Sint Franciscus van Assisi
Zijn vader is een rijke koopman. Natuurlijk hoopt hij, dat zijn zoon later de zaak overneemt. Daarom is het goed, dat Franciscus veel rijke vrienden heeft, die later bij hem komen kopen. De vader geeft aan Frans veel geld om feest te vieren. Zo krijg je natuurlijk vrienden. Er is het ene feest na het andere.
Wanneer de stad Assisi ruzie heeft met een andere stad, gaat Franciscus ook mee vechten. Maar daar heeft hij pech mee. Want al gauw brengen ze hem gewond naar huis. Hij zal geen ridder worden, tenminste niet zoals zijn vader het denkt.
Op een dag zit Franciscus in een oude kapel. Wat ziet ze er uit. Er zijn gaten in het dak, stenen zitten los, de vloer is gescheurd. In die kapel hangt een oud kruis. Wat gebeurt er nu? Je zult het bijna niet geloven. En toch is het waar. Het kruis begint opeens te praten. Tegen Franciscus. "Franciscus, zie je niet hoe mijn huis tot een ruïne vervalt? Ga het voor Mij herstellen."
Franciscus herstelt het kerkje, dat je nu nog kunt zien. Maar hij doet meer. Hij geeft steeds meer weg aan de arme mensen. Er zijn geen feesten meer. Alles is voor de armen. Dan gebeurt er nog iets heel belangrijks. Op een dag komt Franciscus een melaatse tegen. De jonge man rilt van afschuw. Maar dan geeft hij aan deze zieke een kus. Dat is heel gevaarlijk, want dan kun je zelf ook melaats worden. Franciscus kent zich zelf niet meer terug. Toen hij nog een feestvierder was, zou hij nooit naar een melaatse hebben omgekeken. En nu doet hij zo.
Intussen is de vader van Franciscus heel boos. Wat zullen we nou krijgen! Gaat me dat jong alles weggeven! En kijk eens hoe hij er zelf bij loopt! Is dat de jongen die straks de rijke winkel moet overnemen? Al het geld verknoeit hij aan kerken en aan arme mensen! Zo kun je geen zakenman worden!
Wat de vader ook probeert, Franciscus blijft voor de armen zorgen. Dan wordt de vader zo kwaad, dat hij al het geld van Franciscus terugeist. Midden voor de kerk van de bisschop geeft Frans niet alleen zijn geld, maar ook nog zijn kleren terug aan de vader. Nu heeft hij geen vader meer. Zijn enige vader is nu God.
In de buurt ligt nog een oud kerkje. Daar gaat Franciscus helemaal alleen wonen. Hij wordt een kluizenaar. Hij leeft heel streng. Hij vast veel en bidt. Hij doet dat om zijn eigen zonden goed te maken. Maar hij doet het ook voor de zonden van andere mensen. Wanneer hij een keer de heilige Mis dient, hoort hij het evangelie, waarin Jezus de apostelen uitstuurt om te gaan preken. Franciscus begrijpt, dat hij dat ook moet gaan doen. Dus verlaat hij zijn kerkje en gaat overal over God en Jezus vertellen. De mensen begrijpen er niets van. Is dat niet die rijke jongen van die deftige winkel? Moet je eens kijken! Het lijkt wel een bedelaar! En wat praat hij toch over God? Toch zijn er ook mensen die gaan nadenken. Zo komen de eerste broeders bij Franciscus. Ze willen net zo gaan leven als hij. Wanneer de broeders van Franciscus ook in Rome komen, geeft de paus hen verlof, om bij elkaar te blijven. Zo zijn de franciscanen ontstaan. Overal hebben ze gepreekt en goed voor de arme mensen gezorgd. Franciscus wordt hun eerste overste.
Jezus laat op een dag zien, dat Hij veel van Franciscus houdt. In de handen en voeten van Franciscus komen dezelfde wonden die Jezus ook had. Nu lijkt Frans nog meer op Jezus. En Frans laat ook zien, hoeveel hij van Jezus houdt. Hij maakt ook een heel mooi lied, waarin hij God bedankt voor al het mooie van de natuur. Dat noemen we het Zonnelied.
Wanneer Franciscus 44 jaar oud is, sterft hij. Al twee jaar later wordt hij heilig verklaard.
We vieren het feest van Franciscus op 4 oktober.
Heilige Franciscus, u hebt een kerkje voor God opgeknapt. Maar u hebt de Kerk van God, die dreigde te vervallen, nog veel meer opgeknapt door uw preken en goede werken. Help ons, dat wij in onze tijd ook leven zoals u. Dan zal de Kerk weer net zo mooi worden als u haar toen gemaakt hebt. Amen.
Met dank aan Pastoor Domen van de H. Dionysiusparochie in Heerhugowaard