De voorlezing van de gedachtenissen van 2 november in het Romeins Martyrologium begint vandaag vanzelfsprekend met: “Allerzielen, de gedachtenis van alle overleden gelovigen, waarmee onze liefdevolle Moeder de Kerk, na met een passende lofzang al haar kinderen te hebben gevierd die zich reeds in de hemel verheugen, bij God vurig ten beste spreekt voor de zielen van al diegenen die ons met het teken van het geloof zijn voorgegaan en zijn ontslapen in de hoop op de verrijzenis. Daarbij spreekt zij ook ten beste voor alle mensen vanaf het begin van de wereld, van wie het geloof alleen bij de Heer bekend is, opdat zij van de zondesmet worden gereinigd en mogen binnentreden in de gemeenschap van de hemelingen om daar te kunnen genieten van het aanschouwen van de eeuwige zaligheid”.
Dan volgt – op dezelfde dag waarop de liturgie ons richt op de “lijdende Kerk” - een lijst van dertien zaligen en heiligen die als een bont en geurig boeket van ’internationale’ bloemen het feest van gisteren concreet en ontroerend nabij voor de geest oproepen, zoals bij de bron in de plaats Holywell in Wales in Engeland de heilige Winefrida, maagd, die wordt vereerd als een uitmuntende moniale en de heilige Marcianus, kluizenaar in Cirro in het huidige Turkije die in de eenzaamheid leefde in een heel klein huisje en ’s avonds alleen een beetje brood en water tot zich nam, maar belangrijker nog dan het vasten de broederlijke liefde beschouwde; en in Casale in de Italiaanse Romagna de zalige Pius Campidelli die op jonge leeftijd door een agressieve ziekte aangetast, zich op volmaakte wijze voegde naar de goddelijke wil en ook nog de heilige Ambrosius, abt van Saint-Maurice d’Agaune in Zwitserland vanwege zijn bijzondere trouw aan het kloosterleven die daar het gebruik van de eeuwigdurende lofprijzing instelde.
En toch niet paradoxaal want de verheerlijkte Kerk, de Kerk op aarde onderweg en de lijdende Kerk zijn in een wonderlijke communicatie verbonden. Dit is het geloof van de Kerk en de liturgie van Allerheiligen laat ons dat ook zien bijvoorbeeld in de laatste voorbede van de preces (slotgebeden) van de Ie Vespers: “Verleen hen die zijn overleden dat zij met de H. Maagd Maria, met de H. Jozef en met alle heiligen voor altijd mogen wonen [in de hemelse heerlijkheid] en door hun voorspraak ons hetzelfde hemelse gezelschap mogen schenken”. Door hun verdiensten te danken aan het door Christus vergoten Bloed spreken de heiligen voor de strijdende en biddende Kerk op aarde ten beste en zijn zij ook bij de troon van God de liefdevolle bemiddelaars voor onze lijdende broeders en zusters.
Ook uit de laatste voorbede van de preces van afgelopen donderdag spreekt de zorg van de Kerk voor haar lijdende kinderen: “Mogen de overledenen in uw eeuwige vrede rusten en moge hun verbinding met ons door de uitwisseling van geestelijke goederen worden versterkt”.
Een ding vraag ik de Heer en dat is mijn verlangen: te mogen wonen in het huis van de Heer, alle dagen van mijn leven (vgl. Ps 27,4)