John
Henry Newman [1801-1890]
Mei-meditaties 16 – Maria Boodschap:
Moeder van de Zaligmaker
Hier zoals in onze overweging van gisteren moeten wij begrijpen
wat bedoeld wordt als we de Heer Zaligmaker noemen, om dan te kunnen begrijpen
waarom die naam genoemd wordt tot het vormen van een der titels die in de
Litanie voor Maria gebruikt worden.
De bijzondere naam waaronder de Heer vóór zijn komst bekend was,
zagen wij gisteren, was die van Messias of Christus. Zó was Hij bekend aan de
Joden. Maar toen Hij zich werkelijk op aarde vertoonde, werd Hij bekend onder
drie nieuwe titels: De Zoon van God, de Mensenzoon, en de Zaligmaker. De eerste
drukte zijn goddelijke Natuur uit, de tweede zijn menselijke Natuur, de derde
zijn persoonlijke functie. De engel die aan Maria verscheen noemde Hem de Zoon
van God; de engel die aan Sint Jozef verscheen noemde Hem Jezus, welke naam in
onze taal Zaligmaker betekent; ook de engelen die aan de herders verschenen
noemden Hem Zaligmaker (Lc 2,11).
Maar Hij zelf noemde zich in het bijzonder de Mensenzoon.
Niet alleen engelen noemen Hem Zaligmaker, maar ook de twee
grootsten onder de apostelen, de H.Petrus en de H.Paulus in hun eerste preken. De
H.Petrus zegt dat Hij is “Leidsman en Zaligmaker” (Hand 5, 31), en de H.Paulus: “onze Zaligmaker Jezus Christus” (Tit 3, 6). En zowel de apostelen als de
engelen geven ons de reden op waarom Hij aldus genoemd wordt – omdat Hij ons namelijk
verlost heeft uit de macht van de boze geest en uit de schuld en de ellende van
onze zonden. Zo zegt de engel tot Sint Jozef: “Gij zult Hem Jesus noemen, want
Hij zal zijn volk verlossen van hun zonden” (Mt 1, 21); en de H.Petrus: “God heeft Hem verheven als Leidsman en
Zaligmaker om aan Israël bekering te schenken en vergiffenis van zonden” (Hand 5, 21) En van zichzelf zegt Hij:
“De Mensenzoon is komen redden was verloren was” (Mt 18, 11).
Laat ons nu nagaan hoe dit onze gedachten over Maria raakt. Het
redden van slaven uit de macht van de vijand beduidt een strijd. Omdat de Heer
Verlosser, Zaligmaker was, was Hij strijder. Hij kon de gevangenen niet
verlossen zonder strijd, zonder persoonlijk te lijden. Wie zijn het nu die een
bijzondere afschuw hebben van oorlogen? Een heidens dichter antwoordt.
“Oorlogen”, zegt Hij, “worden verafschuwd door Moeders” (Horatius, Od. 1,1,24). Moeders zijn het die vooral te
lijden hebben tijdens een oorlog. Ze mogen trots zijn op de eer die haar
kinderen verdienen; maar die trots neemt geen stukje weg van de langdurige
pijn, de onrust, de spanning, de verlatenheid en de angst, die de moeder van
een soldaat ondervindt. Zo ging het ook met Maria. Dertig jaren was zij
gezegend geweest met de voortdurende aanwezigheid van haar Zoon – zij had Hem
zelfs aan haar onderdanig. Maar het ogenblik brak aan waarop de strijd waarvoor
Hij op aarde was gekomen, Hem opeiste. Hij was immers gekomen, niet slechts om
de Zoon van Maria te zijn, maar om de Zaligmaker van de mens te worden; en daarom ging Hij eindelijk van haar
scheiden. Toen ondervond zij wat het zeggen wil de moeder van een soldaat te
zijn. Hij ging van haar weg; zij zag Hem niet meer; zij trachtte tevergeefs in
zijn nabijheid te komen. Jaren lang had Hij in haar armen geleefd, en daarna
minstens in haar woning; - Maar nu, volgens zijn eigen woorden “had de
Mensenzoon niets meer om er zijn hoofd op neer te leggen” (Mt 8,20). En toen, na enkele jaren, hoorde zij van zijn
gevangenneming, zijn zogenaamd proces, van zijn passie. Eindelijk wist zij toen
in zijn nabijheid te komen – Wanneer en waar? – Op weg naar Calvarië, en toen
Hij aan het kruis hing. En eindelijk kreeg zij Hem weer in haar ramen; ja, maar
slechts toen Hij dood was. Het is waar, dat Hij opstond van de doden; maar
daardoor kreeg zij Hem nog niet terug, want Hij steeg op ten hemel, en zij kon
Hem daar nog niet terstond volgen. Neen, zij bleef nog vele jaren op aarde,
onder de zorg, weliswaar, van zijn dierbaarste apostel, de H. Johannes. Maar
wat was zelfs de heiligste man in vergelijking met haar eigen Zoon, die
tegelijk de Zoon van God was?
O heilige Maria, Moeder van onze Zaligmaker, wij zijn in onze
overwegingen nu plotseling overgegaan van de Blijde naar de Droevige Geheimen,
van de Boodschap van de Engel Gabriel naar de Zeven Smarten. Daarover zullen
dan de volgende overwegingen gaan, die wij over u houden.