Uit de onderrichtingen van de heilige Cyrillus, bisschop van Jeruzalem († 386)
Maakt het vat van uw ziel gereed om de heilige Geest te ontvangen.
‘Jubel dan, hemel, en aarde juich’ (Ps. 96 (95), 11; vgl. Jes. 49, 13) om hen die met hysop besprenkeld en met geestelijke hysop gereinigd gaan worden (vgl. Ps. 51 (50), 9), in de kracht van Hem die in het lijden met hysop en rietstok gedrenkt werd (vgl. Joh. 19, 29). Laten ook de hemelse machten zich verheugen. Laten zij die met de geestelijke Bruidegom verbonden gaan worden, zich gereedmaken. Want hoort: ‘Daar klinkt een stem die roept: baant voor de Heer een weg door de steppe’ (Jes. 40, 3).
Luistert dan, kinderen van de gerechtigheid, naar wat Johannes zegt, wanneer hij ons toeroept: ‘Maakt de weg recht voor de Heer’ (Joh. 1, 23). Neemt alle hindernissen en struikelblokken weg, opdat gij rechtstreeks naar het eeuwige leven gaat. Reinigt de vaten van uw ziel door een ongeveinsd geloof en maakt ze klaar om de heilige Geest te ontvangen. Begint uw kleren te wassen in boetvaardigheid, opdat gij, tot het bruidsvertrek geroepen, rein bevonden wordt.
De Bruidegom roept immers allen zonder onderscheid, want zijn genade is overvloedig, en door het luid geroep van zijn boden worden allen verzameld (vgl. Mt. 22, 9-10). Diezelfde Bruidegom brengt vervolgens een scheiding aan onder hen die gekomen zijn op de bruiloft, die een voorafbeelding van het doopsel is.
Laat het nu niet gebeuren dat iemand van hen die ingeschreven zijn te horen krijgt: ‘Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder bruiloftskleed’ (Mt. 22, 12)?
Moge het echter zo zijn dat gij allen te horen krijgt: ‘Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart gij trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw Heer’ (Mt. 25, 21).
Nu hebt gij immers zo lang buiten aan de deur gestaan. Moogt gij dan allen zeggen: ‘De koning heeft mij in zijn vertrekken binnengevoerd’ (vgl.. Hoogl. 1, 4). ‘Verheugd en blij ben ik in de Heer, verrukt is mijn geest om mijn God. Want heil gaf Hij mij als gewaad, gerechtigheid kreeg ik als mantel; getooid als een bruidegom met een kroon, gesierd als een bruid met haar bruidstooi’ (Jes. 61, 10).
Moge uw ziel zonder vlek of rimpel of iets van dien aard bevonden worden (vgl. Efl 5, 27). Dat bedoel ik niet vóór het ontvangen van de genade. Hoe zou dat immers kunnen, omdat gij juist gekomen zijt om vergiffenis van de zonden te verkrijgen? Moge uw geweten echter, wanneer u de genade geschonken wordt, rein bevonden worden en dan met de genade gelijke tred houden.
Het doopsel is werkelijk een zaak van groot belang, broeders en zusters. Richt hierop al uw aandacht. leder van u zal voor God geplaatst worden, ten overstaan van de ontelbare heerscharen van de engelen. De heilige Geest zal uw ziel van een merkteken voorzien. Gij zult ingelijfd worden bij het leger van de grote koning.
Bereidt u dan voor, maakt u gereed, niet door u in de schitterendste gewaden te hullen, maar door u toe te rusten met een goed geweten en met godsvrucht,