zondag 5 maart 2017

Liturgia Horarum Leo de Grote Over het goed van de liefde

Uit de Preken van de H. Leo de Grote, paus

Over het goed van de liefde 


Uit de reeks “Werken van barmhartigheid” van Dirk Bouts

In het Evangelie van Johannes zegt de Heer: Hieraan zullen allen herkennen, dat gij mijn leerlingen zijt, dat gij liefde hebt tot elkander. En in de Brief van dezelfde Apostel leest men: Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en eenieder die leefheeft, is uit God geboren en kent God; wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.

Laten daarom de gelovigen in zichzelf keren en de innerlijke gevoelens van hun hart aan een waarachtig onderzoek onderwerpen; en als zij er zich bewust van zijn, dat er in hun hart iets te vinden is van de vruchten der liefde, behoeven zij er niet aan te twijfelen, dat God in hen woont, en om steeds meer en meer bevattelijk te worden voor zo’n grote Gast, moeten ze steeds meer werken doen van een volgehouden barmhartigheid.

Want als God liefde is, mag de liefde geen grens kennen, omdat de Godheid niet door grenzen kan worden beperkt.

Derhalve, mijn geliefden, hoewel elke tijd geschikt is voor het beoefenen van de liefde, sporen deze dagen (van de Vastentijd) er heel bijzonder toe aan; opdat zij, die het Paasmaal van de Heer met heiliging van ziel en lichaam wensen te ontvangen, vooral die genade trachten te verkrijgen, waarin het geheel van alle deugden is vervat en waarvoor een menigte van zonden wordt bedekt.

Nu wij ons voorbereiden om het boven alles verheven mysterie te gaan vieren, waardoor het Bloed van Jezus Christus onze misdaden heeft uitgewist, laten wij dan op de eerste plaats offers van barmhartigheid daarvoor toebereiden; opdat, wat Gods goedheid voor ons gedaan heeft, ook wij mogen tonen aan hen, die tegenover ons misdaan hebben.

Ten opzichte van de armen en hen die met allerlei gebreken belast zijn, moeten wij nu een nog grotere mildheid aan de dag leggen; zodat uit de mond van velen aan God dank gebracht wordt en de verkwikking van de behoeftigen ons vasten bevordert. Want in géén toewijding van de gelovigen schept God meer welbehagen dan in die, welke aan de armen is gewijd. Waar Hij de zorg van het medelijden vindt, dáár herkent Hij het beeld van zijn eigen barmhartigheid.

Laat men bij dat wegschenken geen tekort aan middelen vrezen, want die goedheid zelf is een groot vermogen en er kan geen voorraad ontbreken voor vrijgevigheid, waar Christus voedt en gevoed wordt. In heel dit werk komt er een hand tussenbeide, die het brood doet aangroeien door het te breken en het vermeerdert door het uit te delen.

Zonder zorg en blijmoedig zij degene, die aalmoezen uitdeelt, want dan zal hij de grootste winst behalen, wanneer hij voor zichzelf het minst achterhoudt, zoals de zalige apostel Paulus zegt: Hij die de zaaier zaad verschaft en voedsel om te eten, zal ook u zaad verschaffen en het vermenigvuldigen en de oogst van uw milddadigheid doen gedijen, in Christus Jezus onze Heer, die leeft en heerst met de Vader en de Heilige Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.


(Sermo 10 de Quadragesima, 3-5: PL 54, 299-301)