opdat wij hun voorspraak vragen maar hen ook navolgen. De zo even genoemde categorieën kunnen de meesten van ons natuurlijk niet navolgen.
Maar er is perspectief: boven al die heiligen die we deels bewonderen deels helemaal niet kunnen navolgen – want welke vrouw van tegenwoordig zou het leven van de H. Jeanne d’Arc kunnen navolgen? – zien we de grootste Heiligen die wij wèl kunnen navolgen.
De grootste Heiligen zijn immers, naast Jezus Zelf, Maria en Jozef. Het was zeker de Wil van God dat de Zoon van God als Mens van zijn drieëndertig jaar op aarde , alleen al dertig jaar in een door en door normaal, eenvoudig milieu zou leven. Aan Maria en Jozef zien we duidelijk wat het betekent in het leven van alledag, in de kleine dingen, in het werk heiligheid, ja grote heiligheid te vinden.
Dat dit dikwijls bij ieders verschillend karakter niet gemakkelijk is? Nu, het leven is ook anders niet altijd gemakkelijk.

Geen christen zonder kruis, maar christenen weten waar het kruis goed voor is.