zaterdag 12 maart 2022

Lezingen H. Mis 2e zondag van de veertigdagentijd, jaar C - Zij zagen zijn heerlijkheid.


 Eerste lezing
: Gen. 15, 5-12.17-18

In die dagen leidde God Abram naar buiten en zei:

“Kijk naar de hemel en tel de sterren, als ge kunt.”

En Hij verzekerde hem:

“Zo talrijk wordt uw nageslacht.”

Abram geloofde de Heer en deze rekende hem dat

als gerechtigheid aan.

Toen zei God tot hem:

“Ik ben de Heer, die u uit Ur in Chaldea heb geleid

om u dit land in bezit te geven.”

Abram vroeg:

“Heer God, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?”

Hij zei tot hem:

“Haal een driejarige koe, een driejarige bok,

een driejarige ram, een tortel en een jonge duif.”

Abram haalde dit alles, sneed de dieren middendoor,

en legde de stukken tegenover elkaar;

alleen de vogels sneed hij niet door.

Er kwamen roofvogels op de dode dieren af,

maar Abram joeg ze weg.

Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap;

hevige angst en duisternis overviel hem.

Toen de zon was ondergegaan,

en het helemaal donker was geworden,

zag Abram een rokende oven en een vurige fakkel

die tussen de stukken doorging.

Op die dag sloot de Heer een verbond met Abram.

Hij zei:

“Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land,

vanaf de beek van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat.”


Tweede lezing: Fil. 3, 17-4, 1 of 3, 20-4, 1

Broeders en zusters,

( Volgt mij na en houdt hen voor ogen

die zich gedragen naar het voorbeeld dat ik u gegeven heb.

Want ik heb er u al vaak over gesproken

en moet het nu onder tranen herhalen:

velen leiden een leven dat hen indeelt

bij de vijanden van Christus’ kruis.

Zij zijn op weg naar de ondergang,

hun buik is hun God,

in hun schande stellen zij hun eer,

zij hebben hun zinnen gezet op het aardse.

Maar) ons vaderland is in de hemel

en uit de hemel verwachten wij onze verlosser,

de Heer Jezus Christus.

Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen

en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam,

met dezelfde kracht

die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen.

Daarom, mijn beminde broeders en zusters, naar wie ik zo verlang,

mijn vreugde en mijn kroon,

houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden.


Evangelie: Lc. 9, 28b-36

In die tijd nam Jezus

Petrus, Johannes en Jacobus met zich mee

en besteeg de berg Tabor om er te bidden.

Terwijl Hij in gebed was veranderde zijn gelaat van aanblik

en werden zijn kleren verblindend wit.

En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek;

het waren Mozes en Elia

die in heerlijkheid verschenen waren,

en zij spraken over zijn heengaan

dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken.

Petrus en zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand.

Klaar wakker geworden zagen zij zijn heerlijkheid

en de twee mannen die bij Hem stonden.

Toen dezen van Hem heen wilde gaan zei Petrus tot Jezus:

“Meester, het is goed dat wij hier zijn.

Laten wij drie tenten bouwen,

een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.”

Maar hij wist niet wat hij zei.

Terwijl hij zo sprak, kwam er een wolk die hen overschaduwde.

Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees bevangen.

Uit de wolk klonk een stem die sprak:

“Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene,

luistert naar Hem.”

Terwijl de stem weerklonk

bemerkten zij dat Jezus alleen was.

Zij zwegen erover

en verhaalden in die tijd aan niemand iets

van wat zij gezien hadden.