zondag 15 maart 2015

Collectegebed zondag 4 van de Veertigdagentijd 2 - "ad ventura sollemnia valeat festinare"

Collectegebed zondag 4 van de Veertigdagentijd 2

Deus, qui per Verbum tuum humani generis reconcilationem mirabiliter operaris,
præsta, quæsumus,
ut populus christianus prompta devotione et alacri fide
ad ventura sollemnia valeat festinare.

God, die door uw Woord op wonderbare wijze de verzoening van het menselijke geslacht bewerkt,
verleen, vragen wij [U],
dat het christenvolk in staat is zich met bereidwillige devotie en blijmoedig geloof
te haasten naar de komende plechtigheden.

Betreffende stijl en vocabularium van dit collectegebed het volgende:

1. de werkwoorden operáris en festináre hebben klankrijm (binnenrijm) en sluiten met eenzelfde ritme beide zinnen af.

2. de oratie bevat twee termen voor het begrip “mensen” : genus humanum en populus christianus; het eerste begrip is een algemene benaming voor een totaliteit, het tweede begrip is een onderdeel van die totaliteit en een specifieke categorie.

3. Sollemnia is het onzijdige meervoud van het adjectief solemnis dat jaarlijks betekent, dat wat vastgesteld is voor ieder jaar. In religieuze contexten blijkt het te betekenen:  "religieus, feestelijk". Als substantief is het "een religieuze of plechtige ritus, ceremonie, feest, offer, plechtige spelen, een festival, plechtigheid". Sollemne, het onzijdige zelfstandig naamwoord, betekent ook "gebruik, gewoonte, toepassing". In wettelijke teksten kan het "formaliteit" betekenen. In latere, christelijk Latijnse woorden verwant aan sollemnis, kreeg het de betekenis van de “viering van de Eucharistie”. 
Alacer betekent "levendig, kwiek, fris, actief;  blij, gelukkig, vrolijk". Promptus, a, um komt van het werkwoord promo. Promptus betekent "aan het licht gekomen, tentoongesteld" en door uitbreiding "voor de hand, d.i. voorbereid, klaar, vlug, onmiddellijk, genegen of gebracht tot wat dan ook."
 
Het collectegebed bevat een prachtige samengaan van alacer fides en prompta devotione ... "levendig, blijmoedig geloof" en "bereidwillige devotie".
Wij weten dat fides, "geloof" kan verwijzen naar de bovennatuurlijke deugd, die aan ons in het Doopsel is gegeven en eveneens naar de inhoud van wat wij geloven: b.v. “depositum fidei”, het geloofsgoed, of “regula fidei” , de regel van het geloof, de geloofsregel.
Deze inhoud betreft zowel de dingen die wij kunnen leren en met liefde in herinnering brengen, doch veel belangrijker zijn de goddelijke Persoon, die wij moeten leren kennen in onze overwegingen en door het beter leren kennen vuriger beminnen.

“Kennis moet voorafgaan aan liefde” zegt de H. Catharina van Siena. “Pas wanneer een ziel de liefde bereikt heeft, kan ze de waarheid beginnen te volgen en er zich mee kleden. Er bestaat geen betere manier, waarop een schepsel de smaak van de waarheid kan proeven en haar licht in haar volheid zien dan door nederig en onafgebroken gebed, dat gestut is op de zelfkennis en de kennis over God. Het gebed dat op de hierboven beschreven manier wordt beoefend, verenigt de ziel, die in de voetstappen van de gekruisigde Christus treedt, met God”.

Er is een geloof waardoor wij geloven, de deugdzaamheid, die God ons geeft, én een geloof waarin wij geloven, de inhoud van het geloof.
Aan de andere kant, terwijl fides een bovennatuurlijke deugd is, is devotio een "actieve" deugd volgens Sint Thomas van Aquino in de Summa Theologica. De Engelachtige Doctor schreef: "De innerlijke of menselijke oorzaak van devotie is beschouwing of meditatie. Devotie is een daad van de wil waardoor een mens zichzelf prompt aan de dienst van God geeft. Iedere wilsakte komt voort uit een of andere overweging van het intellect, aangezien het voorwerp van de wil een gekend goed is; of, zoals Sint Augustinus zegt, het willen komt voort uit het begrijpen. Derhalve is meditatie de oorzaak van devotie aangezien de mens door meditatie  het idee verwekt zichzelf aan de dienst van God te geven" (STh II-II 82,3).

De Franse predikant Louis Bourdaloue, jezuïet (1632-1704) formuleerde devotie vooral als "een devotie tot de plicht". Wat wij vóór alles moeten doen, met inbegrip van onze "devoties", is de geboden van God onderhouden en trouw blijven aan de plichten van onze levensstaat. Er is een wisselwerking tussen onze devoties en onze devotie.
 
Ieder van ons heeft een staat in het leven, een door God gegeven roeping, die wij verplicht zijn te volgen. Wij moeten gehecht zijn aan die staat in het leven, en de plichten die deze hier en nu meebrengt. Dat "hier en nu" is belangrijk. Wij moeten ons niet instellen op de staat, die wij eens gehad hebben, of die we wensen te hebben, of gehad zouden hebben, of eens zouden hebben: dit zijn onwerkelijke en misleidende fantasieën, die ons afleiden van de werkelijkheid en de Wil van God. Indien wij werkelijk toegewijd zijn (in de zin van de actieve deugd) onze plichten van staat te vervullen zoals die hier en nu werkelijk is, dan zal God ons elke actuele genade geven die wij nodig hebben om onze roeping te vervullen. 
 
Waarom kunnen wij er moedig op vertrouwen dat God ons helpt? Indien wij de plichten van onze levensstaat vervullen, vervullen wij ook onze eigen rol in zijn grote plan, zijn opzet van nog vóór de schepping van het universum. God zal ons daarom zeker helpen. En als wij toegewijd zijn aan onze staat zoals die werkelijk is, dan kan God ons ook leiden naar een nieuwe zending wanneer en als dat zijn wil voor ons is. 
 
Getrouw aan wat wij hier en nu moeten doen, willen wij openstaan voor iets dat God ons later wil laten doen. Dit hechten aan de werkelijkheid en de zin van plichtsgetrouwe gehoorzaamheid door de actieve deugd devotio is een noodzakelijk deel van gods-dienst in overeenstemming met de Bijbelse principes in 1 Jo 2,3-5: 
"En hieraan weten we, dat we Hem kennen: wanneer wij zijn geboden onderhouden. Wie zegt: Ik ken Hem, maar zijn geboden niet onderhoudt, is een leugenaar, en in hem is de waarheid niet. Maar wie zijn woord onderhoudt, in hem is waarlijk de volmaakte liefde tot God; hieraan erkennen we, dat we in Hem zijn. Wie beweert in Hem te blijven, moet wandelen, zoals Hij heeft gewandeld."
 

(Grotendeels ontleend van en met dank aan F. Zuhlsdorf WDTPRS)