De meeste namen van de weekdagen in onze taal komen uit de voorchristelijke
tijden. De Germanen noemden de dagen in de week naar de zon, naar de maan, naar hun godheid Donar en naar hun godin Freya.
Tot op de dag van vandaag zeggen we daarom”: “zon-dag”, “maan-dag” “donder-dag”
en “vrijdag”. De vraag rijst hoe deze namen na zoveel eeuwen christendom nog
steeds bewaard zijn gebleven zelfs voor de eerste dag van de week, die toch als
de dag van de Verrijzenis van onze Heer een geheel nieuwe betekenis gekregen heeft
voor iedere Christen?
Toen de volken in onze streken werden gekerstend door
missionarissen als de H. Willibrord en Bonifatius, ging dat (van de zijde van de
Kerk) niet met geweld. De Kerk kwam als een milde Moeder. De weekdagen hadden sowieso geen christelijke naam. Wie in het
brevier (Liturgia Horarum) kijkt, ziet dat behalve de zaterdag de dagen vanaf
maandag met 2 worden doorgenummerd. Zo zegt men bijvoorbeeld voor de woensdag feria
quarta , dat betekent “de vierde dag”, op nuchtere Romeinse wijze (zoals de oude
Romeinen soms zelfs hun kinderen eenvoudig
nummerde en hen Tertius en Quintus genoemd hebben (wat betekent “Derde”en
“Vijfde”).
Bij de zondag lijkt het echter op het eerste gezicht moeilijk
te begrijpen, dat deze dag zijn oude, Germaanse naam heeft behouden. De heilige
apostel Johannes noemt de eerste dag van de week “Dag des Heren”. Als men deze
dag een nieuwe betekenis wilde geven, waarom dan ook niet gelijk een nieuwe
naam? Het antwoord is simpel omdat de Christenen de zondag een nieuwe,
christelijke betekenis gegeven hebben. Zij dacht bij het woord “zondag” niet
meer aan het hemellichaam, zij dachten aan een andere wonderbaarlijke Zon, die voor
ons op Paasmorgen uit het donkere graf is opgegaan, aan Christus, “de zon van
ons heil”, zoals zij de Verrezen Verlosser zo noemden. Daarom was “zondag” voor
hen slechts een ander en wellicht ook dichterlijker woord voor “Dag des Heren”
en geen herinnering aan een Germaans begrip.
De zon betekent licht en leven, helderheid, en warmte en
vrede; alles wat leeft, juicht het tegemoet. Hij die op een zondagmorgen
glorierijk uit zijn graf verrees, is ons Licht en Leven en Helderheid en Warmte
en Vreugde: “Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer!”, zingt de psalmist. Wij
noemen de eerste dag van de week zondag, omdat de zon van het heil deze dag
helder maakt, omdat Christus niet
slechts op Paasmorgen verrees, maar steeds opnieuw -in ons midden, boven het
altaar bij de H. Mis.
De Verrezen Heer is de diepste zin van onze zondagse kerkgang,
niet omdat wij een onverbiddelijk gebod vervullen, maar omdat wij uit de vorst
en kilte van ons dagelijks leven in de “Zon” mogen komen. Daarom noemen wij de
Dag des Heren “Zondag”, omdat wij op deze dag steeds weer in een nog veel
diepere zin bij het vieren en bij het begin van de Eucharistie onze soms
verkilde en zondige ziel “in de Zon mogen houden”. Onze ziel wordt gezond onder
het licht van de stralende zon van Gods erbarmen zoals wij ook hopen en bidden
dat na onze dood het Eeuwige Licht (Lux perpetua) ons moge verlichten.