(Cat.
13, 1. 3. 6. 23: PG 33, 771-774. 779. 799. 802)
Crux tibi gaudium sit etiam tempore persecutionis
Gloriátio sane Ecclésiæ
cathólicæ est quælibet Christi áctio: gloriatiónum vero gloriátio, crux est.
Quod probe callens Paulus ait: Mihi autem absit gloriári, nisi in cruce
Christi.
Admirándum quidem fuit et
illud, ut cæcus a nativitáte in Síloam visum recíperet: sed quid hoc ad cæcos
totíus univérsi? Magnum et supra natúram Lázarum quatriduánum resúrgere: sed
hæc tamen ad illum unum pértigit grátia; quid autem ad eos, qui in univérso
orbe peccátis mórtui erant? Mirábile, quod quinque panes in mília hóminum
quinque, fontis instar, cibum suppeditárint: sed quid ad eos qui in orbe toto
ignorántiæ fame premebántur? Admirábile prorsus solvi mulíerem, per decem et
octo annos a Sátana alligátam: sed quid hoc, si ad omnes nos spectes, qui
peccatórum nostrórum caténis constrícti erámus?
At crucis glória, et eos qui
per ignorántiam cæci erant illuminávit, et omnes sub peccáto deténtos solvit,
et univérsum hóminum mundum redémit.
Ne nos ítaque púdeat crucis
Salvatóris, immo pótius de ea gloriémur. Verbum enim crucis Iudæis quidem
scándalum est, Gentílibus vero stultítia et nobis salus. Et iis quidem qui
péreunt, stultítia est; nobis autem qui salvi fimus, virtus Dei est. Non enim
nudus homo erat qui nostri grátia moriebátur; sed Fílius Dei, Deus homo factus.
Tum vero agnus ille Móysis
institúto mactátus procul arcébat vastatórem; Agnus autem Dei qui tollit
peccátum mundi, nonne multo magis a peccátis liberárit? Ac sanguis quidem
irrationábilis ovis salútem exhibébat; Unigéniti vero sanguis non magis salútem
áfferat?
Non coácte relíquit vitam,
neque vi alláta mactátus est, sed voluntárie. Audi quid dicat: Potestátem hábeo
ponéndi ánimam meam; et potestátem hábeo íterum suméndi eam. Venit ígitur ex
líbero propósito ad passiónem, gaudens de exímio ópere, lætabúndus de coróna,
plaudens sibi de hóminum salúte: crucem non erubéscens, salútem enim dabat
orbi. Neque enim vilis erat homo qui patiebátur, sed Deus inhumanátus, deque
obœdiéntiæ præmio decértans.
Ne ergo in témpore pacis
solúmmodo gáudium tibi crux sit; verum étiam in témpore persecutiónis eándem
habéto fidem, ne in témpore pacis sis amícus Iesu, et bellórum témpore
inimícus. Accipis nunc peccatórum tuórum remissiónem, et spiritális donatívi
regis tui muníficas grátias; cum ingrúerit bellum, pro rege tuo strénue
decérta.
Iesus pro te crucifíxus est,
qui nihil peccáverat: et tu non crucifigáris pro eo qui tui grátia cruci
affíxus est? Non tu grátiam das; prior enim accepísti: sed grátiam reddis,
exsólvens débitum ei, qui propter te in Gólgotha est crucifíxus.
Tweede
lezing
Uit de Catechesen
van de H. Cyrillus, bisschop van Jeruzalem
Het kruis zij u een vreugde,
zelfs ten tijde van vervolging
De ware
roem van de katholieke Kerk is wel elke daad van Christus, maar het toppunt van
alle roem is het kruis, wat de ervaren Paulus zo passend zei: God
behoede mij ervoor op iets anders te roemen dan op het kruis van Christus.
Ook dat
feit was wel bewonderenswaardig, dat de blindgeborene in Siloam het gezicht
terugkreeg. Maar wat is dat in vergelijking met de blinden van heel de wereld?
Groot was ook het feit en boven de natuur gelegen, dat Lazarus na vier dagen
opstond uit zijn graf: deze gunst echter betrof hem alleen. Maar wat is dat in
vergelijking met hen, die in heel de wereld dood waren door hun zonden?
Wonderbaar is het, dat vrij broden, als een blijvende voorraad, tot voedsel
dienden voor vijfduizend mensen. Maar wat is dat, vergeleken bij hen, die in
heel de wereld bedreigd werden door de honger van de onwetendheid? Het is ook
zeker bewonderenswaardig, dat de vrouw, die achttien jaar door de satan
gebonden was, werd bevrijd. Maar wat betekent dat, als ge let op ons allen, die
door de boeien van onze zonden lagen vastgeketend?
Maar de
glorie van het kruis maakte én hen, die door onwetendheid blind waren, ziende;
én bevrijdde allen, die onder zonden gebukt gingen, én kocht heel de
mensenwereld vrij.
Laten wij
ons daarom niet schamen voor het kruis van de Verlosser, ja laten wij er eerder
in roemen. Want het woord ‘kruis’ is voor de Joden een ergernis, voor de
heidenen een dwaasheid, maar voor ons het heil. Voor hen, die verloren gaan, is
het wel een dwaasheid; voor ons echter, die zalig worden, is het een kracht
Gods. Want het was niet een louter mens, die voor ons stierf, maar de Zoon van
God, de Mensgeworden God.
Toen
weerde het Lam, dat volgens de instelling van Mozes geslacht werd, de verdelger
af; maar heeft dan het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt, niet
veel meer de wereld van de zonde bevrijd? Als dan het bloed van een redeloos
schaap het heil bracht, zal dan het Bloed van de Eniggeborene niet veel meer
het heil bewerken?
Niet
gedwongen legde Hij zijn leven af noch werd Hij met geweld geslachtofferd, maar
vrijwillig. Luister naar wat Hij zegt: Macht
heb Ik om mijn leven af te leggen, en macht heb Ik om het weer aan te nemen.
Hij kwam dus uit vrije keus tot zijn lijden, zich verheugend over dit uitnemend
werk, vol vreugde over de kroon, zich verheugend over het heil der mensen. Hij
schaamte zich niet over het kruis, want het bracht aan de wereld het heil. Ook
was het geen onbeduidend mens, die leed, maar de Mensgeworden God, die een
beslissende strijd leverde voor zijn gehoorzaamheid.
Niet
alleen dus in vredestijd moet het kruis u een vreugde zijn, maar ook ten tijde
van vervolging moet ge eenzelfde geloof bezitten, om niet in vredestijd een
vriend van Jezus te zijn, maar zijn vijand in tijd van oorlog. Nu ontvangt ge
de vergiffenis van uw zonden en brengt ge de verschuldigde dank voor het
geestelijk geschenk van uw Koning.
Jezus,
die in niets gezondigd had, werd voor u gekruisigd: en zoudt gij dan niet
gekruisigd willen worden voor Hem, die voor u aan het kruis werd genageld? Gij
schenkt geen gunst; ge hebt ze eerder ontvangen. Maar ge geeft een gunst terug,
als ge uw schuld betaalt aan Hem, die voor u op Golgotha werd gekruisigd.