Van alles wat Moeder Matthea heeft nagelaten – maar door haar zelf allerminst gezocht – denk ik dat haar geestelijke nalatenschap de belangrijkste is. De geestelijke bronnen tijdens haar leven hebben haar geïnspireerd om ook alle hier eerder opgesomde delen van wat nu ‘haar erfenis’ genoemd mag worden tot stand te brengen.
In de inleiding voor de catalogus van de allereerste expositie in het Heemkundemuseum 1967 schreef ze bescheiden maar met de filosofisch-theologische bevlogenheid die haar eigen is waarom zij de heemkunde zo hoog schat: “Elke prehistorische vondst is de stille getuige van het mysterie ‘mens’ in lang vervlogen tijden. … Ze vertellen ons van de moeizame, maar heerlijke tocht van de mensheid naar haar Voltooiing”. … Moge deze Expositie de grote menselijke rijkdom van de streek helpen beseffen en tevens een steeds groeiende solidariteit bewerken, die tijd en ruimte overkoepelt”.
Wat zij voor de Orde van het H. Graf betekend heeft, kan een buitenstaander moeilijk beschrijven. Het gaat daarbij immers niet alleen om bronnen, getuigenissen en om informatie. Een religieuze Orde is zelf een inspiratiebron vanwaaruit naar binnen en buiten toe leven bevestigd wordt en nieuw leven kan ontspruiten. Het is niet de weg van de natuur zelf, maar bovennatuur en menselijke cultuur die ‘geesteskinderen’ voortbrengt waaruit ieder die dat wil verder kan putten. Moeder Matthea besefte dat ten diepste, en sprak daarover later ook in haar geestelijk testament dat ze haar medezusters naliet. Enkele citaten werden bij haar uitvaart voorgelezen. Zij schreef, dat ze dankbaar was voor de “vorming en spiritualiteit” die ze ontvangen had van de Orde van het H. Graf, met name in Turnhout. Diezelfde vorming en spiritualiteit wilde ze ook doorgeven aan allen om haar heen en naar de toekomst. Allereerst binnen de orde en haar medezusters. Maar ook aan allen die in aanraking zouden komen met de Thabor en de Basiliek. Zij wilde immers haar roeping volgen en o.a. “een steeds groeiende solidariteit bewerken” onder mensen, een solidariteit, een toegroeien naar elkaar, die tijd en ruimte zou overstijgen. Historie en toekomst horen bij elkaar in het nu.
uit: Gerard Sars, Jaarboek Roerstreek 2014, p. 7-13