zaterdag 5 maart 2022

Lezingen H. Mis 1e zondag van de veertigdagentijd, jaar C

Eerste lezing (Deut. 26, 4-10)
Uit het boek Deuteronomium.
In die dagen sprak Mozes tot het volk:
“De priester zal de korf met de eerste veldvruchten
van u aannemen
en hem plaatsen voor het altaar van de Heer, uw God.
Dan moet gij staande voor de Heer, uw God, zeggen:
Mijn vader was een zwervende Arameër.
Hij is met een klein aantal mensen naar Egypte gegaan.
Maar terwijl hij daar als vreemdeling verbleef,
is hij een groot, machtig en talrijk volk geworden.
Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden,
ons verdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden,
hebben wij tot de Heer, de God van onze vaderen geroepen.
En de Heer heeft ons verhoord en zich onze vernedering,
ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken.
Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand,
met opgeheven arm,
onder grote verschrikkingen, tekenen en wonderen.
Hij heeft ons naar deze plaats gebracht
en ons dit land geschonken,
een land van melk en honing.
Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond,
die Gij,
de Heer, mij heeft geschonken.”
En Mozes voegde eraan toe:
“Dan moet ge die voor de Heer uw God neerleggen
en u voor Hem neerbuigen.”

Tweede lezing (Rom. 10, 8-13)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
dit zegt de Schrift:
“Het woord is vlak bij,
het is in uw mond,
het is in uw hart,”
het woord namelijk van het geloof dat wij verkondigen.
Want als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is,
en als uw hart gelooft
dat God Hem van de doden heeft opgewekt,
zult gij gered worden.
Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid
en de belijdenis van uw mond brengt het heil.
Zo zegt de Schrift:
“Niemand die in Hem gelooft zal worden teleurgesteld.”
Er bestaat geen verschil tussen Jood en heiden.
Zij hebben allen dezelfde Heer,
rijk aan gaven voor allen die Hem aanroepen.
Want alwie de naam van de Heer aanroept
zal gered worden.

Evangelie (Lc. 4, 1-13)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd ging Jezus, vervuld van de heilige Geest,
weg van de Jordaan.
Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd,
waar Hij veertig dagen verbleef
en door de duivel op de proef werd gesteld.
Gedurende die dagen at Hij niets
en toen ze voorbij waren kreeg Hij honger.
De duivel zei tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
beveel dan aan die steen daar dat hij in brood verandert.”
Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er staat geschreven:
De mens leeft niet van brood alleen.”
Daarop voerde de duivel Hem omhoog
en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken der wereld.
En de duivel sprak tot Hem:
“Ik zal U alle macht geven over deze heerlijke gebieden
want ze zijn mij geschonken,
en ik geef ze aan wie ik wil.
Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt,
zal dat alles van U zijn.”
Toen antwoordde Jezus hem:
“Er staat geschreven:
de Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.”
Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem,
plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort
en sprak tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
werp U dan vanaf deze plaats naar beneden;
want er staat geschreven:
Aan zijn engelen zal Hij omtrent U het bevel geven
U te beschermen
en zij zullen U op de handen nemen
opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.”
Maar Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er is gezegd: Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef
stellen.”
Toen gaf de duivel al zijn pogingen om Hem te verleiden op
en hij verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd.