Ik heb Mij aan u gegeven, geeft gij u aan Mij
Onder de naam Longinus ( van longa = lans) wordt in het Oosten voornamelijk de honderdman (centurio) vereerd, die terwijl hij de dood van de Heer aanschouwde en de tekens zag welke op dat uur plaats hadden, uitriep: “Waarlijk, deze mens was de Zoon van God”(Mc 15,39).
In het Westen echter wordt onder deze naam de soldaat vereerd, die “met een lans Jezus’zijde opende waarna er terstond water en bloed uit kwamen” (cf Jo 19,34).
Volgens de H. Gregorius van Nyssa [335-394] preekte Longinus het Evangelie in Cappadocië en zou daar ook gestorven zijn in de stad Cæsarea (Ep. XVII, 15).
Het “Calendarium Georgianum-Palæstiense“ uit de 10e eeuw getuigt van de eredienst van de H. Longinus in de Kerk van Jeruzalem.
In het Getijdenboek van Kuilenburg (Culemborg) (begin 16e eeuw) van de Reguliere Orde van het H.Graf staat het feest van de H. Longinus vermeld op 12 maart: de heiligen die een direct verband hadden met het lijden, Sterven, Begraven en Verrijzen van Christus zijn altijd vereerd in deze Orde.
Uit een homilie van de H. Bonaventura, bisschop
(Opuscula X. Vitis Mystica. Cap. 24 Opera Omnia 8, 188)
We moeten tot dat zeer nederig Hart van de allerhoogste Jezus gaan als het ware door de deur van de doorstoken zijde; waar zonder twijfel de onmetelijke schat van de meest begerenswaardige liefde verborgen ligt; daar wordt de godsvrucht gevoed; vandaar ook ontspringt de gave van tranen; daar worden de zachtmoedigheid en het geduld bij tegenslagen geleerd en medelijden bij kwellingen, daar wordt vooral een vermorzeld en vernederd hart gevonden.
Zulk een Hart verlangt naar uw omhelzingen, zulk een Hart kijkt uit naar u, opdat gij het omhelst; een bloedend Hoofd, waarin scherpe doornpunten steken, neigt zich naar u om u uit te nodigen tot een vredeskus, alsof het wil zeggen: Zie hoe vervormd Ik ben, hoe doorstoken, hoe geslacht, opdat Ik u kan leggen op mijn schouders; en opdat Ik u, mijn schaap, dat afgedwaald was, kan terugvoeren naar het paradijs van de hemelse weide.
Wil dan wederliefde schenken en medelijden hebben met Mijn wonden, en plaats Mij zo als gij Mij nu ziet, als een zegel op uw hart, als een zegel op uw armen, opdat gij in al de roerselen van uw hart, in al de werken van uw armen, zodanig aan Mij gelijk bevonden wordt, zoals gij Mij getekend ziet.
Ik had u gevormd naar het beeld van Mijn Godheid toen Ik u schiep; Ik ben gelijk geworden aan het beeld van uw nederige staat om u te herscheppen. Gij echter die het beeld van Mijn Godheid, bij uw schepping in uw ziel gedrukt, niet hebt bewaard, behoud tenminste het beeld van uw mensheid, het beeld dat Ik aannam bij uw herschepping; als gij het beeld niet vasthoudt zoals Ik u had geschapen, als gij niet begrijpt hoe grote talenten Ik u heb gegeven bij uw schepping, probeer dan tenminste te vatten hoeveel ellenden Ik bij het aannemen van uw mensheid wegens u heb aanvaard, bij het herscheppen van u, en hoe Ik u tot grotere geneugten vormde bij de omvorming tot de genade.
Immers daarom ben Ik mens geworden, zichtbaar, om door u gezien en bemind te worden, Ik die in Mijn Godheid onzichtbaar ben, en die onzichtbaar in zekere zin niet werd bemind.
Geef dus de prijs voor Mijn Menswording en Lijden, waarvoor Ik zowel Mens geworden ben als heb geleden. Ik heb Mij aan u gegeven, geef U aan Mij.