donderdag 18 oktober 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXVIII per annum feria VI


   Ad Officium lectionis

Lectio altera

E Libris sancti Augustíni epíscopi De Civitáte Dei (Lib. 10, 6: CCL 47, 278-279)

Tweede lezing

Uit het boek over ‘De stad Gods’, van de H. Augustinus, bisschop
(Lib. 10, 6: CCL 47, 278-279)

Op iedere plaats wordt er aan mijn naam geofferd en een reine offerande opgedragen

Een waar offer is ieder werk, waardoor wij in heilige eensgezindheid God aanhangen, ieder werk namelijk, dat betrokken is op dat doel van het goede, waardoor wij waarachtig gelukkig kunnen zijn. Vandaar dat de barmhartigheid zelf, waarmee wij een mens te hulp komen, geen offerande is, als het niet om God geschiedt. Want hoewel iets van een mens uitgaat of door een mens gebracht wordt, is toch de offerande zelf een goddelijk iets, zodat het ook door de Latijnen met het woord sacrificium wordt benoemd. Vandaar dat ook de mens zelf, die in naam van God wordt geheiligd en Hem wordt toegewijd, een offerande is, in zoverre hij aan de wereld sterft en voor God leeft. Want ook dit is een akte van barmhartigheid, van die barmhartigheid die men zichzelf bewijst. Daarom staat er geschreven: Heb medelijden met uw ziel, doordat gij God zoekt te bevatten.

Omdat nu de ware offeranden bestaat in werken van barmhartigheid zowel jegens onszelf als jegens onze naaste, welke werken op God worden betrokken – werken van barmhartigheid hebben echter altijd tot doel te bevrijden van ellende en hierdoor gelukkig te zijn (wat alleen maar mogelijk is door dat goed, waarover gesproken is: Doch mij is het goed, in Gods nabijheid te blijven) – dan volgt zonder meer, dat de gehele verloste stad, dit is, de vereniging en de gemeenschap der heiligen, als een alomvattende offerande aan God wordt gebracht door de Hogepriester, die zich zelf voor ons, opdat wij het lichaam van een zo verheven hoofd zouden zijn, heeft geofferd in zijn lijden volgens zijn gestalte van dienaar-zijn. Die gestalte bood Hij aan, in die gestalte werd Hij geofferd, omdat Hij volgens die gestalte middelaar is, in die gestalte priester, en daarin ook offerande is.

Nadat de Apostel ons vermaand heeft, dat wij onze lichamen zouden aanbieden als een levend, heilig, aan God welgevallig offer; een geestelijke eredienst, die ons past, en dat wij ons niet gelijkvormig moeten maken aan deze wereld, maar ons omvormen in nieuwheid van geest, om te getuigen, wat de wil van God is, wat een goede, welgevallige, volmaakte en volledige offerande is, gaat de Apostel aansluitend aan deze vermaning voort: Krachtens de genade, die mij is geschonken, zeg ik tot ieder van u: schat uzelf niet hoger dan gij moogt schatten, schat uzelf met bedachtzaamheid naar de mate van het geloof, die God ieder persoonlijk heeft toebedeeld. Want zoals wij in een en hetzelfde lichaam vele ledematen hebben, hebben deze niet alle dezelfde taak. Zo vormen wij velen tezamen ook één lichaam in Christus, maar als enkelingen zijn wij ledematen, op elkander aangewezen, in het bezit van verschillende gaven overeenkomstig de genade, die ons gegeven is.

Dat is de offerande van de christenen, velen vormen één lichaam in Christus. Dat brengt de Kerk ook dikwijls in praktijk bij het altaar-sacrament, dat de christenen bekend is en waar aan die Kerk wordt voorgehouden, dat in hetgeen zij offert, zij zichzelf offert.