maandag 12 februari 2018

Waarom noemen wij de eerste dag van de week “zondag”?




De meeste namen van de weekdagen in onze taal komen uit de voorchristelijke tijden. De Germanen noemden de dagen in de week naar de zon, naar de maan,  naar hun godheid Donar en naar hun godin Freya. Tot op de dag van vandaag zeggen we daarom”: “zon-dag”, “maan-dag” “donder-dag” en “vrijdag”. De vraag rijst hoe deze namen na zoveel eeuwen christendom nog steeds bewaard zijn gebleven zelfs voor de eerste dag van de week, die toch als de dag van de Verrijzenis van onze Heer een geheel nieuwe betekenis gekregen heeft voor iedere Christen? 

Toen de volken in onze streken werden gekerstend door missionarissen als de H. Willibrord en Bonifatius, ging dat (van de zijde van de Kerk) niet met geweld. De Kerk kwam als een milde Moeder. De weekdagen hadden  sowieso geen christelijke naam. Wie in het brevier (Liturgia Horarum) kijkt, ziet dat behalve de zaterdag de dagen vanaf maandag met 2 worden doorgenummerd. Zo zegt  men bijvoorbeeld voor de woensdag  feria quarta , dat betekent “de vierde dag”,  op nuchtere Romeinse wijze (zoals de oude Romeinen soms zelfs hun kinderen  eenvoudig nummerde en hen Tertius en Quintus genoemd hebben (wat betekent “Derde”en “Vijfde”).

Bij de zondag lijkt het echter op het eerste gezicht moeilijk te begrijpen, dat deze dag zijn oude, Germaanse naam heeft behouden. De heilige apostel Johannes noemt de eerste dag van de week “Dag des Heren”. Als men deze dag een nieuwe betekenis wilde geven, waarom dan ook niet gelijk een nieuwe naam? Het antwoord is simpel omdat de Christenen de zondag een nieuwe, christelijke betekenis gegeven hebben. Zij dacht bij het woord “zondag” niet meer aan het hemellichaam, zij dachten aan een andere wonderbaarlijke Zon, die voor ons op Paasmorgen uit het donkere graf is opgegaan, aan Christus, “de zon van ons heil”, zoals zij de Verrezen Verlosser zo noemden. Daarom was “zondag” voor hen slechts een ander en wellicht ook dichterlijker woord voor “Dag des Heren” en geen herinnering aan een Germaans begrip.

De zon betekent licht en leven, helderheid, en warmte en vrede; alles wat leeft, juicht het tegemoet. Hij die op een zondagmorgen glorierijk uit zijn graf verrees, is ons Licht en Leven en Helderheid en Warmte en Vreugde: “Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer!”, zingt de psalmist. Wij noemen de eerste dag van de week zondag, omdat de zon van het heil deze dag helder maakt,  omdat Christus niet slechts op Paasmorgen verrees, maar steeds opnieuw -in ons midden, boven het altaar bij de H. Mis.

De Verrezen Heer is de diepste zin van onze zondagse kerkgang, niet omdat wij een onverbiddelijk gebod vervullen, maar omdat wij uit de vorst en kilte van ons dagelijks leven in de “Zon” mogen komen. Daarom noemen wij de Dag des Heren “Zondag”, omdat wij op deze dag steeds weer in een nog veel diepere zin bij het vieren en bij het begin van de Eucharistie onze soms verkilde en zondige ziel “in de Zon mogen houden”. Onze ziel wordt gezond onder het licht van de stralende zon van Gods erbarmen zoals wij ook hopen en bidden dat na onze dood het Eeuwige Licht (Lux perpetua) ons moge verlichten.