Vierde zondag van de Veertigdagentijd Zondag Lætare
2 Kronieken 36, 14-19
Efeziërs 2, 14-21
Johannes 3, 14-21
Deze zondag heet in de liturgie zondag Lætare. Het is de Latijnse intredezang (introïtus) en betekent: “Verheug u, Jeruzalem, ja laat allen die haar liefhebben, juichen om haar”. Een tekst genomen uit de profeet Jesaja (66,10). En ook vanwege de Gradualezang die luidt: “Laetatus sum in his quae dicta sunt mihi : Ik ben verheugd om wat ze mij zeiden: wij gaan op naar Jeruzalem” (Psalm 122,1). Op deze dag zijn we over de helft van de vastentijd en komt Pasen in zicht. De priester mag een kazuifel dragen dat roze van kleur is, iets tussen het rood van de dood en het wit van de opstanding in. Op deze zondag worden de doopleerlingen aan een tweede examen onderworpen als voorbereiding op hun Doop in de nacht van Pasen.
De eerste lezing op de zondagen in de veertigdagentijd belicht steeds een belangrijke fase uit de geschiedenis van het volk Israël, en dus ook van ons. Op de eerste zondag was dat het verbond van de regenboog dat God sloot met de rechtvaardige Noach. Had God niet van zijn schepping gezegd: “Het is goed wat Ik gemaakt heb, ja zelfs heel goed”. Maar het ging mis vanwege de ongehoorzaamheid van de mensen. Het kwaad dat zij deden, gooide roet in het eten. Maar na de ramp van de grote tsunami, de zondvloed, verzoende God zich weer met de mensheid. Op de tweede zondag stelde God Abraham op de proef. Hij moest zijn enig beminde zoon op het hout binden, als teken dat hij bereid was om alles wat hij van God had gekregen ook weer aan God terug te geven. Een eeuwig verbond van liefde en trouw tussen God en Abrahams nakomelingen was het gevolg. En vorige week openbaarde God zich als een God van redding en bevrijding. “Ik ben de HEER, uw God, en mij alleen moet u dienen”, zo hoorden we uit de lezing van Exodus 20. Daarom gaf Hij ons zijn tien geboden als leidraad. Niet om ons het leven zuur te maken, maar als richtlijnen, als wegwijzers op onze levensweg naar Hem. En vandaag kwam de periode van de Ballingschap ter sprake, zo een 2600 jaar geleden, toen het volk van Israël door de machthebbers van Babel gedeporteerd werd naar het Tweestromenland, het huidige Irak. Daaraan hebben wij nog die prachtige psalm te danken: “Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij treurend en dachten aan Sion. In de wilgen op de oever hingen wij onze lieren” (Psalm 137, 1).Het was voor de Israëlieten een nachtmerrie om 70 jaar lang in den vreemde te vertoeven. Maar ook daar hebben zij ervaren dat GOD, de God van Abraham, Isaak en Jakob, ook in de donkerste omstandigheden bij hen aanwezig was. Hun terugkeer naar het heilig land, zeventig jaar later, hebben zij beleefd als een opstanding uit de dood, het begin van een nieuw leven.
Ook wij beleven deze weken een donkere periode. Denken we bijvoorbeeld aan de vele slachtoffers van het oorlogsgeweld in Syrië, Irak, Nigeria en in andere landen van onze wereld. In het duister van de nacht kwam Nikodemus naar Jezus. In de H. Schrift heeft de nacht vaak een symbolische betekenis. In Psalm 91, 5 en Hooglied 3,8 wordt gesproken over de verschrikkingen van de nacht en het nachtelijk gevaar. In de nacht worden boze plannen gesmeed en gaan rovers en dieven op pad (Jeremia 49,9 en Obadja 5). De nacht is een tijd van bitter huilen (Klaagliederen 1,2 en 2,18) waarin ons hart geen rust vindt vanwege de zorgen en verdrietigheden die ons bezig houden (Psalm 22,3 en Prediker 2,33). Maar de nacht heeft ook een positieve lading. In de nacht gaat God het volk van Israël voor in een kolom van vuur (Exodus 13,21 en Psalm 105,39, in de nacht verschijnt God aan Abraham en aan koning Salomo (Genesis 26,24 en 1 Koningen 3,5). Midden in de nacht staat de psalmist op om de Naam van God te loven (Psalm 42,9 en 119,55). Des nachts bestijgt Jezus de berg om er tot God te bidden. In de stilte van de nacht is er tijd voor bezinning en overweging, maar ook voor een onopvallende ontmoeting tussen Nikodemus en Jezus.
Jezus heeft met hem gesproken over de noodzaak om opnieuw geboren te worden. Ondanks dat hij een gezien leraar van Israël was begreep Nikodemus dit verkeerd. Hij had gezegd: “Hoe kan een mens nu voor de tweede maal uit de moederschoot ter aarde komen?” Maar Jezus heeft het over een nieuwe geboorte uit God, door water en geest. Een geboorte van boven af, met een woordspeling in het Grieks waarin de betekenis zowel opnieuw als van boven kan betekenen. In de visie van Johannes vormen Jezus’ kruisdood en verheerlijking één ondeelbaar gebeuren. Op het moment dat Jezus sterft, een uur van diepste duisternis, schenkt hij al de Geest. Zijn kruisdood is tegelijk zijn terugkeer naar God, zijn Vader, in de heerlijkheid die Hij voor alle tijden bezat. Dat hele gebeuren wordt verbeeld door de slang die Mozes ophief in de woestijn. Wie ernaar keek, werd gespaard voor ofwel genezen van de beet van de giftige slangen in de woestijn. Zo herkreeg of behield men het leven (Numeri 21,9). Wie nu opkijkt naar Jezus op het kruis, deelt in het nieuwe leven bij God, als een nieuw geboren zoon en dochter. In dit nachtelijk gesprek is ook het thema van licht en duisternis aanwezig. In de proloog lezen we: “Het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan”. Vandaag komt dit thema terug in Jezus’ woorden: “Het licht is in de duisternis gekomen maar de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht”. Wie het kwade doet, vermijdt het licht, want je wil niet gezien worden, Maar wie het goede doet, komt tot het licht. De waarheid doen, zoals Jezus dat uitdrukt, betekent dus leven in gehoorzaamheid aan God en zijn richtlijnen. Het heeft tot gevolg dat je baadt in het licht van Jezus. Voor Johannes is Jezus het licht dat in de wereld komt. Iedere mens die in Jezus gelooft, ziet dus in hem het ware licht en vindt in hem nieuw en onvergankelijk leven. Waarlijk een grote troost voor alle mensen die Jezus als hun Redder en Heiland aanvaarden en omhelzen.
Van zondag tot zondag worden we voor een keuze gesteld: kiezen we voor de duisternis of voor het licht? Willen wij de waarheid doen of de leugen? Opkijken naar Jezus is het vinden van onvergankelijk licht en leven. Amen.
Dr. Alfons Jaakke, pr.