"Het was iets van ons dat Hij ontzield in het graf werd gelegd, maar ook dat hij op de derde dag verrees en tot boven alle hemelen opsteeg om te zitten aan de rechterhand van de Majesteit van zijn Vader: opdat – als wij voortgaan op de weg van zijn geboden en er ons niet voor schamen te erkennen, wat hij in zijn lichamelijke vernedering voor ons betaald heeft – ook wij verheven mogen worden tot de deelname in zijn glorie: omdat openlijk in vervulling zal gaan wat Hij voorzegd heeft: Ieder die Mij belijdt voor de mensen, zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is”.
(Leo Magnus, Sermo 15, De passione Domini, 4: PL 54, 367)