vrijdag 20 maart 2020

Preek van onze Pastoor op de Vierde Zondag van de Veertigdagentijd "Dat Jezus onze ogen opent voor het licht dat hoop geeft in bange dagen" 2020 (B)

Afbeeldingsresultaat voor blindgeboren evangelie

Mijn moeder zegt wel eens: ’een blinde was blij als hij het zag’, als we volgens haar teveel op futiliteiten letten, zoals een vlek op haar trui. Wat dat betreft heb ik het niet van een vreemde: vaak moeten anderen mij erop attent maken dat ik mijn bril eens moet poetsen. ‘Een blinde was blij als hij het zag’, dingen waar wij zienden misschien helemaal geen oog voor hebben. Daarover gaat het in het evangelie van vandaag. De blindgeborene wiens ogen worden geopend, de zienden die ziende blind zijn: “is dat niet de man die zat te bedelen?. Sommigen zeiden: ja, hij is het. Anderen, nee, hij lijkt alleen maar op Hem. Hijzelf zei: Ik ben het”. ‘Ik ben het’, zei de blinde – ‘Ik ben het’, zei Jezus, ‘Ik ben het licht der wereld’.
Kunnen we het zien? Durven we het zien? Jezus, het licht der wereld? “Die man komt niet van God, want Hij onderhoudt de sabbat niet. Anderen zeiden: hoe zou een zondig mens zulke tekenen kunnen doen?” – Wij weten dat die man die Jezus heet een zondaar is. Hij echter antwoordde: Of Hij een zondaar is weet ik niet. Eén ding weet ik wel: dat ik blind was en nu zie … Als deze man niet van God kwam, had hij zoiets nooit kunnen doen”.
Jezus is dus geen zondaar. Maar wat is Hij dan wel? Volgens de genezene moest het wel om een profeet gaan. Want “als deze man niet van God kwam, had hij zoiets nooit kunnen doen”.  Jezus zelf noemt zich ‘de Mensenzoon’. “Geloof Ge in de Mensenzoon?, vroeg Jezus. De blinde antwoordde: Wie is dat, Heer? Dan zal ik in Hem geloven. Jezus zei hem: het is degene die met U spreekt. Toen zei hij: ik geloof, Heer. En hij wierp zich voor Hem neer”.
De genezene had blijkbaar geen nadere uitleg nodig. Wij zouden ons afvragen: wat bedoelt Jezus eigenlijk met ‘Mensenzoon’, is dat inderdaad meer dan zomaar een ‘mensenkind’? Toen de genezene hoorde dat het om Jezus ging, was de stap naar geloof gauw gezet. Hij had aan den lijve ervaren wat het betekent te kunnen en te mogen zien. In de Jezus die hem de ogen geopend had wilde hij maar al te graag geloven.
Wie is Jezus? Moet je inderdaad in Hem geloven wil je genezen, wil je gered kunnen worden? Voor de Farizeeën was dat blijkbaar toch een stap te ver. Ze zagen wel de blindgeborene wiens ogen waren geopend, maar konden en wilden maar niet geloven dat Jezus daarin en daardoor niets minder dan Gods werken aan het licht wilde brengen. “Wij moeten de werken van Hem die Mij gezonden heeft verrichten zolang het dag is”, had Jezus eraan toegevoegd.” Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld”. Nu Hij van de aarde is weggenomen, moeten we het met minder doen, met minder duidelijke tekenen.
Misschien is de coronacrisis waarin wij ons momenteel bevinden wel zo’n teken, een “nacht waarin niemand kan werken”, een duisternis die ons hindert te doen wat we altijd gedaan hebben, een al dan niet vrijwillige quarantaine die onze economie en ons sociale leven lam legt. Het zijn juist deze omstandigheden die ons uitnodigen oog te hebben voor de dingen die werkelijk belangrijk zijn, dingen die het leven ondanks alles toch de moeite waard maken, wat er ook gebeurt, wat ons ook overkomt. Maar je moet het wel willen zien, er desnoods zelf werk van maken om het ook voor anderen zichtbaar te maken.
Nu, aan het begin van de crisis, is het misschien voor veel mensen nog spannend, maar naarmate het langer duurt kunnen we best wat meer gebruiken dan de peptalk van welke hoogwaardigheidsbekleder ook. Dat Jezus onze ogen opent voor het licht dat hoop geeft in bange dagen, het licht dat zelfs onze grootste duisternis weet te doordringen. Dat licht wil Jezus voor ons zijn. Hier en nu al, zeker in de duisternis van de coronacrisis, maar ook en vooral straks als de schaduw van de dood over ons zal vallen.