zaterdag 3 februari 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomadæ IV per annum Sabbato Ad Officium lectionis De humana navitate




Lectio altera
Ex Constitutióne pastoráli Gáudium et spes Concílii Vaticáni secúndi de Ecclésia in mundo huius témporis
(Nn. 35-36)

Tweede lezing
Over de menselijke activiteit
Gelijk de menselijke activiteit voortkomt uit de mens, zo is ze ook gericht op de mens. Door zijn arbeid immers verandert de mens niet alleen de dingen en de samenleving, maar vervolmaakt hij ook zich zelf. Hij doet veel kennis op, ontwikkelt zijn begaafdheden, treedt uit zich zelf een stijgt uit boven zich zelf. Deze uitgroei is, mits goed begrepen, veel belangrijker dan de opeenhoping van alle mogelijke uiterlijke rijkdom. De waarde van de mens ligt meer in hetgeen hij is dan in hetgeen hij bezit. Vgl. Z. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot het Corps Diplomatique (7 jan 1965)

Insgelijks bezit al wat de mensen doen met het oog op grotere rechtvaardigheid, een ruimere broederlijkheid, een menselijker ordening in de sociale betrekkingen grotere waarde dan de technische vooruitgang. Want deze laatste kan wel de materiële basis bieden voor de menselijke ontwikkeling, maar hij is niet in staat uit zich zelf alleen deze menselijke ontwikkeling te realiseren.
De norm voor de menselijke activiteit is derhalve, dat ze, overeenkomstig het plan en de wil van God, beantwoordt aan het waarachtig welzijn van de mensheid, en dat ze de mens én als individu én als lid van de samenleving in staat stelt, zijn totale roeping te ontplooien en te vervullen.
Toch schijnen velen van onze tijdgenoten de vrees te koesteren, dat een te nauw samengaan van menselijke activiteit en godsdienst gevaar oplevert voor de autonomie van de mensen, de gemeenschappen of de wetenschap. Vat men de autonomie van de aardse werkelijkheden zó op, dat de geschapen dingen en de gemeenschappen zelf hun eigen wetten en hun eigen waarden bezitten, die de mens geleidelijk moet ontdekken, benutten en ordenen, dan is de eis van autonomie ten volle gerechtvaardigd, want ze stemt overeen met het dringend verlangen van de moderne mensen en beantwoordt ook aan de wil van de Schepper. Immers krachtens de aard zelf van de schepping bezitten de dingen hun eigen bestaan waarheid, voortreffelijkheid, hun eigen wetten en orde, die de mens dient te eerbiedigen door de eigen methoden van iedere wetenschap en techniek te erkennen. Daarom zal een methodisch onderzoek op elk wetenschappelijk gebied, mits het echt wetenschappelijk gebeurt en overeenkomstig de morele normen, nooit werkelijk in strijd zijn met het geloof, omdat de profane werkelijkheden n de geloofswerkelijkheden haar oorsprong hebben in dezelfde God.
Nog sterker: wie met nederigheid en volharding tracht door te dringen in de geheimen der dingen, wordt, hoewel onbewust, als het ware geleid door de hand van God, die alles in stand houdt en aan alle dingen het wezen geeft. Daarom betreuren wij bepaalde opvattingen, die soms ook onder de christenen geheerst hebben, vanwege een gebrek aan inzicht in de rechtmatige autonomie van de wetenschap, opvattingen, die spanningen en conflicten hebben veroorzaakt en aanleiding waren, dat velen een tegenstelling gingen zien tussen geloof en wetenschap. 9Vgl. Mgr. Pio Paschini, Vita e opere di Galileo Galilei. 2 vol. Ed. Vatic. 1964.


Maar als men met "autonomie van de aardse werkelijkheden” bedoelt, dat de geschapen dingen niet afhankelijk zijn van God en dat de mens er over kan beschikken zonder ze op de Schepper te richten, dan is voor iedereen die God erkent, de valsheid van deze stelling overduidelijk. Want zonder de Schepper verzinkt het schepel in het niet.