zondag 30 maart 2025
Overweging God is anders - 4QC
Lezingen H. Mis 4e zondag van de veertigdagentijd, jaar C Er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je dood was en levend is geworden.
Uit het boek Jozua.
In die dagen sprak de Heer tot Jozua:
“Vandaag heb Ik de smaad van Egypte van u afgewenteld.”
Terwijl de Israëlieten in Gilgal gelegerd waren,
vierden zij het Paasfeest op de veertiende dag van de maand,
in de avond in de vlakte van Jericho.
En daags na Pasen, juist op die dag,
aten zij ongezuurd brood en geroosterd graan
dat van het land zelf afkomstig was.
De volgende dag hield het manna op;
ze konden nu eten wat het land voortbracht.
Voortaan kregen de Israëlieten geen manna meer;
zij aten gedurende heel het jaar wat Kanaän voortbracht.
Tweede lezing (2 Kor. 5, 17-21)
Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
wie in Christus is, is een nieuwe schepping:
het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen.
En dit alles komt van God.
Hij heeft ons door Christus met zich verzoend
en ons, apostelen, de dienst van die verzoening toevertrouwd.
Ja God was het
die in Christus de wereld met zich verzoende:
Hij telde de fouten van de mensen niet
en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee.
Wij zijn dus gezanten van Christus,
God roept u op door ons woord.
Wij smeken u in Christus’ Naam:
laat u met God verzoenen!
Hem die geen zonde heeft gekend
heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt,
opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden.
Evangelie (Lc. 15, 1-3.11-32)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd
kwamen de tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Jezus
om naar Hem te luisteren.
De Farizeeën en de Schriftgeleerden morden daarover en zeiden:
“Die man ontvangt zondaars en eet met hen.”
Hij hield hun deze gelijkenis voor:
“Een man had twee zonen.
Nu zei de jongste van hen tot zijn vader:
Vader geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb.
En de vader verdeelde zijn vermogen onder hen.
Niet lang daarna pakte de jongste zoon alles bij elkaar
en vertrok naar een ver land.
Daar verkwistte hij zijn bezit in een losbandig leven.
Toen hij alles opgemaakt had
kwam er een verschrikkelijke hongersnood over dat land
en hij begon gebrek te lijden.
Nu ging hij in dienst bij een der inwoners van het land
die hem het veld instuurde om varkens te hoeden.
En al had hij graag zijn buik willen vullen
met de schillen die de varkens aten,
niemand gaf ze hem.
Toen kwam hij tot nadenken en zei:
Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed,
en ik verga hier van de honger.
Ik ga weer naar mijn vader
en ik zal hem zeggen:
Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u;
maar neem mij aan als een van uw dagloners.
Hij ging dus op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem al in de verte aankomen
en hij werd door medelijden bewogen;
hij snelde op hem toe
viel hem om de hals en kuste hem hartelijk.
Maar de zoon zei tot hem:
Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u;
ik ben het niet meer waard uw zoon te heten.
Doch de vader gelastte zijn knechten:
Haalt vlug het mooiste kleed en trekt het hem aan,
steekt hem een ring aan zijn vinger en trekt hem sandalen aan.
Haalt het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren,
want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden,
hij was verloren en is teruggevonden.
Ze begonnen dus feest te vieren.
Intussen was zijn oudste zoon op het land.
Toen hij echter terugkeerde en het huis naderde
hoorde hij muziek en dans.
Hij riep een van de knechten
en vroeg wat dat te betekenen had.
Deze antwoordde:
Uw broer is thuisgekomen
en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten
omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.
Maar hij werd kwaad en wilde niet naar binnen.
Toen zijn vader naar buiten kwam en bij hem aandrong
gaf hij zijn vader ten antwoord:
Al zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw geboden overtreden,
toch hebt gij mij nooit een bokje gegeven
om eens met mijn vrienden feest te vieren.
En nu die zoon van u is gekomen
die uw vermogen heeft verbrast met slechte vrouwen,
hebt ge voor hem het gemeste kalf laten slachten.
Toen antwoordde de vader:
jongen, jij bent altijd bij me
en alles wat van mij is, is ook van jou.
Maar er moet feest en vrolijkheid zijn,
omdat die broer van je dood was en levend is geworden,
verloren was en teruggevonden.”
dinsdag 25 maart 2025
Icoon van de Aankondiging van Christus 25 maart
Op deze icoon zien we de aartsengel Gabriël die Maria de Blijde Boodschap brengt. Maria houdt een spoel in de hand met een rode draad. Volgens de Traditie werkt ze aan het voorhangsel van de tempel. Vanaf de ‘mandorla’ of halve cirkel bovenin loopt een straal naar haar en daarin zien we een kleinere cirkel met een duif. Dit verbeeldt dat de Heilige Geest over haar komt en het Woord van God in haar een mens van vlees en bloed wordt (Joh. 1,14). Ze wordt de moeder van Jezus, de Moeder van de Zoon van God (Lc. 1,35), de Moeder Gods.
De geboorte van Johannes de Doper
De Evangelist Lucas begint met de vermelding dat hij alles nauwkeurig heeft onderzocht en overtuigt ons dat alles betrouwbaar is wat ooggetuigen van Jezus aan hem hebben overgebracht. Hij schrijft eerst dat de engel Gabriël aan de priester Zacharias verschijnt. Hij is door het lot gekozen om het wierookoffer in de tempel te brengen. Gabriël deelt hem mee dat zijn gebed verhoord is: zijn vrouw zal hem een zoon schenken die zij Johannes moeten noemen (Lc. 1,13). De engel voorspelt dat Zacharias het zal uitjubelen en dat velen zich over zijn geboorte zullen verblijden.
Nog in de schoot van zijn moeder zal hij met de Heilige Geest vervuld worden. Johannes zal velen terugbrengen tot God. Maar Zacharias twijfelt aan zijn woorden omdat hij en zijn vrouw Elisabet in zijn ogen te oud zijn om nog kinderen te krijgen. Omdat hij de woorden van de engel niet geloofd heeft, zal hij niet meer kunnen praten volgens de engel. Tot de dag waarop vervuld wordt wat Gabriël hem heeft aangekondigd. En na een tijd raakt Elisabet na zo lang wachten zwanger. Ze houdt het verborgen tot haar vijfde maand.
De Boodschap van Gabriël
Elisabet is afkomstig uit de stam van Aäron, de eerste hogepriester uit het Oude Testament. Lucas schrijft dat als ze zes maanden in verwachting is, de engel Gabriel ook naar Nazareth wordt gezonden waar Maria woont. De engel Gabriël staat voor Gods Aanschijn (Lc. 1, 19) en hij is met Michaël en Rafaël één van de drie aartsengelen. Op de icoon draagt hij een staf wat verwijst naar zijn goddelijk gezag. Net als de rechter engel van de Triniteitsicoon draagt hij een groen gewaad, de kleur van het leven en van de heilige Geest.
Op sommige iconen van de aankondiging staat hij zelfs twee keer afgebeeld als uitdrukking van zijn verwondering om Maria's schoonheid en zuiverheid. Ze is verloofd met Jozef en zoals heel het volk in die tijd leven ze in de verwachting van de komst van de Messias, de vervulling van de Schriften: Zie uw Koning komt tot u (Zach. 9,9). Gabriël begroet haar met de woorden: Verheug u Begenadigde, de Heer is met u (Lc. 1,28). Maria schrikt op van zijn woorden en probeert ze te begrijpen. De engel stelt haar daarop gerust: Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.
Maria’s Ja-Woord
Op de icoon zien we Maria op een speciale stoel met een rood kussen zitten. Het verwijst naar de troon van Koning David en het toont Maria’s koninklijke waardigheid aan. Ze houdt een spoel in de handen en weeft een rode draad. Volgens de Traditie werkt ze mee aan het voorhangsel in de tempel voor het Heiligste der heiligen. Gabriël kondigt haar aan dat ze een Zoon ter wereld zal brengen, die Zij Jezus moet noemen (Lc. 1,31). De engel verklaart haar: Aan zijn koningschap zal nooit een einde zal komen.
Ze vraagt hoe dit dan gebeuren zal, want ze heeft nog geen man.
Volgens de overlevering is Maria op jonge leeftijd in de tempel aan God opgedragen. Dit feest vieren we op 21 november. De engel antwoordt haar dan: De kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. In het Oude Testament lezen we ook over de wolk van Gods Aanwezigheid die de tempel vervult. De ‘mandorla’ vertegenwoordigt de geopende Hemel. Gabriël brengt haar ook op de hoogte van de wonderbare zwangerschap van haar nicht Elisabet. Dan stemt Maria in: Zie de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar Uw Woord (Lc. 1,38). Op sommige iconen zien we deze straal naar Maria’s oor gaan, Maria luistert heel haar leven naar God.
Liturgia Horarum 25 maart Maria Boodschap
John Henry Newman [1801-1890] Mei-meditaties 16 – Maria Boodschap: Moeder van de Zaligmaker
zondag 23 maart 2025
Lezingen H. Mis 3e zondag van de veertigdagentijd, jaar C Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht

Uit het boek Exodus.
In die dagen
hoedde Mozes de kudde van zijn schoonvader Jitro,
de priester van Midjan.
Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn
en kwam hij bij de berg van God, de Horeb.
Toen verscheen hem de engel van de Heer,
in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik.
Mozes keek toe
en zag dat de doornstruik in lichter laaie stond
en toch niet verbrandde.
Hij dacht:
“Ik ga er op af om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken.
Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt?”
De Heer zag hem naderbij komen om te kijken.
En vanuit de doornstruik riep God hem toe:
“Mozes.”
“Hier ben ik,” antwoordde hij.
Toen sprak de Heer:
“Kom niet dichterbij. Doe uw sandalen uit,
want de plaats waar gij staat is heilige grond.”
En Hij vervolgde: “Ik ben de God van uw vader,
de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jacob.”
Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God
op te zien.
De Heer sprak:
“Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien,
de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord;
ja, Ik ken zijn lijden.
Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte.”
Maar Mozes sprak opnieuw tot God.
“Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg:
De God van uw vaderen zendt mij tot u,
en zij vragen: Hoe is zijn naam?
Wat moet ik dan antwoorden?”
Toen sprak God tot Mozes:
“Ik ben die is.”
En ook: “Dit moet gij de Israëlieten zeggen:
De Heer, de God van uw vaderen,
de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jacob,
zendt mij tot u.
Dit is mijn Naam voor altijd.
Zo moet men Mij aanspreken, alle geslachten door.”
Tweede lezing (1 Kor. 10, 1-6.10-12)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
gij moet goed weten
dat onze vaderen wel allen onder de wolk zijn geweest,
allen door de zee zijn getrokken,
allen zijn zij door wolk en zee in Mozes gedoopt,
allen aten zij hetzelfde geestelijke voedsel,
allen dronken dezelfde geestelijke drank,
– want zij dronken uit de geestelijke rots die met hen meeging
en die rots was de Christus –
maar in de meesten van hen heeft God geen welbehagen gehad;
immers: zij werden neergeveld in de woestijn.
Deze gebeurtenissen zijn een les voor ons
opdat wij niet zoals zij, slechte dingen zouden begeren.
Mort ook niet tegen God, zoals sommigen onder hen:
zij zijn gedood door de verderver.
Wat hun overkwam had een diepe zin
en het werd te boek gesteld als een waarschuwing voor ons,
tot wie het einde der tijden gekomen is.
Daarom, wie meent te staan
moet oppassen dat hij niet valt.
bij.
Evangelie (Lc. 13, 1-9)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd waren er bij Jezus enkele mensen
die Hem vertelden wat er gebeurd was met de Galileeërs,
van wie Pilatus het bloed
met dat van hun offerdieren had vermengd.
Daarop zei Jezus:
“Denkt ge, dat onder alle Galileeërs
alleen deze mensen zondaars waren
omdat zij dat lot ondergaan hebben?
Volstrekt niet, zeg Ik u.
Maar als gij u niet bekeert,
zult ge allen op een dergelijke manier omkomen.
Of die achttien die gedood werden
doordat de toren bij de Silóam op hen viel:
denkt ge dat die alleen schuldig waren
onder alle mensen die in Jeruzalem woonden?
Volstrekt niet, zeg Ik u.
Maar als gij niet tot bekering komt,
zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen.
” Toen vertelde Hij de volgende gelijkenis:
“Iemand had een vijgenboom die in zijn wijngaard geplant stond.
Hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets.
Toen zei hij tot de wijngaardenier:
Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgenboom vruchten zoeken
maar ik vind er geen.
Hak hem om! Waartoe put hij nog de grond uit?
Maar de man gaf hem ten antwoord:
Heer laat hem dit jaar nog staan;
laat mij eerst de grond er omheen omspitten
en er mest op brengen.
Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht;
zo niet, dan kunt ge hem omhakken.”
Ons geweten klaagt ons aan. Maar: horen we het nog?
qui peccatorum remedia
in ieiuniis, orationibus et eleemosynis demonstrasti,
hanc humilitatis nostræ confessionem propitius intuere,
ut, qui inclinamur conscientia nostra,
tua semper misericordia sublevemur.
woensdag 19 maart 2025
zaterdag 15 maart 2025
Lezingen H. Mis 2e zondag van de veertigdagentijd, jaar C - Zij zagen zijn heerlijkheid.
Eerste lezing: Gen. 15, 5-12.17-18
In die dagen leidde God Abram naar buiten en zei:
“Kijk naar de hemel en tel de sterren, als ge kunt.”
En Hij verzekerde hem:
“Zo talrijk wordt uw nageslacht.”
Abram geloofde de Heer en deze rekende hem dat
als gerechtigheid aan.
Toen zei God tot hem:
“Ik ben de Heer, die u uit Ur in Chaldea heb geleid
om u dit land in bezit te geven.”
Abram vroeg:
“Heer God, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?”
Hij zei tot hem:
“Haal een driejarige koe, een driejarige bok,
een driejarige ram, een tortel en een jonge duif.”
Abram haalde dit alles, sneed de dieren middendoor,
en legde de stukken tegenover elkaar;
alleen de vogels sneed hij niet door.
Er kwamen roofvogels op de dode dieren af,
maar Abram joeg ze weg.
Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap;
hevige angst en duisternis overviel hem.
Toen de zon was ondergegaan,
en het helemaal donker was geworden,
zag Abram een rokende oven en een vurige fakkel
die tussen de stukken doorging.
Op die dag sloot de Heer een verbond met Abram.
Hij zei:
“Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land,
vanaf de beek van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat.”
Tweede lezing: Fil. 3, 17-4, 1 of 3, 20-4, 1
Broeders en zusters,
( Volgt mij na en houdt hen voor ogen
die zich gedragen naar het voorbeeld dat ik u gegeven heb.
Want ik heb er u al vaak over gesproken
en moet het nu onder tranen herhalen:
velen leiden een leven dat hen indeelt
bij de vijanden van Christus’ kruis.
Zij zijn op weg naar de ondergang,
hun buik is hun God,
in hun schande stellen zij hun eer,
zij hebben hun zinnen gezet op het aardse.
Maar) ons vaderland is in de hemel
en uit de hemel verwachten wij onze verlosser,
de Heer Jezus Christus.
Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen
en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam,
met dezelfde kracht
die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen.
Daarom, mijn beminde broeders en zusters, naar wie ik zo verlang,
mijn vreugde en mijn kroon,
houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden.
Evangelie: Lc. 9, 28b-36
In die tijd nam Jezus
Petrus, Johannes en Jacobus met zich mee
en besteeg de berg Tabor om er te bidden.
Terwijl Hij in gebed was veranderde zijn gelaat van aanblik
en werden zijn kleren verblindend wit.
En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek;
het waren Mozes en Elia
die in heerlijkheid verschenen waren,
en zij spraken over zijn heengaan
dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken.
Petrus en zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand.
Klaar wakker geworden zagen zij zijn heerlijkheid
en de twee mannen die bij Hem stonden.
Toen dezen van Hem heen wilde gaan zei Petrus tot Jezus:
“Meester, het is goed dat wij hier zijn.
Laten wij drie tenten bouwen,
een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.”
Maar hij wist niet wat hij zei.
Terwijl hij zo sprak, kwam er een wolk die hen overschaduwde.
Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees bevangen.
Uit de wolk klonk een stem die sprak:
“Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene,
luistert naar Hem.”
Terwijl de stem weerklonk
bemerkten zij dat Jezus alleen was.
Zij zwegen erover
en verhaalden in die tijd aan niemand iets
van wat zij gezien hadden.
Twee Thabormeditaties op de Zondag van de Gedaanteverandering van de Heer Tweede zondag van de Veertigdagentijd "Schitterend als de zon".
Overweging: Samen met God de bergen en dalen van ons leven tegemoet treden. (2Q-C)
Het zal voor velen van ons heel herkenbaar zijn dat onze stemming nog wel eens wisselt. Lang niet altijd kunnen we aanwijzen waar hem dat in zit. Het ene moment voel je je tevreden en het volgende moment maakt zich een bedrukt gevoel van je meester. Met verbazing bemerken we dit.
Soms maakt het ons zelfs van streek. Het is vaak een onbegrijpelijk en grillig gebeuren waar we geen greep op lijken te hebben. Dit maakt ons regelmatig boos en we gaan proberen dat eerdere gevoel terug te laten komen.
Eigenlijk willen we alleen maar leven met een goed gevoel. We willen tevreden, opgewekt, enthousiast en gelukkig zijn, maar niet bezorgd, bang, down, somber en chagrijnig. En zo vechten we tegen deze gevoelens. Dit is bij voorbaat al een heilloze strijd, het wordt alleen maar erger.
Dit doet me denken aan Petrus als hij met Christus op de berg der verheerlijking is en getuige mag zijn van een geweldig schouwspel.
Volgens het evangelie zegt Petrus : ´Heer, het is goed, dat wij hier zijn ; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan´.
Petrus wilde dat goede moment vasthouden, het onder een stukje tentzeil vangen. Ook hij moest leren dat je niet op een berg kunt blijven, dat je hoogtepunten niet kunt vasthouden, maar dat je de berg af moet, het dal weer in.
Het leven bestaat uit bergen en dalen en ook uit aangename en minder aangename gevoelens. Ze wisselen elkaar af en horen allemaal bij ons als mens. De kunst van het leven is ook te kunnen leven met gevoelens als somberheid, neerslachtigheid, matheid en dergelijke. Het is geen verdienste om een dag door te komen waarop we ons goed voelen, maar het is een kunst als we een dag doorkomen waarop we ons down voelen.
In Mattheus staat dat Petrus samen met Jezus de berg afdaalde. Daarin ligt een stukje kracht dat ook wij tot onze beschikking hebben: samen met God de bergen en dalen van ons leven tegemoet treden. We zullen ook de mindere gevoelens accepteren die we hebben in ons leven en we mogen ons gesteund weten door Gods liefdevolle aanwezigheid en nabijheid.
zondag 9 maart 2025
Lezingen H. Mis 1e zondag van de veertigdagentijd, jaar C - Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef stellen.
Uit het boek Deuteronomium.
In die dagen sprak Mozes tot het volk:
“De priester zal de korf met de eerste veldvruchten
van u aannemen
en hem plaatsen voor het altaar van de Heer, uw God.
Dan moet gij staande voor de Heer, uw God, zeggen:
Mijn vader was een zwervende Arameër.
Hij is met een klein aantal mensen naar Egypte gegaan.
Maar terwijl hij daar als vreemdeling verbleef,
is hij een groot, machtig en talrijk volk geworden.
Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden,
ons verdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden,
hebben wij tot de Heer, de God van onze vaderen geroepen.
En de Heer heeft ons verhoord en zich onze vernedering,
ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken.
Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand,
met opgeheven arm,
onder grote verschrikkingen, tekenen en wonderen.
Hij heeft ons naar deze plaats gebracht
en ons dit land geschonken,
een land van melk en honing.
Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond,
die Gij,
de Heer, mij heeft geschonken.”
En Mozes voegde eraan toe:
“Dan moet ge die voor de Heer uw God neerleggen
en u voor Hem neerbuigen.”
Tweede lezing (Rom. 10, 8-13)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
dit zegt de Schrift:
“Het woord is vlak bij,
het is in uw mond,
het is in uw hart,”
het woord namelijk van het geloof dat wij verkondigen.
Want als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is,
en als uw hart gelooft
dat God Hem van de doden heeft opgewekt,
zult gij gered worden.
Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid
en de belijdenis van uw mond brengt het heil.
Zo zegt de Schrift:
“Niemand die in Hem gelooft zal worden teleurgesteld.”
Er bestaat geen verschil tussen Jood en heiden.
Zij hebben allen dezelfde Heer,
rijk aan gaven voor allen die Hem aanroepen.
Want alwie de naam van de Heer aanroept
zal gered worden.
Evangelie (Lc. 4, 1-13)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd ging Jezus, vervuld van de heilige Geest,
weg van de Jordaan.
Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd,
waar Hij veertig dagen verbleef
en door de duivel op de proef werd gesteld.
Gedurende die dagen at Hij niets
en toen ze voorbij waren kreeg Hij honger.
De duivel zei tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
beveel dan aan die steen daar dat hij in brood verandert.”
Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er staat geschreven:
De mens leeft niet van brood alleen.”
Daarop voerde de duivel Hem omhoog
en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken der wereld.
En de duivel sprak tot Hem:
“Ik zal U alle macht geven over deze heerlijke gebieden
want ze zijn mij geschonken,
en ik geef ze aan wie ik wil.
Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt,
zal dat alles van U zijn.”
Toen antwoordde Jezus hem:
“Er staat geschreven:
de Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.”
Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem,
plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort
en sprak tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
werp U dan vanaf deze plaats naar beneden;
want er staat geschreven:
Aan zijn engelen zal Hij omtrent U het bevel geven
U te beschermen
en zij zullen U op de handen nemen
opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.”
Maar Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er is gezegd: Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef
stellen.”
Toen gaf de duivel al zijn pogingen om Hem te verleiden op
en hij verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd.
zaterdag 1 maart 2025
Overweging op Carnavalszondag - Wie van binnen wijs is, spreekt wijze woorden.
In deze dagen vieren mensen carnaval. Maar carnaval duurt slechts een paar dagen. Op Aswoensdag is de pret voorbij en dan begint het gewone leven weer. Dan moet je voorzichtig zijn met iedereen te vertellen, wat je op je hart hebt. Twee spreekwoorden zeggen : ´Horen, zien en zwijgen´ en ´Spreken is zilver, maar zwijgen is goud´.
Wij nuchterlingen, laten niet gauw het achterste van onze
tong zien, wij houden niet van opscheppers. ´Doe maar gewoon´, zeggen wij dan.
Zwijgen als een graf is ook niet zaligmakend.
Hoe kan een mens spreken om zelf tot haar of zijn recht te
komen en ook anderen in hun recht te laten ?
De Bijbel geeft ons advies over het menselijk spreken. Wij
worden in dat wijze boek opgeroepen onszelf te beluisteren. Dat kán heel
pijnlijk en onthullend voor ons zijn, maar ook zeer leerzaam !
Daar zijn allereerst de babbelaars en kletskousen, die alle
laatste nieuwtjes rondbazuinen. Dan volgen roddelaars, kwaadsprekers en
lasteraars die anderen kwetsen en verdacht maken. Dan komen de vleiers en
huichelaars die zichzelf mooier voordoen dan zij in werkelijkheid zijn en niet
te vergeten de fantasten en leugenaars die hun eigen hersenspinsels voor waar
aanzien.
Goddánk zijn er ook nog sprekers voor wie de waarheid heilig
is, mensen die recht door zee gaan en eerlijk vertellen wat er in hen leeft.
Dat zijn de mensen die spreken over waar hun hart vol van is. Daarom boezemen
zij bij anderen vertrouwen in. Er wordt echt naar hen geluisterd. Je weet wat
je aan hen hebt.
Het spreken van de mens is de uiting van wat er binnen in
hem leeft.
Spreken is de buitenkant van ons innerlijk. Wie van binnen
wijs is, spreekt wijze woorden, maar wie van binnen dom is, kraamt ook domme
taal uit.
Een mens die wijze woorden spreekt is iemand die door vallen
en opstaan zichzelf heeft leren kennen, die de betrekkelijkheid van deze wereld
ontdekt heeft. Hij is een waarachtig mens die ondanks alle tegenslag en
teleurstelling blijft vasthouden aan menselijke waarden die in zijn hart
verborgen liggen. Hij laat zich leiden door de stem van zijn geweten.
Een wijze was ook de apostel Paulus die schrijft : ´spreken
is voor mij getuigen van Christus die verrezen is´. Niet de harde wet die
uitloopt op de dood, maar zijn geloof in en hoop op Christus was de inspiratie
van zijn hart en van zijn woorden.
Mogen wij Hem daarin navolgen.
Lezingen H. Mis 8e zondag door het jaar C Haal eerst die balk uit uw eigen oog, dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen die in het oog van uw broeder zit.
Uit het boek Ecclesiasticus.
Als men de zeef schudt, blijft het kaf. En in het spreken ontdekt men het boze van de mens. Het werk van de pottenbakker wordt beproefd door de oven, en de mens door wat hij zegt in het gesprek. Aan de vruchten van de boom erkent men de boomgaard, en aan de woorden van de mens zijn gezindheid. Prijs daarom geen mens vóórdat hij gesproken heeft, want eerst op grond daarvan kan men een mens beoordelen.
Tweede lezing (1 Kor. 15,54-58)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, wanneer het vergankelijke met onvergankelijkheid is gekleed en het sterfelijke met onsterfelijkheid, dan zal het woord van de Schrift in vervulling gaan: “De dood is verslonden, de zege is behaald! Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel?” De angel van de dood is de zonde en de kracht van de zonde is de wet. Maar God zij gedankt, die ons de overwinning geeft door Jezus Christus, onze Heer. Daarom geliefde broeders en zusters, weest standvastig en onwankelbaar en gaat altijd voort met het werk des Heren; gij weet toch dat uw inspanning, dank zij Hem, niet vergeefs is.
Evangelie (Lc. 6,39-45)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor: “Kan soms de ene blinde de andere leiden? Vallen dan niet beiden in de kuil? De leerling staat niet boven zijn meester; maar hij zal ten volle gevormd zijn als hij is gelijk zijn meester. Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder en waarom slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog? Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen, terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt? Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog, dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen die in het oog van uw broeder zit. Er bestaat geen goede boom die zieke vruchten voortbrengt en evenmin een zieke boom die goede vruchten voortbrengt. Een boom immers kent men aan zijn vruchten; men plukt geen vijgen van dorens, men oogst geen druiven van een braamstruik. Een goed mens brengt het goede te voorschijn uit de schat van goedheid in zijn hart; maar een slechte brengt het slechte te voorschijn uit zijn schat van slechtheid; want waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over.”