Brood en wijn zijn de gedaanten waaronder Christus in de H. Eucharistie daadwerkelijk aanwezig is. Bij de consecratie spreekt de priester over het brood de volgende woorden uit: "Want dit is Mijn lichaam, dat voor U gegeven wordt" en over de wijn: "Dit is Mijn bloed dat voor U en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden".
Brood en wijn zijn voor ons voedsel ten eeuwige leven. De priester bidt het in de gebeden bij de offerande: "Gezegend zijt gij God, Heer van al wat leeft. Uit Uw milde hand hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot brood van eeuwig leven" en "Uit Uw milde hand hebben wij de beker ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de wijngaard, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot bron van eeuwig leven".
Als wij te communie gaan -of dat nu onder één of twee gedaanten is- worden wij met Christus verenigd op de meest intieme wijze: "mijn ziel verheft zich en wil U ontvangen, mijn lichaam zoekt de troost van Uw gezicht want dor en bitter is dit land" (Psalm 62, 3-5, vertaling Gabriël Smit).