In het drukke menselijke verkeer is het moeilijk Christus te zien; een
bepaalde eenzaamheid is nodig voor onze geest en ons hart: binnengetreden in
het eigen hart, verborgen voor de buitenwereld, kan men Hem slechts
schouwen. Mensenmassa’s verhinderen ons Jezus
te zien.
Innerlijke eenzaamheid wordt gevonden in het geweten, een diepe
eenzaamheid, waar niemand anders een voet zet of met zijn blik binnendringt.
Laat ons daar wonen in geloof! [1]
God spreekt tot ons op allerlei manieren. De ene keer door middel van
een menselijke hand, zoals door de H. Schrift; een andere keer door een teken
in de geschapen wereld zoals de ster die tot de Wijzen sprak. Hij spreekt door
het lot dat Matthias tot apostel aanwees in plaats van de verrader; Hij spreekt
ook door de geest van mensen, zoals Hij sprak door de profeten, of door de
boodschappen van engelen, die verschenen aan patriarchen, profeten en apostelen
zoals we weten. Hij spreekt door middel van stemmen of klanken van zijn
schepselen, die uit de hemel klonken, zoals we lezen, maar waarbij niemand iets
zag – voorts spreekt God tot de geest van de mens, niet uitwendig waarneembaar
door oor en oog, maar inwendig in het hart op velerlei wijzen: in
droomgezichten zoals bij Laban en de Farao; in geestverrukkingen – in het
Grieks extase genoemd – zoals bij Petrus toen hij in gebed was en hem het grote
aantal gelovigen uit de heidense wereld op symbolische wijze door de hemel werd
geopenbaard – en tenslotte spreekt Hij rechtstreeks, zonder bemiddeling, zuiver
in de Geest, wanneer voor de mens Gods Majesteit en Wil oplichten. Zoiets valt
de mens slechts ten deel wanneer in hem als het ware het verborgen roepen van
de Waarheid klinkt.
Overal roept God op tot heiliging, overal roept hij op tot
boetvaardigheid: Hij roept door aardse weldaden, Hij roept als hij iemands
leven verlengt, Hij roept door lezing, door het aanhoren van preken, hij roept
door verborgen gedachten, Hij roept door een scherp berispend woord, Hij roept
door hemelse troost: “zachtmoedig en vol erbarmen” (Psalm 103[102],8).
Niet door woorden, niet door letters, zo pleegt de Waarheid niet te
spreken; zij spreekt innerlijk tot vergrendelde harten, onderricht innig zonder
klank en galm, verlicht met het licht van de Geest – niet door luid klinkende belerende
wetten, maar door een innerlijke, verborgen, wonderbare, onuitsprekelijke kracht
werkt God in het hart van de mens, bewerkt niet alleen ware openbaringen, maar
ook de wil tot het goede. [2]
[1] (Vgl. In Joh. Ev. 17,11;
Serm. 47,23)
[2] Vgl. Serm.
12,4; Ps 102,16; In Joh. Ev. 54.8; De grat.
Chr. 24,25)