maandag 27 maart 2017

Wij gaan op naar het Paasfeest, en voorvoelen reeds de blijdschap van het mysterie

Overweging bij zondag Lætare



 “Heb vertrouwen, Jeruzalem, want de Heer zal al uw ongerechtigheden wegnemen. Afwassen zal de Heer de smetten van uw zonen en dochters, door de stormwind van het oordeel en door de stormwind van het vuur (Is 4,4). Hij zal u besprenkelen met zuiver water: dan zult gij gereinigd worden van al uw vlekken (Ez 36,25). de koren der engelen omringen u en zeggen: Wie is zij die daar opstijgt in witte glans, leunend op haar Geliefde? (Hoogl 8,5). Want de ziel die eertijds een slavin was, heeft zich nu de Heer zelf tot Geliefde verkoren” (H. Cyrillus van Jeruzalem).
Met deze gedachten bereiden wij ons voor op het Paasfeest: de Heer zal zijn uitverkorenen verlossen, en Christus zal de Broeder en de Bruidegom zijn van het geestelijke Jeruzalem van de Kerk. Zo groot is deze vreugde, dat zij ons midden in de vastentijd op deze zondag een ogenblik de droefheid van onze boete doet vergeten. Wij gaan op naar het feest, en reeds voorvoelen wij de blijdschap welke ons in het mysterie van dit feest wordt geschonken.
Hoe werkelijk echter de verlossing is waaraan wij door het geheim van Christus’ dood en opstanding deelachtig zijn geworden, wij mogen niet vergeten dat het Paasfeest op aarde slechts het voorspel is van het feest dat wij in de eeuwigheid zullen genieten. Want het meest verheven en meest werkelijke feest is het feest van het eeuwige leven: het eeuwig geluk als wij waarlijk voor Gods aanschijn zullen staan. Daarom wordt ons hier op aarde de voelbare vreugde slechts bij uitzondering geschonken.
Maar ook als wij de aanwezigheid Gods niet op deze wijze gevoelen, is Hij de verloste mens nabij. En deze zekerheid is tevens een reden tot vreugde. Zij spoort ons aan steeds aan Gods tegenwoordigheid te denken en dichter tot Hem te komen door al onze werken, door onze wil en onze liefde. Want nu wij het eeuwige feest nog niet hebben bereikt, moeten wij voortdurend de Heer zoeken door gebed en boete. Hij is ons nabij in zijn genade en in de mysteries der feesten welke de Kerk op aarde mag vieren. Maar Hij vraagt van ons dat wij Hem daar zouden vinden, steeds opnieuw, om daardoor inniger met Hem te worden verenigd.
(Uit het “Groot Gebedenboek”)